132 aanklachten. Talloze hartverscheurende getuigenissen in de media. Over scholieren die door klasgenoten en leraren werden geslagen en geschopt voor het minste of geringste: omdat ze een knikker lieten vallen, omdat ze fluisterden in de klas, zonder reden. Leerlingen die school verlieten met ingescheurde oorlellen omdat docenten zulke ruwe draaien om de oren gaven. Kinderen die door leraren gedwongen werden hen af te trekken, orale seks te geven, of tot penetratie.
Frankrijk is in de ban van onthullingen over wijdverspreid geweld en seksueel misbruik in de katholieke middelbare school Notre-Dame Bétharram nabij de Zuid-Franse stad Pau. De gebeurtenissen vonden plaats tussen 1957 en 2004 en kwamen begin 2024 aan het licht, toen een oud-leerling een collectief oprichtte met andere slachtoffers en een justitieel onderzoek werd geopend.
Nu is de zaak terug in de schijnwerpers. Deels vanwege de arrestatie van drie werknemers van de school, eerder deze week. Eén van hen, die tot vorig jaar op de school werkte, zit vrijdagmiddag nog vast op verdenking van seksueel misbruik van een minderjarige – de twee anderen zijn vrijgelaten omdat de aanklachten tegen hen zijn verjaard. Maar vooral trekt de zaak nu weer de aandacht omdat premier François Bayrou ervan wordt beschuldigd op de hoogte te zijn geweest van wat er speelde bij ‘Bétharram’.
Lees ook
De Franse Anne-Liz Deba werd jarenlang gepest. ‘Ik had nog nooit van dat woord gehoord’
Als minister en via familie betrokken
Bayrou is afkomstig uit de buurt van Pau – hij is sinds 2014 burgemeester van de stad, een functie die hij niet wilde neerleggen toen hij half december premier werd. Meerdere van zijn kinderen gingen naar Bétharram. Zijn vrouw gaf er les in catechismus. Én Bayrou was van 1993 tot 1997 minister van Onderwijs en in die functie uiteindelijk verantwoordelijk voor de school. In 1996 liet hij een onderzoek instellen naar de school, na een klacht over een leerling die zou zijn geslagen – maar daaruit werd niet geconcludeerd dat er een breder probleem speelde.
Er waren dus genoeg manieren waarop Bayrou op de hoogte had kunnen zijn van het wijdverspreide fysieke en seksuele geweld op de school. Bovendien zijn er getuigenissen die hierop wijzen. Zo heeft de voormalige onderzoeksrechter Christian Mirande (tevens Bayrous buurman) afgelopen tijd meermaals gesteld in 1998 met Bayrou te hebben gesproken over een priester cq schoolhoofd die vervolgd werd voor de verkrachting van een leerling – wat Bayrou ontkent.
En donderdag publiceerde onderzoekssite Médiapart de verklaring van oud-wiskundedocent Françoise Gullung die stelt dat ze Bayrou in zijn functie als onderwijsminister heeft geschreven over de problemen op de school – ze zou geen reactie hebben ontvangen. Ook zou ze hem er publiekelijk eens op hebben aangesproken, waarop hij zou hebben gezegd dat de zaken ‘gedramatiseerd’ werden. Gullung stelt er bovendien met Bayrou’s vrouw, dus haar collega, over te hebben gesproken . Ook zij zou haar hebben afgewimpeld.
Bayrou poogt sinds twee weken alle aantijgingen van zich af te slaan. Hij heeft meermaals ontkend hij dat hij en zijn vrouw wisten van de geweldscultuur op de school. Vrijdag stelt hij dat hij noch zijn vrouw de wiskundedocent kent en noemt hij het artikel van Médiapart „gevaarlijke onzin”. Eerder deze week kaatste hij de bal naar andere leden van de socialistische regering waar hij in de jaren negentig deel van uitmaakte – wat hem op een aanklacht van laster kwam te staan.
