Spelende kinderen, vrienden en families die samenkomen, een man wiens baard aandachtig geknipt wordt: waar nieuwsbeelden van Palestina doorgaans conflict en tragedie tonen, richt fotograaf Adam Rouhana (1991) sinds 2022 zijn lens op de schoonheid van het alledaagse leven, in wat hij ‘historisch Palestina’ noemt.
Zelf is hij van Palestijnse afkomst, maar hij is geboren in de Verenigde Staten en woont in Londen; elk jaar gaat hij naar zijn vaderland. Met zijn werk wil hij de eenzijdige beeldvorming van Palestina zoals hij die in de westerse media tegenkomt, doorbreken, zegt Rouhana.
Dit betekent niet alleen het in beeld brengen van de dagelijkse realiteit, maar ook het bevragen van bestaande machtsstructuren binnen de beeldvorming. „We moeten luisteren naar Palestijnse (foto)journalisten – zij kennen hun eigen werkelijkheid het best.”
Foto’s Adam Rouhana
De serie Before Freedom brengt deze visie tot leven met beelden van de afgelopen drie jaar uit historisch Palestina, buiten de Gazastrook, in steden als Haifa, Jeruzalem, Nablus en Bethlehem. De serie toont momenten van vreugde, maar ook zichtbare instrumenten van onderdrukking, zoals Israëlische soldaten, checkpoints en camera’s met gezichtsherkenningstechnologie.
Foto Adam Rouhana
„Ik heb geen verwachtingen van wat mensen voelen of begrijpen als ze mijn beelden zien”, vertelt Rouhana. Toch is er een onderliggende boodschap: Palestina is méér dan een conflictgebied. Het is een plek die liefde, plezier en schoonheid kent, zegt hij, die het verdient in zijn volle gelaagdheid gezien te worden.
Het kon ook niet goed blijven gaan, nou ja min of meer goed, in Syrië na de val van Bashar al-Assad. Meer dan vijftig jaar dictatuur, de hoofdrolspeler als dief in de nacht naar Moskou verdwenen en in plaats daarvan, haast uit het niets, een tegenovergesteld regime. Overwegend alawitisch/shi’itische machthebbers vervangen door sunnieten, een seculier bewind opgevolgd door ex-jihadisten, die althans beweren ‘ex’ te zijn. Overal wapens, onnoemelijk veel onrecht en dan géén grootscheepse afrekeningen? Geen pogingen de macht te heroveren?
Wel dus. Drie maanden na het stiekeme vertrek van de leider zouden de afgelopen dagen alleen al in Assads alawitische hartland rond Latakia en Tartous aan de kust meer dan duizend doden zijn gevallen bij gevechten tussen oude en nieuwe machthebbers; de doden in overgrote meerderheid alawitische burgers. Wat er precies is gebeurd, is nog lang niet duidelijk. Grofweg aan de ene kant Assadisten, die begonnen, aan de andere kant eenheden van het nieuwe regime die reageerden, maar ook irreguliere milities die daaraan losjes zijn verbonden en vanuit elders in het land te hulp snelden. Krachtvoer voor desinformatie.
Maakt de burgeroorlog een comeback? Het stropdassenarsenaal dat het diplomatieke pad van zelfverklaard president Ahmed al-Sharaa die eerste maanden een beetje hielp effenen (iemand met zoveel mooie dassen kan toch geen jihadist zijn!) gaat met duizend doden niet werken. Zondag beschuldigde hij „het vroegere regime en buitenlandse partijen” ervan het land „in een burgeroorlog te sleuren met het doel het te verdelen”. Hij beloofde iedereen die bij het bloedvergieten is betrokken te vervolgen. Zijn zwarte pak met das oogde machteloos.
Als ik naar Syrië kijk, kan ik alleen pessimistisch zijn. Niet alleen om de Assadistische revanchisten maar om al die minderheden: alawieten, christenen, Koerden, druzen en ‘wie-vergeet-iks’, met hun grieven en angsten. De sunnitische meerderheid, met háár grieven en ambities. Laaghangend fruit voor al die buitenlanden, aangrenzend of verderop, met hun openlijk verklaarde belangen. Niet de belangen van de Syriërs.
