Deze boeken werpen een ontluisterend licht op de toekomstfantasieën van de tech-miljardairs

Al zeker een jaar of tien hebben we met een nieuw wezen te maken. Een menstype met erg veel geld, onwaarschijnlijke toekomstvisies en opgeblazen ambities. Om bijvoorbeeld, met technologie die deels nog moet worden uitgevonden, de mensheid tot in de verre toekomst voor uitsterving te behoeden. Op aarde dan wel elders in het heelal.

Deze nieuwe mensensoort, die vooral voorkomt aan de westkust van de Verenigde Staten, bestaat in verschillende varianten. Misschien bestaat er daarom over de naam nog geen overeenstemming. Maar hoe je ze ook noemt – tech-miljardairs, techbros, oligarchen of AI-overlords – ze zijn druk bezig onze toekomst voor ons te bepalen.

Ze spelen een hoofdrol bij bedrijven die innovatieve spullen maken die niet meer weg te denken zijn uit de levens van miljarden mensen, noch uit het bestuurlijk instrumentarium van veel staten. Op het wereldtoneel spelen ze mee als grootmachten. Ze kunnen het verloop van oorlogen bepalen, zoals Elon Musk in Oekraïne bewijst met zijn Starlink-satellieten. En zij beslissen in hoeverre de mens verdrongen zal worden door kunstmatige intelligentie.

Over de technologische en zakelijke successen van deze mannen, het zijn tot nog toe vooral mannen, is al veel gezegd en geschreven. Over hun politieke invloed eveneens. Maar over het dénken van deze techbros, en de ideologie waardoor ze worden gedreven, is minder bekend. Dus komt het goed uit dat twee nieuwe boeken daar – vanuit tegenovergestelde posities – een verhelderend, en ook ontluisterend, licht op werpen. Want juist nu Amerika zijn rol als stabiliserende factor in de oude wereldorde opgeeft, is het zaak een goed beeld te krijgen van deze nieuwe, ongekozen wereldspelers.

In welke grenzeloze dimensies zij denken geeft wetenschapsjournalist Adam Becker goed weer in de titel van zijn informatieve en tijdige boek: More Everything Forever. Voor minder doen mannen als Elon Musk en Jeff Bezos het niet. Beiden waren van jongs af aan gefascineerd door sciencefiction. Nu besteden ze enorme sommen van hun duizelingwekkende vermogens aan de bouw van raketten die de mensheid een interplanetaire toekomst moeten bezorgen. „Ze begrijpen sciencefiction niet”, schrijft Becker. „De dystopische romans die ze lazen, zagen ze aan voor een routekaart voor de toekomst.”

Musk wil met zijn bedrijf SpaceX de planeet Mars koloniseren, voor het geval leven op aarde onmogelijk wordt. Bezos ziet meer in de migratie van bewoners van aardbewoners naar reusachtige ruimtestations, verspreid over ons zonnestelsel. Omdat nu eenmaal niet iedereen astrofysica heeft gestudeerd, krijgen de zelfverzekerde tech-miljardairs vaak maar weinig weerwoord als ze zulke toekomstvisioenen verkondigen.

Sciencefictionfantasieën

Becker heeft wél astrofysica gestudeerd. In heldere taal maakt hij gehakt van de sciencefictionfantasieën van de twee, door stap voor stap te wijzen op het ontbreken van een wetenschappelijke basis voor hun dromen. „SpaceX is voorlopig zeker een serieus bedrijf”, erkent hij. „Dat een raket van SpaceX in de komende decennia op Mars landt, is goed mogelijk. Het probleem is de rest van Musk’s visie.” Geduldig somt Becker op: tijdens de reistijd van zes tot negen maanden die nodig is om in een baan om de Rode Planeet terecht te komen, zou een mens blootgesteld worden aan gevaarlijke straling van de zon; eenmaal op Mars is de straling zo sterk dat je je in een hol onder de grond moet verstoppen; de planeet is een woestijn, het schaarse water is vervuild met giftig stof, etc. etc.

„Maar stel dat het over vijftig jaar tóch mogelijk zou zijn dat er mensen op Mars leven”, vervolgt Becker welwillend. „Niet een miljard of een miljoen mensen, maar een paar honderd, in tunnels onder de grond. Waar ze volledig afhankelijk zijn van de aanvoer van water, voedsel en technologie van de Aarde, verzorgd door SpaceX. Wie wil zo leven? Het is al moeilijk genoeg om mensen te vinden die bereid en in staat zijn om acht maanden te overwinteren op de Zuidpool. Vergeleken met Mars lijkt het leven op Antarctica een vakantie op Tahiti.”

Ook Bezos wil de ruimte koloniseren, vooral omdat er veel waardevolle grondstoffen te winnen zouden zijn. Becker beargumenteert overtuigend dat het allemaal „gevaarlijke waanideeën” zijn, waarmee de tech-miljardairs de aandacht handig afleiden van de zeer reële problemen op aarde waar ze wél daadwerkelijk iets aan zouden kunnen doen, maar waarvoor ze geen verantwoordelijkheid willen nemen. Zoals armoede, klimaatverandering, de groeiende behoefte aan energie en de ellendige arbeidsomstandigheden in de magazijnen van het door Bezos opgerichte Amazon.

Eenzelfde mechanisme signaleert Becker bij de opgeklopte voorspellingen over supersterke kunstmatige intelligentie. AGI, of Artificial General Intelligence, zou het denken van de mens al over enkele jaren kunnen evenaren of overtreffen. Dat zou een ‘explosie van intelligentie’ teweeg brengen en een oplossing bieden voor al die reële problemen waar we nu in de wereld voor staan. Wat de techbros goed uitkomt, want als kunstmatige intelligentie alles oplost zijn er geen politieke maatregelen meer nodig die hun ondernemingsvrijheid weleens aan lastige regels zou kunnen binden. Technological salvation, het geloof dat technologie uiteindelijk verlossing biedt voor alles, is hun ideologie en vluchtheuvel.