Door alle beschuldigingen en ontkenningen lijkt de zaak-Bétharram nu de zaak-Bayrou te worden. Dit tot grote onvrede van de premier die poogt de aandacht terug te krijgen naar de vreselijke gebeurtenissen zelf. „Degenen die deze schandalen creëren, interesseren zich niet voor slachtoffers en voor gerechtigheid”, zei hij vrijdag tegenover journalisten. „Waar ze in geïnteresseerd zijn (…) is het creëren van een schandaal dat politieke gevolgen zou hebben voor de regering en de premier.”
Met de stapel turf die Kevin Toolis en zijn kinderen afgelopen weekend van hun land hebben gehaald, kunnen ze weer ongeveer twee jaar vooruit. Naast zijn schuur ligt een vrachtlading vol gedroogde bruine veengrond. De brokken zijn ongeveer zo groot als flinke bakstenen.
Toolis woont op Achill, een eiland op het randje van Europa aan de westkust van Ierland. Er ligt maar één ander huis tussen het zijne en de Atlantische Oceaan. Zijn woonkamer kijkt uit op knalblauwe golven die tegen een breed strand stuk slaan. Zijn familie woont hier al een paar honderd jaar, vertelt Toolis. Als kind ging hij ook mee turfsteken. „Het werk duurde eindeloos. Eerst het turf steken, dan de stukken in hoopjes opstapelen, later alles draaien zodat het veen goed kan drogen. Een paar weken later konden we dan inladen. We hadden een ezel met een wagentje.”
Het land van Toolis’ familie ligt landinwaarts, een stuk de donkergroene heuvels in. Hier en daar zijn rechte happen uit de grond genomen, daar zijn turfstekers aan het werk geweest. Toolis: „Nu huren we er een machine voor, en een kleine vrachtwagen om de ladingen mee te vervoeren.” Verspreid over de heuvels liggen rijen witte plastic zakken vol turf. „Sommige buren laten hun turf gewoon op het land liggen en halen af en toe een zak op.” Hij schat dat op het eiland ongeveer zevenhonderd gezinnen nog aan turfsteken doen, van de in totaal ongeveer 2.600 bewoners.
Lees ook
Het veen is op: Nederlands laatste turfwinning stopt (1992)
Hier op Achill en in sommige andere delen van het Ierse platteland vormt turf nog een gangbare brandstof. Inwoners stoken de oude brokken veen om hun huizen te verwarmen en om op te koken. Alleen is dat gebruik controversieel, omdat bij zowel het steken van de turf als bij het verbranden ervan zoveel CO2 vrijkomt. De Europese Commissie is vorig jaar een rechtszaak begonnen tegen Ierland bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, omdat de regering niet genoeg zou doen om de historische veengronden te beschermen en de al beschadigde delen van de natuur te herstellen.
Dronebeeld van het turfsteekgebied Ballaghurt Bog in de buurt van Clongawny, 75 kilometer ten westen van Dublin.
Dronebeeld van een wingebied in Derryrush, in het westen van Ierland.
Foto’s Clodagh Kilcoyne / Reuters
Goedkope energie
In de jaren zestig en zeventig zag de Ierse regering de eigen veengronden als handige en goedkope energiebron. Staatsbedrijf Bord na Móna was in die tijd verantwoordelijk voor het oogsten van het gedroogde veen en hun elektriciteitsfabrieken gebruikten turf als belangrijkste grondstof. Bord na Móna beheerde ook de bogs, de duizenden hectares aan veengrond in het midden en westen van Ierland.
Groeiende bewustwording rond de hoge CO2-uitstoot en de andere schadelijke stoffen die vrijkomen bij het verbranden van turf zorgde ervoor dat Bord na Móna in 2021 aankondigde met het oogsten van turf te stoppen. Het bedrijf ging zich op hernieuwbare energie richten, vooral door windmolenparken te bouwen. De laatste elektriciteitsfabriek die op turf liep, sloot in 2023. Dat was ook omdat turf in vergelijking met andere fossiele brandstoffen zoals gas of steenkool een veel minder efficiënte brandstof is en minder hitte afgeeft. Er is veel van nodig om stroom te kunnen produceren.