Als hoofdrolspelers zijn Iran en Rusland vervangen door Israël en Turkije dat mede de hand had in Sharaas machtsgreep en zoveel mogelijk invloed wil houden om zijn Syrische vluchtelingen kwijt te raken. En om de Koerden in het olierijke en vruchtbare noordoosten in toom te houden die onder Assad een macht van betekenis zijn geworden. Een Koerdische generaal toonde zich juist ontvankelijk voor Israëlische steun tegen Turkije (sprekend voorbeeld van dat laaghangende fruit). Israël op zijn beurt moet niets hebben van de Turkse invloed of de „jihadisten in pak” aan de macht. Het heeft het zuiden van Syrië tot verboden terrein voor het nieuwe Syrische leger verklaard, honderden luchtaanvallen op militaire doelen uitgevoerd en de druzische gemeenschap zijn bescherming opgedrongen. Wie aan een Syrische druus komt, komt aan Israël. Reuters heeft overtuigend bericht over een Israëlische lobby bij de regering-Trump om Syrië zwak en verdeeld te houden.
Trump is niet geïnteresseerd in Syrië, zei hij in december na Assads vlucht; er zijn niet genoeg delfstoffen om buit te maken, vertaal ik die uitspraak. Anderzijds zou hij Syrië kunnen helpen rédden – zou dat niet mooi zijn, grote regelaar? Sinds jaar en dag zijn moordende Amerikaanse sancties van kracht, die samen met net iets lichtere Europese strafmaatregelen Syrische wederopbouw onmogelijk maken. Negen op de tien Syriërs leeft onder de armoedegrens. Als iets Syrië zou helpen, zou het intrekking van zoveel mogelijk sancties zijn.
Geloof ik het? De zwaarste, de sancties onder de Caesar Act uit 2020, zijn eind december tot 2029 verlengd. Europa aarzelt met grote gebaren naar Sharaas bewind, zeker nu. Minister Faber had geen slechter moment kunnen kiezen voor haar nieuwe campagne voor vrijwillige terugkeer naar Syrië.
Carolien Roelants is Midden-Oostenexpert. Ze schrijft om de week een column.
Even een luchtje scheppen, een frisse neus halen? Vrijwel iedereen in Nederland zal weten wat met die uitdrukkingen wordt bedoeld. Maar schone lucht is helaas een zeldzaamheid. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) maakte dinsdag bekend dat slechts zeven (!) landen ter wereld voldoen aan de richtlijnen voor luchtkwaliteit, met name als het om concentraties fijnstof en stikstofdioxide gaat, en slechts 17 procent van de steden.
Eerder al constateerde de WHO dat 99 procent van de wereldbevolking ergens woont waar de lucht niet schoon genoeg is. VN-Kinderfonds Unicef en het Health Effects Institute berekenden dat elke dag tweeduizend kinderen onder de vijf jaar sterven als gevolg van luchtvervuiling, en dat luchtvervuiling verantwoordelijk is voor bijna acht miljoen doden per jaar.
Longziekten als astma, COPD en longkanker zijn een direct gevolg van slechte luchtkwaliteit, en er is een verband tussen de langdurige blootstelling aan luchtvervuiling en de verhoogde kans op, en daarmee sterfte aan, hart- en vaatziekten, hersenaandoeningen en vroeggeboorten.
Wie het belang van klimaatmaatregelen bagatelliseert, naleving van normen negeert, en invoer van beleid traineert, realiseert zich duidelijk niet wat de gevolgen voor de samenleving zijn. De WHO-normen zijn weliswaar aanbevelingen en géén bindende voorschriften, maar zonder schone lucht valt niet te leven.
Dat gaat over de inwoners van een stad als Delhi, die via een app bijhouden of ze naar buiten kunnen en waar het in de herfst voelt alsof je „elke dag dertig sigaretten” rookt, zo tekende de NRC-correspondent vorig jaar op. Waar scholen regelmatig sluiten als de smog te dik is.