Hoe de verwezenlijking van die ideologie eruit kan zien, toont Alexander Karp, ceo van data-analyse-bedrijf Palantir. Samen met zijn medewerker Nicholas Zamiska schreef hij The Technological Republic: een hoogdravend pleidooi voor een samenleving waarin alles moet wijken voor technologische innovatie, in dit geval vooral gericht op toepassingen voor leger en politie. In dit boek geen interplanetaire vergezichten of ontploffende superintelligentie – wel een forse dosis technological salvation ten bate van de nationale en internationale veiligheid, sectoren waarin Palantir niet toevallig zijn geld verdient.

Onbedoeld jaagt Karps technologische republiek je de stuipen op het lijf. Met de complexiteit van democratie lijkt hij weinig op te hebben. Eén van de ondernemers met wie hij Palantir oprichtte, Peter Thiel, werd berucht om zijn uitspraak dat hij niet meer gelooft dat vrijheid en democratie nog met elkaar te verenigen zijn. Terwijl Thiel een overtuigd Trump-aanhanger is (en de drijvende kracht achter de carrière van vicepresident JD Vance), gaat zijn compagnon Karp door voor Democraat – maar daarvan is in dit boek weinig te merken. De staat zou zich de waarden moeten eigen maken die Silicon Valley groot gemaakt hebben: meedogenloos pragmatisme, vrijheid om dingen op te bouwen, en de overtuiging dat je niet alleen de beste mensen moet aantrekken, maar ze ook royaal moet betalen.

‘Een nieuw Manhattanproject’

Opmerkelijk is het trefzekere venijn waarmee Karp andere grote techbedrijven hekelt. Die zijn vergeten dat Silicon Valley zijn opkomst dankt aan de nauwe samenwerking met het ministerie van Defensie, de staat dus. Palantir stelt zich uitdrukkelijk in die traditie en maakt AI-toepassingen en andere softwaresystemen voor het Pentagon, terwijl de „technologische klasse” daar volgens Karp op neer kijkt. De „Wunderkinder van Silicon Valley”, schrijft hij honend, verspillen hun talent aan onbenullige apps voor consumenten, die slechts gericht zijn op vermaak.

Naar analogie van de ontwikkeling van de eerste atoombom pleit Karp voor „een nieuw Manhattanproject, om exclusieve controle te houden over de meest geavanceerde vormen van kunstmatige intelligentie voor het slagveld”. Tegen de achtergrond van de rivaliteit met China mag daar veel voor te zeggen zijn – tot je bedenkt waarom de vergelijking met het Manhattanproject volledig mank gaat.

Destijds was er geen misverstand over dat de overheid – het leger en uiteindelijk de president – de touwtjes stevig in handen had. In het Amerika van Trump zijn overheid en politiek tot de hoogste niveaus in de greep van private belangen en het grote geld. In de ‘technologische republiek’ heet dat ‘nauwe samenwerking’, maar dan wel een samenwerking tussen een zwakke overheid en technologiebedrijven die geen strobreed in de weg wordt gelegd.

Bij vlagen verzandt The Technological Republic in bitter gemopper en geklaag. Bedrijven als Google, Meta en OpenAI zouden meewaaien met het sentiment onder hun werknemers die niet voor defensie willen werken. Maar daarin is het boek al ingehaald door de werkelijkheid. Na de herverkiezing van Trump wisten de grote tech-bedrijven niet hoe snel ze zich aan het nieuwe politieke klimaat moesten aanpassen. Palantir, dat zijn strategie al jaren eerder had gericht op defensiedollars, bleek een wegbereider.

Nu kan je zeggen: dat er voor militaire technologie gouden tijden zouden aanbreken hebben Karp en Peter Thiel, die bij Palantir de grote man achter de schermen is, goed en tijdig gezien. Maar dat doet hun rol geen recht. Zij hebben het huidige bewind niet zomaar zien aankomen, ze hebben het actief naderbij gebracht en hun belangen daarbij voor de komende jaren veiliggesteld. Thiel was in 2016 de eerste techbro die Trump steunde. Hij stelde Musk voor aan Trump. Hij introduceerde ook zijn protegé JD Vance bij Trump, en wist Trump zelfs te overtuigen om Vance, die Trump ooit ‘Amerika’s Hitler’ had genoemd, te selecteren als zijn vice-president.

The Digital Republic is een staaltje sjieke propaganda voor de eigen sector van de twee Palantir-auteurs, maar dat niet alleen. Wat het boek de moeite waard maakt is dat Karp (in rode hoofdletters op het omslag) en Zamiska (in kleinere zwarte letters) onbedoeld een kijkje geven in de ziel geven van een doorgaans nogal gesloten, maar invloedrijke onderneming, waar we nog veel van gaan horen.

Elon Musk, de luidruchtige kampioen van het techkapitalisme, heeft het uiteindelijk niet lang uitgehouden in het centrum van de macht. Na een knallende ruzie op sociale media heeft hij in de president zijn meerdere moeten erkennen. Maar het zou voorbarig zijn daaruit te concluderen dan de politiek haar autoriteit over de wereld van techbros heeft hersteld. Aan de technologische republiek wordt nog hard voortgebouwd: kijk alleen maar naar de grote tech-investeringen, op civiel en militair gebied, en naar de prioriteit die de ontwikkeling van AI krijgt.


Lees ook

Waarom Trump won? Vanwege kapitalisme, natuurlijk

Een dakloze persoon slapend onder een viaduct in New York. Foto Luiz C. Ribeiro / New York Daily News / Getty Images