Het gebruik van de fossiele brandstof nam in Ierland de afgelopen jaren dus al sterk af. In 2011 verbood Ierland, onder druk van de Europese Commissie in Brussel, in enkele tientallen beschermde hoogveengebieden het turfsteken. Daar kwam in 2022 een verbod op de commerciële verkoop van turf bij, op aandringen van de Groene Partij die toen in de coalitie zat.
Het turfsteken op industriële schaal van de decennia daarvóór bracht de Ierse natuur grote schade toe. Gemiddeld groeiden de veengronden maar ongeveer 1 millimeter per jaar. De aanwas ontstaat door het ophopen en inklinken van plantenresten waar geen zuurstof bij kan komen doordat de grond erg nat is. De veengronden van Achill zijn zeker vierduizend jaar oud, schat Kevin Toolis. In andere gebieden in Ierland liggen veengronden van vele meters diep en die zijn waarschijnlijk wel tienduizend jaar oud.
Waar onbeschadigde veengrond CO2 opslaat, komt dat bij afgegraven juist vrij in de atmosfeer. Een milieucommissie van de Verenigde Naties schatte in 2022 dat de beschadigde stukken grond in Ierland ongeveer 21,6 miljoen ton aan schadelijke gassen uitstootten. Dat was meer dan de totale uitstoot van de Ierse transportsector in 2023, die bedroeg 21,4 miljoen ton.
Probleem is ook dat in de veengebieden die Bord na Móna beheert, nu alsnog turf wordt gestoken, maar dan illegaal. Handhaving van zowel het steek- als het verkoopverbod gebeurt nauwelijks. Langs de kant van de weg in het westen van Ierland hangen bordjes aan de bomen: ‘Turf te koop’. Met een telefoonnummer eronder. En nu eind juni, begin juli, het oogstseizoen op zijn einde loopt, rijden kleine vrachtwagens met hun bruine lading door het land.
Het Environmental Protection Agency, de onafhankelijk toezichthouder op natuurwetgeving in Ierland, constateerde dat op tientallen locaties nog „grootschalig” turf wordt gestoken. In 2023 exporteerden Ierse bedrijven 351.000 ton veengrond naar het buitenland, vooral bedoeld voor de tuinbouw, ter waarde van ongeveer 39 miljoen euro.
Onderzoekers van Bord na Móna in een veengebied. Het turfwinningsbedrijf heeft de taak om het herstel van veengebieden te bevorderen.
Foto Clodagh Kilcoyne / Reuters
Een lekker turfvuur
Het kleinschalige turfsteken zoals Kevin Toolis en zijn buren doen, is niet verboden. Aan hun eigendom van een lap veengrond zit historisch gezien het recht verbonden om het af te graven. Bewoners van nieuwere huizen hebben dat recht niet meer. Voor nog nieuwere huizen geldt zelfs dat ze volgens lokale bouwvoorschriften geen schoorsteen meer mogen hebben, om te bevorderen dat ze hun stroom bijvoorbeeld uit zonnepanelen halen.
Toolis vindt het „nogal ironisch” dat de regering in Dublin turfsteekverboden afkondigt en kritiek heeft op het verbranden ervan. „Die honderdduizenden auto’s per jaar die over de rondweg van Dublin razen, vormen die dan geen probleem? Wat wij hier verstoken is in omvang marginaal. En het turfsteken sterft op de langere termijn toch uit. Het is folklore die jongeren weinig meer zegt.” Hij vindt het wel een goede zaak dat het grootschalig verbranden van turf voor elektriciteitsproductie is gestopt.
