Vraag Wouter, een bonkige veteraan met kaal hoofd en rood baardje die in onder meer Afghanistan diende, waarom er meer geld moet naar defensie, en hij kijkt je strak aan. Kijk om je heen, zegt hij, „naar wat er in de wereld gebeurt”. Vraag het Isaac, een vijftiger die naar Bosnië werd uitgezonden en nu nieuwe militairen opleidt, en hij zegt: „Dit is geen serieuze vraag, toch?” Begin tegen Carina Nobel, twee keer Bosnië en één keer Kosovo, over de 5 procent die NAVO-lidstaten gaan uitgeven aan defensie, en ze begint te stralen.
Drie dagen nadat het in Den Haag draaide om de toekomst van defensie, ging het zaterdag op het Haagse Malieveld vooral over het verleden. Tijdens de jaarlijkse veteranendag, wegens de NAVO-top dit jaar zonder het defilé, wemelt het er van de mannen en vrouwen die weten dat de prijs van oorlog en vrede zich niet alleen in procentpunten van het bbp laat vangen.

Veteranen slaan elkaar kameraadschappelijk op de schouders, proosten met een bekertje bier. Aan een tafel vlakbij de lange rij voor een nasi-maaltijd zitten fragiele veteranen die nog in Nieuw-Guinea dienden (1950-1962). Verderop staat een groep mannen in shirts van het regiment genietroepen, de oudste eenheid van de landmacht. Sommige veteranen hebben hun onderscheidingen op hun borst gespeld, anderen dragen een baret, of een T-shirt dat met afkortingen herinnert aan hun uitzendingen. ISAF (Afghanistan). UNIFIL (Libanon). KFOR (Kosovo).

De ‘marine experience’.
Foto Merlin Daleman
Er zijn ook kraampjes waar geworven wordt voor defensie: met professionele recruiters, of standjes die jongeren warm moeten maken. Een duiker in een bak water speelt boter-kaas-en-eieren met kinderen. En er is een ‘marine experience’. Kinderen zitten met een VR-bril op en draaien wat rond. „Het was…heftig”, zegt een jochie van een jaar of acht als hij de bril heeft afgezet. Hij kijkt beduusd. Wat hij zag? „Mensen die schieten.”
Elk jaar schraler
Wat vinden veteranen van de tientallen miljarden euro’s die de komende jaren éxtra naar defensie zullen gaan? Waar moet het geld volgens hen heen? En waar moet het geld vandaan komen?
Moet het van de politie komen? Van de zorg? Van het onderwijs? Nee, natuurlijk niet. Maar ergens zal het pijn gaan doen
Defensie is volgens Peter als een brandverzekering voor je huis. „Je hebt er geen reet aan. Totdat er brand is.” Wouter: „Net als de zorg of politie levert het helemaal geen geld op. Maar je mist het pas als je het nodig hebt.” En nodig is het, denken ze. Al die conflicten op de wereld, zelfs in Europa. Maar moet het per se 5 procent zijn? Ze twijfelen. Peter: „Dat is misschien niet voor elk land nodig. De lonen liggen hier bijvoorbeeld hoger dan in Spanje. Misschien moet er meer gekeken worden naar slagkracht: wat is er nodig om het op orde te krijgen?”

Wouter en Peter.
Foto Merlin Daleman
Ze weten wel waar het geld heen moet. Het personeel is onderbetaald. „Defensie zet nu de voordeur open voor jongeren”, zegt Wouter, „maar door de achterdeur vertrekt er heel veel personeel.” Zijzelf trouwens ook: Wouter heeft nu een bedrijf in de jeugdzorg.
Zwarte schoenen in de woestijn
Maar defensie is wel aantrekkelijk, zegt Carina Nobel. „Het salaris is er natuurlijk minder dan in het bedrijfsleven. Maar je kunt doorgroeien. Ik heb er mijn rijbewijs voor vrachtwagens gehaald.” Daardoor kon ze, ooit begonnen als foerier die eten rondbracht, doorgroeien naar chauffeur van grote militaire vrachtwagens.
Defensie zet nu de voordeur open voor jongeren. Maar door de achterdeur verdwijnt er heel veel personeel.
Andere veteranen zeggen: het begint met materieel. Ed Bovenschen (67) ging op zijn vijftiende bij de marine en zwaaide 42 jaar later af bij de luchtmacht. „In Afghanistan hadden sommige collega’s een volledige woestijnuitrusting. Maar andere liepen op hun zwarte schoenen, omdat er te weinig was.” En tijdens oefeningen maakte hij mee dat ze een briefje kregen: „Je hebt tien patronen.” Alles, zegt hij, „werd verkocht en opgedoekt.”
Een gebrek aan materieel werkt demotiverend, denken veteranen. Isaac, die nu weer voor defensie werkt, zag bijvoorbeeld dat het „pijn doet” bij verpleegkundigen als ze „met oud of niet deugend materiaal op pad moeten”. Ook daarom vertrekt personeel, denkt hij.

Carina Nobel. Foto Merlin Daleman

Ed Bovenschen. Foto Merlin Daleman

Isaac. Foto Merlin Daleman
Foto’s Merlin Daleman
Zonder goed materieel, zegt Noppie Rouwhorst (55), „word je overlopen”. Het begint met „geweren en kogels”. Hij ging ooit bij defensie uit bewondering voor de Canadezen en Amerikanen die Europa hadden bevrijd. Dát wilde hij ook gaan doen, toen ze hem voor vier maanden naar Bosnië stuurde. Het zou er zijn zoals in oorlogsfilms, dacht hij: de ene partij is goed, de ander is slecht. „Maar ter plekke bleek dat er alleen maar verliezers waren. Iedereen was slecht.”
Angstporno
De missie „heeft alles beïnvloed in mijn leven”. Hoe hij naar mensen kijkt – niet zozeer negatiever, vooral „realistischer”. Maar hij leerde er ook over het belang van kameraadschap: „Daarom ben ik voor herinvoering van de dienstplicht. We leven in een geïndividualiseerde samenleving. Bij een dienstjaar, militair of maatschappelijk, leer je samenwerken en over het belang van normen en waarden.”

Waar moeten al die miljarden voor defensie vandaan komen? Veteraan Wouter noemt het „lastig”. De zorg heeft tekorten, zegt hij, „de politie ook. Om eerlijk te zijn weet ik het echt niet.” Ed Bovenschen weet het wel: volgens hem krijgen asielzoekers jaarlijks miljarden, als je dat niet meer doet, dan kan het geld zó naar defensie. „Zo simpel is het.” Isaac: „Moet het van de politie komen? Van de zorg? Van het onderwijs? Nee, natuurlijk niet. Maar ergens zal het pijn gaan doen.”

Veteranendag op het Malieveld.
Foto Merlin Daleman
Van Sijmen Mook (62), Libanon-veteraan, hoeft het allemaal sowieso niet. „Twaalf jaar lang is het land kapotbezuinigd. Nu worden we bang gemaakt voor een Russische dreiging. Ik zie die niet. Het is angstporno. De Amerikanen mogen overal binnenvallen, maar als de Russen het doen is het ineens fout.”
Veteraan Nobel ziet dat anders. Ze is, zegt ze, „blij dat iedereen wakker geschud is.” Nee, „niemand wil oorlog. Maar je moet er wel op voorbereid zijn.”