Het gaat over de inwoners van Schiedam, die te midden van de zware scheepvaart en chemie, vliegveld en snelwegen wonen. De lucht is daar 2,15 keer zo vies als de WHO-advieswaarden samen toestaan, zo ontdekte onderzoeksprogramma Pointer. Rijswijk en Ridderkerk zijn de nummer 2 en 3 meest vervuilde gemeenten in Nederland volgens Pointer, met respectievelijk 2,08 en 2,04 keer de toegestane gemiddelde advieswaarde.
Veel van de luchtvervuiling wordt door de mens zelf veroorzaakt. Ze ontstaat bij de verbranding van kolen, gas en olie. Door industrie, landbouw en verkeer. Door koken op hout of het aansteken van de open haard. En door bedrijfswagens en vrachtauto’s, verantwoordelijk voor de uitstoot van onder meer (ultra)fijnstof, zwavel en stikstofoxide.
Terecht dus dat in Nederland veertien gemeenten begin dit jaar milieumaatregelen namen door een zero-emissiezone in te stellen waar dieselvoertuigen niet langer welkom zijn, en dat een twintigtal gemeenten volgt. Teleurstellend dat de Tweede Kamer probeerde gemeenten te dwingen tot uitstel van plannen die al tien jaar in de maak waren. Sneller verduurzamen, hoe ingewikkeld ook met een beperkte stroomcapaciteit, is noodzakelijk.
Op de Schone Lucht Akkoord-conferentie vorige maand zei staatssecretaris Chris Jansen (Openbaar vervoer en Milieu, PVV) dat inwoners recht hebben op schone lucht. Hij vindt dat Nederland weliswaar niet voorop hoeft te lopen, „maar wel zijn stinkende best [moet] doen om de aangescherpte EU-normen voor schone lucht te halen”. Dat klinkt bemoedigend, laat het een aansporing zijn voor het hele kabinet als het gaat om klimaatbeleid.
Lees ook
De lucht is een ziekmaker. Hoe kan die schoner worden?
Suggestie: zie het Boekenweekgeschenk van dit jaar eens echt als een geschenk, en dan niet aan uzelf, maar geef het, na het lezen, aan een tiener. Eentje die zelf misschien wat minder geneigd is om tijdens de Boekenweek een boek te kopen en voor wie De krater van Gerwin van der Werf dan een mooie kennismaking is met literatuur, met waar literatuur over gaat.
Zoals: dat een verhaal over één ding lijkt te gaan, maar tegelijkertijd ook over iets anders gaat. Over iets groots en kwetsbaars dat met een omweg gemakkelijker of zelfs beter te benaderen is dan wanneer je er rechtstreeks op afkoerst. Zoals een reis soms niet draait om de bestemming maar om de weg ernaartoe – en dan met andere, frissere woorden.
De krater gaat letterlijk over een reisje, een roadtrip van drie jongeren, Eden en haar twee broers. Ze vertrekken op een vroege ochtend aan het begin van de zomer in „die lelijke rode Volkswagen Golf uit het jaar nul” van Johnny, de losgeslagen oudste. Een soort interventie, want Benji, de vastgedraaide jongste, komt z’n bed niet meer uit, behalve nu Eden bedacht heeft om met z’n drieën naar de dichtstbijzijnde meteorietkrater te rijden, ergens in Duitsland. Want „het enige wat hij thuis deed was filmpjes kijken over ruimtevaart, sterren en planeten, zwarte gaten en weet ik veel, hij las er zelfs boeken over”.
Knettersuiker
Weet zij veel – verteller Eden klinkt ook echt als een tiener. Dankzij Gerwin van der Werf (1969), die met deze novelle een blind gejureerde wedstrijd won en daarmee als relatief onbekende naam een geschenk voor honderdduizenden mocht publiceren. De tienerstem is hem toevertrouwd, getuige de eerdere levensechte jongeren in Strovuur (2020) en De droomfabriek (2022), beide genomineerd als het Beste Boek voor Jongeren. Of in elk geval laat hij zijn personages klinken zoals we jongeren in jongerenliteratuur graag horen – denk aan de slimmerds voor wie veel in het leven dramatisch en overweldigend is en die daar grip op krijgen met droogkomische overdrijvingen: „Ik denk dat de oogrol en de duckface tot het beste behoren wat onze beschaving heeft voortgebracht, samen met chocoladeroomijs en knettersuiker.” En: „Als je die gast in een vergelijking opneemt heb je er niet één variabele bij, dan heb je de chaostheorie in de praktijk.” Dat gaat over Johnny, die Eden een „verkeersbordenseksueel” noemt (omdat hij verkeersborden losschroeft en mee naar z’n slaapkamer sleept), Benji is dan een „kosmosseksueel”.