De Europese Commissie wil vooral dat Ierland meer doet rond handhaving en aan het herstel van de beschermde ecosystemen. Ook al omdat Ierland wat betreft de klimaatdoelen achter ligt op schema. Energiebedrijf Bord na Móna is wel bezig met restauratie van veengronden en zegt dat ongeveer een kwart van de 80.000 hectare veengrond die het beheert, inmiddels weer is hersteld. Dat betekent dat de grond voldoende vochtig is om weer laagjes veen te kunnen gaan opbouwen en daarmee koolstofdioxide uit de lucht te halen. „Maar dat is onvoldoende. Ierland moet meer doen om de machines die turf steken tegen te houden”, volgens de Europese Commissie. Wanneer de uitspraak in de rechtszaak bij het Europese Hof komt, is onzeker.
In 2022 waren in Ierland nog 68.000 huishoudens bij het verwarmen van hun huis nog afhankelijk van turf, zoals op de foto te zien in een huis in de Ierse plaats Rhode.
Foto Clodagh Kilcoyne / Reuters
Politici die kiesdistricten in landelijke gebieden vertegenwoordigen, zetten het verbod op turfsteken graag neer als doorgeslagen aandacht voor klimaatverandering. Terwijl juist door die klimaatverandering, ziet Kevin Toolis, de bevolking aan de kust zich gesterkt voelt in het gebruik van fossiele brandstoffen van hun eigen land. Het stormt vaker en heftiger. Stroomuitval is hier veel gewoner dan in de stad. „Afgelopen winter is de stroom hier wel een keer of tien, vijftien uitgevallen. Eén keer zaten we drie dagen lang zonder elektriciteit. We hebben dus een serieus vangnet nodig.”
Middenin de woonkamer van Kevin staat een grote haard waarin hij in de winter turf stookt, en aangespoeld drijfhout dat hij sprokkelt op het strand. „Zo’n turfvuur is heerlijk op een koude, natte dag. En daar hebben we er hier nogal wat van.”
Lees ook
‘Het herstel van het hoogveen begint juist bij de sporen van de vernietiging ervan’
Turfsteekgebied in Derryyrush, in buurt van de westkust van Ierland.
Ji Seong-ho kan iets zeggen dat geen van zijn collega’s hem nadoet. Hij is namelijk in de regio geweest waarvan hij gouverneur is. Maar liefst 24 jaar woonde hij in de provincie Noord-Hamgyong.
Noord-Hamgyong ligt echter niet in Zuid-Korea, waar de 43-jarige Ji deze woensdagmiddag vanuit een diepe fauteuil zijn verhaal doet, maar in het noordoosten van Noord-Korea. Hij groeide op als zoon van een mijnwerker die gerespecteerd partijlid was, maar leed alsnog flink onder de hongersnood van de jaren negentig. In 2006 vluchtte hij via China naar Zuid-Korea, waar hij sindsdien woont en staatsburger is.
Hoe hij dan toch gouverneur is van Noord-Hamgyong? In 1945 werd Korea, dat een millennium lang als één land had bestaan, door de geallieerden opgedeeld in een noordelijk, communistisch en een zuidelijk, kapitalistisch deel. Deze situatie had maximaal vijf jaar moeten duren, maar is tachtig jaar later nog steeds een feit. Noord- en Zuid-Korea staan niet alleen nog altijd op zeer gespannen voet met elkaar, ze hebben elkaar formeel nooit erkend als wettige overheid. Hierdoor claimt Seoul tot op de dag van vandaag zeggenschap over het gehele Koreaanse schiereiland.
In 1949 richtte de toenmalige Zuid-Koreaanse overheid de ‘Commissie voor de Vijf Noordelijke Provincies’ op. Die stelt gouverneurs aan voor de vijf regio’s die Noord-Korea destijds kende (inmiddels zijn het er negen), van wie de functies zijn vastgelegd in artikel 3 van de Zuid-Koreaanse grondwet. Deze ambtsdragers ontvangen een riant salaris en een auto met chauffeur, net als gouverneurs van Zuid-Koreaanse provincies.
Ji heeft deze middag maximaal een uur de tijd, dus hij heeft blijkbaar taken die hij moet uitvoeren. Wat doet een gouverneur van een onbereikbare provincie dan?
„Elke dag kom ik naar kantoor en krijg ik eerst updates over mijn regio en lees ik nieuws daarover. Ik houd contact met burgers die na 1945 uit Noord-Hamgyong naar Zuid-Korea zijn gekomen”, legt Ji uit. „Verder draag ik bij aan het voorbereiden van de Koreaanse hereniging, het uitoefenen van druk [op Pyongyang] om het kernwapenprogramma te ontmantelen en humanitaire zaken.” Achter hem hangt een fors schilderij met daarop de Paektu, de hoogste en belangrijkste berg van Noord-Korea.
De omvang van het vijf verdiepingen tellende gebouw waarin de Commissie gehuisvest is, doet niet vermoeden dat het hier om een relatief kleine organisatie gaat. In totaal werken er volgens Ji slechts 46 medewerkers. In de hal klinkt uit de verte stemmig gezang.
Dat kan kloppen, legt Ji uit. „De Commissie biedt ook ruimte aan het beoefenen en in ere houden van cultureel erfgoed uit de noordelijke provincies”, waarbij het vooral gaat om regionale cultuur van vóór 1945 – die onder het Kim-regime wordt onderdrukt. Volgens Ji oefenen er koren, dansgroepen en andere muzikale gezelschappen. Ook houden christelijke organisaties er gebedsbijeenkomsten.
Hongersnood
Ji is de jongste gouverneur die Zuid-Korea ooit gehad heeft en de tweede Noord-Koreaanse vluchteling, nadat de in Pyongyang geboren Cho Myung-chul de functie eerder bekleedde. Ondanks zijn leeftijd heeft Ji toch de meeste ervaring met Noord-Korea van al zijn collega-gouverneurs. „Mijn leven in Noord-Korea is ontzettend gewelddadig en hard geweest, met mishandelingen en andere mensenrechtenschendingen”, zegt Ji.
Tijdens de hongersnood in de jaren negentig, die meer een miljoen Noord-Koreanen het leven kostte, zocht Ji op dertienjarige leeftijd naar kolen tussen de treinrails. Hij viel flauw van de honger en toen hij wakker werd, was hij overreden door een trein. Hij verloor een been en drie vingers, maar bij een operatie zonder verdoving amputeerden artsen zijn hele hand. Zijn vader moest antibiotica en pijnstillers kopen op de zwarte markt terwijl Ji herstelde.
Ji Seong-ho was in 2018 te gast bij de State of the Union van Donald Trump. Hij gebruikt krukken omdat hij in Noord-Korea een been verloor bij een ongeluk met een trein. Foto Jim Lo Scalzo/EPA
Toen Ji later net over de Chinese grens voedsel zocht, werd hij bij terugkeer door de Noord-Koreaanse autoriteiten mishandeld en gefolterd. Hierna besloot hij het land te ontvluchten, waarvoor hij duizenden kilometers op krukken moest lopen tot hij via China en Laos Thailand bereikte. Daar meldde hij zich bij de Zuid-Koreaanse ambassade, die hem hielp aan een vlucht naar en goede start in Zuid-Korea. Ji’s vader probeerde Noord-Korea later op dezelfde manier te ontvluchten, maar werd betrapt. Hij stierf in een van de beruchte Noord-Koreaanse strafkampen.
Lees ook
In een Noord-Koreaanse grensgevangenis krijg je dertig maïskorrels per dag
„In Noord-Korea droomde ik van vrijheid en nu heb ik dat”, vertelt de gouverneur tevreden. „Ik ben blij dat mijn leven daar, hoe verschrikkelijk ook, nu als inspiratie kan dienen voor gouverneurs en voor andere Zuid-Koreanen.” Omdat hij exact weet hoe het leven in Noord-Korea werkt, voelt en smaakt kan Ji andere gouverneurs goed informeren over hoe zij bepaalde thema’s, plannen of gesprekken aanpakken. „Ik weet hoe het regime denkt, maar ook hoe gewone Noord-Koreanen denken.”