Behalve in de overtuigende stem laat Van der Werf zijn kundigheid zien in de dosering van zijn verhaal. De krater heeft een lekker tempo en zit goed in elkaar, vol verteltechnische slimmigheden, zoals voorgeschiedenissen die niet omslachtig uitgespeld worden maar vanzelf langskomen, en zoals brokjes informatie en grapjes (Johnny’s verkeersbordenliefde) die later handig ingezet worden in de plot. Er is vermakelijk roadtripgedoe, met een bijna-lege benzinetank en een plaatsnaam die aan twee Duitse provinciestadjes blijkt te zijn gegeven.
Tussendoor vertelt Van der Werf het eigenlijke verhaal, in hoe Eden op de dingen reageert, in waar ze omheen blijft cirkelen. Er zit nog allerlei gevoel rond hun vader, die ze verloren aan zelfmoord. En rond de zorg voor en om Benji, „voor wat hij kan aanrichten, voor de krater die hij kan slaan”, maar ook rond Edens eigen angsten en twijfels, waar niemand eigenlijk oog voor heeft, ook zijzelf niet. „Verdomme nog aan toe”, schrikt ze bij die realisatie, „dit hele verhaal ging toch zeker niet over mij?”
Wel dus. Maar Eden is gewend zich onzichtbaar te houden, ook uit ongemak over de terugkerende „honderdduizenddollarvraag” naar haar gender. Non-binair vindt ze „ook weer zo’n sticker die ze op je borst plakken”, dus: „Dan zeg ik: ik ben Eden, en ik ben verder niks.” Probleem: onzichtbaarheid draait soms uit op jezelf wegcijferen, en dat is ook weer niet de bedoeling.
Stoned
Dat verwart haar, en die gemoedstoestand bepaalt ook regelmatig het verhaal van De krater, bijvoorbeeld wanneer Eden een paniekaanval krijgt in een tankstation, wat een bijna hallucinante scène oplevert. Daar pakt Van der Werf lekker mee uit, door haar het raadselachtige „Anadanish lushoemoe” te laten horen, naar de boodschap aan buitenaardse beschavingen aan boord van de Voyager-ruimtesondes. Hela, wat gebeurt daar precies voor iets Everything Everywhere All at Once-achtigs? Staat Eden even in contact met het universum of zo?
Van der Werf laat het passeren én een rol van betekenis spelen, hij neemt het tegelijk serieus en doet het ook af als stoned gewauwel. Waarmee hij heel aanschouwelijk doceert wat een literair verhaal ons over de wereld kan vertellen. Literatuur kan namelijk grootse verbanden suggereren, maar: zonder uitsluitsel te geven. Het maakt het raadsel alleen maar groter, en daar heb je je bij neer te leggen, al is dat ook weer geen relativering van de waarde die je eraan kunt hechten. Dat knoopt Van der Werf dan weer knap en handig aan het persoonlijke verhaal, aan Edens onzichtbaarheid en Benji’s mijmering over dark matter in de kosmos – materie die we niet zien, maar wel overvloedig bestaat. „Dark betekent niet slecht, het betekent onzichtbaar”, weet Benji. En het onzichtbare heeft ook bestaansrecht.
Dat is de zoete moraal in het coming-of-ageverhaal dat De krater bovenal is. Het is een boodschap van moed, die zich nog het meest lijkt te richten tot identiteitszoekende jongeren. Zo komt De krater waarschijnlijk ook het best tot z’n recht: als jongerenliteratuur, omdat de hoofdpersoon overtuigt als waarachtige tiener en het verhaal zich niet slimmer of volwassener voordoet dan z’n verteller nu eenmaal is – een teken van integere jeugdliteratuur. Misschien is het net niet subtiel of vernieuwend of volwassen genoeg voor wie al weet hoe de literaire hazen lopen, maar die heeft alsnog een fijn geschenk in handen.