Donald Trump
Voor hij gouverneur werd, was Ji achtereenvolgens mensenrechtenactivist en parlementslid namens de conservatieve People Power Party (PPP), waarbij hij zich inzette voor beleid gericht op Noord-Koreaanse vluchtelingen. Toen hij in 2024 na één termijn niet herkozen werd, ging Ji in hetzelfde jaar aan de slag als gouverneur van Noord-Hamgyong. Hij geeft geregeld interviews over zijn leven in en vlucht uit Noord-Korea. In 2018 was hij te gast bij de State of the Union van de Amerikaanse president Donald Trump, die hem als voorbeeld gebruikte van hoe wreed het regime van Kim Jong-un was. Later dat jaar zouden Kim en Trump elkaar juist ontmoeten en goede vrienden worden. Dit tot teleurstelling van Ji, die Trumps eerdere aandacht voor Noord-Koreaanse mensenrechtenschendingen in rook zag opgaan.
Iemand die zich vanuit Zuid-Korea fulltime bezighoudt met het bevorderen van vrede met en toenadering tot Noord-Korea kan snel cynisch en gedesillusioneerd worden, maar daar heeft Ji geen last van. „Veel Noord-Koreanen hebben de afgelopen jaren gesmokkelde Zuid-Koreaanse films en series gekeken, maar ook informatie van Radio Free Asia en Voice of America gekregen”, zegt Ji. „Zij weten dat het leven in Zuid-Korea veel beter is, sommigen ontvangen zelfs geld en informatie van gevluchte familieleden. Ik ben ervan overtuigd dat een meerderheid van de Noord-Koreanen wil herenigen met Zuid-Korea en onder een liberale democratie wil leven, in plaats van onder een dictatuur zoals nu.”
Begin vorig jaar zei Kim Jong-un dat hij niet langer naar hereniging streeft en Zuid-Korea voortaan ziet als „vijand nummer één”. Direct hierop schrapte de dictator alle referenties aan hereniging en versterkte militaire posities langs de grens met Zuid-Korea. Noord-Koreaanse staatsmedia hebben de gouverneurs in het verleden omschreven met een Koreaanse term die zowel ‘prullaria’ als ‘dwaas’ betekent.
Het brengt Ji niet van zijn optimisme af. „De wil van het Noord-Koreaanse volk is het belangrijkst en dat volk wil hereniging, die wil kun je uiteindelijk niet tegenhouden”, zegt hij overtuigd.
Nachtmerries
Zelfs als het klopt dat het Noord-Koreaanse volk snakt naar vrijheid, democratie en hereniging met Zuid-Korea kunnen Ji en zijn collega’s niet met hen spreken. Als ze al met iemand in contact kunnen komen, zijn dat leden van het Kim-regime. Maar zelfs daarmee is Ji niet belast: onderhandelingen met Pyongyang vallen onder het ministerie van Eenwording, dat losstaat van de Commissie.
Toch weigert Ji zijn functie als puur symbolisch te beschouwen. „We zijn met deze belangrijke thema’s bezig voor omgerekend 8,8 miljoen mensen. 60 procent van de Noord-Koreaanse vluchtelingen komt uit Noord-Hamgyong, waarin ook een strafkamp en de locatie voor kernproeven liggen. Vóór hen én met hen doe ik dit.” Mocht Korea op miraculeuze wijze morgen herenigd zijn, is het de bedoeling dat Ji en zijn collega’s direct naar het noorden reizen en het gezag gaan voeren in hun regio’s.
Met enkele andere gevluchte Noord-Koreanen werd Ji Seong-ho in 2018 ontvangen op het Witte Huis. Foto Zach Gibson/EPA
Ji Seong-ho mag dan gouverneur zijn van Noord-Hamgyong, maar hij wil de regio niet bezoeken. „Ik heb daar zoveel pijn en ellende ervaren en heb sinds ik er weg ben juist veel liefde mogen ontvangen van Zuid-Koreaanse burgers, dus waarom zou ik naar die nare plek terug willen?”
Toch verwacht hij er in de toekomst weer te zijn. „Als gouverneur van Noord-Hamgyong maakt het niet uit of ik terug wil, ik moet terug. Ik wil een omgeving creëren waarin Noord-Koreaanse burgers vrij kunnen leven, om liberale democratie naar het Noorden te brengen. Dat wordt mijn bijdrage aan de gemeenschap. Mijn geboortedorp roept nachtmerries bij me op die ik nooit wil herbeleven. Maar teruggaan zal ik.”
Meer dan de helft van de duurzaamheidsclaims van bedrijven zijn niet goed onderbouwd of simpelweg onbetrouwbaar. Met deze boodschap, gebaseerd op een steekproef, presenteerde de Europese Commissie in januari 2023 een voorlopige versie van nieuwe wetgeving tegen misleidende duurzaamheidsclaims, beter bekend als greenwashing.
Ruim een jaar later kreeg het voorstel steun van een ruime meerderheid in het Europees Parlement, inclusief die van de grootste partij, de conservatieve Europese Volkspartij (EVP). Maar afgelopen week, in de laatste fase van de onderhandelingen, zorgde dezelfde Europese Commissie voor veel verbazing door aan te kondigen het voorstel in te trekken. Prompt trok ook Italië zijn steun eraan in, wat de wet in een comateuze toestand brengt.
De Commissie kwam vrijdag met deze mededeling twee dagen na een oproep van EVP om „geen enkele” versie van de regels tegen greenwashing te steunen. In een uitgelekte brief aan de Commissie werd de wet afgedaan als onnodige bureaucratie. Na een weekend vol verwarring noemde de Commissie niet het pleidooi van de EVP, maar haar eigen dereguleringsagenda als reden het voorstel ter discussie te stellen.
De stellige mededeling van vrijdag werd later wel genuanceerd: de wet wordt niet ingetrokken, maar het dreigement blijft overeind. Een amendement dat regelt dat de wet ook geldt voor kleine ondernemingen, moet van tafel. „Ongeveer 30 miljoen kleine ondernemingen, 96 procent van alle ondernemingen in de EU, worden met een zeer zware administratieve last geconfronteerd”, stelt een woordvoerder van de Commissie.
Actie van Milieudefensie tegen ontwikkelingsbank FMO dat investeert in monocultuurplantages. Foto Sandra Uittenbogaart/ANP/Hollandse Hoogte
De verbazing in Brussel was groot, vooral omdat de Commissie eigenlijk helemaal niet aan zet was in het wetgevingsproces. De lidstaten spraken in deze fase met het Europees Parlement over een definitieve wetstekst. De Commissie kan inderdaad een voorstel intrekken, maar deze mogelijkheid is niet bedoeld om in deze late fase een veto uit te spreken over een potentieel ongewenste uitkomst.
Argwaan
De ommezwaai voedde de argwaan bij voorstanders van de wet dat de Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen steeds meer afstand neemt van de groene agenda van de afgelopen jaren. Ze krijgt het verwijt dat ze haar oren daarbij te veel laat hangen naar haar partij, de Europese Volkspartij, die in het Europees Parlement een steeds conservatievere koers vaart.
Zelfs binnen de Commissie klonk dit keer gemor. „Je kunt beweren dat je groen bent, of je kunt ervoor kiezen niet groen te doen. Consumenten verdienen respect”, schreef Eurocommissaris Teresa Ribera, verantwoordelijk voor het Europese klimaatbeleid, op het sociale medium Bluesky.
De vorige Commissie had echt de overtuiging dat concurrentievermogen en duurzaamheid hand in hand gaan. Dat is helemaal weg. Het is nu een anti-woke oorlog geworden
Nog groter is de irritatie bij de lidstaten en in een deel van het parlement. Bij de fracties die de Commissie in principe steunen, het liberale Renew Europe en de Socialisten & Democraten (S&D), groeit het ongenoegen over Von der Leyen. Valérie Hayer, voorzitter van Renew, was laaiend: „We staan op de rand van een institutionele crisis”, zei ze tegen Politico. Een diplomaat zei dat veel landen de gang van zaken woensdag in een overleg met de Commissie „teleurstellend en betreurenswaardig” noemden.
Europarlementariër Lara Wolters (PvdA, S&D) vindt het „echt ongehoord” wat er is gebeurd. „De Europese Commissie zou een neutrale arbiter moeten zijn. Die stelt wetgeving voor, en vervolgens is het aan de lidstaten en het parlement om een akkoord hierover te bereiken. Dat is een democratisch recht, en dat proces nu omzeilen en saboteren vind ik echt schandelijk.”
Wolters ziet hoe de gedraaide wind in Brussel veel wetten onder hoge druk zet, of het nou gaat om verduurzaming, strenger landbouwbeleid of ontwikkelingssamenwerking. „In de vorige Commissie was er echt een overtuiging dat duurzaamheid en concurrentievermogen hand in hand gaan. Dat is helemaal weg. Het is nu gewoon een anti-woke oorlog geworden hier.”
Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, krijgt het verwijt dat ze zich te veel laat leiden door hoe haar eigen partij, de EVP, over de groene agenda denkt.
Tevreden reacties zijn er óók in het Europarlement. Zoals van Dirk Gotink die namens NSC onderdeel uitmaakt van de EVP. Volgens hem verhoogt de voorgestelde richtlijn tegen groene claims „significant de regeldruk voor bedrijven”. Hij schrijft niet tegen het aanpakken van greenwashing te zijn, maar volgens hem kunnen deze „standaarden ook ontwikkeld worden door het bedrijfsleven zelf”. Sander Smit van de BBB (ook aangesloten bij de EVP) vond „dat de richtlijn dreigde uit te monden in een bureaucratisch monster voor MKB-ondernemers”.
Milieuclaims
Het voorstel tegen greenwashing was bedoeld om te voorkomen dat bedrijven milieuclaims als „klimaatneutraal” of „bevat gerecycled materiaal” kunnen doen zonder ze te onderbouwen met verifieerbare bewijzen. De Commissie waarschuwde ten tijde van de introductie van de wet dat greenwashing een serieus gevaar vormt voor bedrijven die daadwerkelijk duurzaam zijn. Echte duurzame bedrijven hebben zo een concurrentienadeel. In de versie van de richtlijn waar het parlement in 2024 mee instemde, stond dat bedrijven boetes konden krijgen tot 4 procent van de jaaromzet.
Nu vindt de controle op duurzaamheidsclaims vooral achteraf plaats, in Nederland bijvoorbeeld na klachten die worden ingediend bij Reclame Code Commissie. Vorig jaar deed deze stichting 41 uitspraken over duurzaamheidsreclame. Ook via de rechtbank kunnen bedrijven op de vingers worden getikt. Zo oordeelde de rechtbank Amsterdam vorig jaar dat KLM zich schuldig maakte aan greenwashing in de campagne Fly Responsibly en het programma CO2Zero.
Maar als greenwashing achteraf wordt aangepakt, kunnen veel duurzaamheidsclaims er doorheen glippen. En als bedrijven toch op hun gedrag worden aangesproken, heeft de misleiding van consumenten al plaatsgevonden.
In Brussel weet nu even niemand of de richtlijn een stille dood sterft of weer tot leven komt. De EU-ambassadeurs drongen woensdag bij de Commissie aan op duidelijkheid. Na komende dinsdag lijkt het in ieder geval een van de probleemdossiers voor Denemarken te worden, dat vanaf die dag een half jaar voorzitter is van EU. Volgens een Brusselse diplomaat moeten er even geen overhaaste beslissingen worden genomen. „Het stof moet neerdalen, er is al genoeg geschoten.”