N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Migratie Het Senegalese vissersstadje Fass Boye is in rouw, na een tragedie met een migrantenboot die op Europa aankoerste. Maar woede is er ook. „Ze stelen onze vis en houden ons vervolgens tegen.”
Veel hebben hij en zijn broertje er in die laatste dagen niet over gesproken. Wat kun je zeggen behalve: doe voorzichtig, en: we zien elkaar daar? Cheikh Boye, 28, was de eerste van de twee die de zee op ging. Met zo’n honderd anderen uit Fass Boye, een vissersdorp aan de Senegalese kust, perste hij zich op een pirogue, een houten vissersboot waarvan hij zelf ook een klein exemplaar bezit. Het was vrijdag. Op maandag zou Ida volgen.
Alles komt goed, hield Boye zichzelf voor. Een paar dagen en dan zouden ze elkaar weer zien. In Europa. Eindelijk Europa.
In een joggingbroek en een T-shirt met ‘New York’ erop zit Boye een kleine anderhalve maand later op het strand van Fass Boye. De lucht is vervaarlijk donker van een naderende regenbui, kleurig beschilderde pirogues liggen roerloos in het zand. Boye heeft Europa nooit bereikt. Ergens voor de Marokkaanse kust werd hun boot opgepikt door de kustwacht. Hun brandstof en eten waren toen al een paar dagen op.
Wat als de kustwacht hen niet zou hebben gevonden, dacht de jonge visser nog. Nu staart Boye voor zich uit. Andere jongens, vissers net als hij, hangen zwijgzaam naast hem. Alles staat stil, zegt hij. De visserij, hun levens. Fass Boye, een dorp van baksteen en zo’n 30.000 zielen, is in rouw na weer een nieuwe tragedie op één van de gevaarlijkste migratieroutes naar Europa. Bestemming: de Canarische Eilanden.
Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) stierven of verdwenen (hun lichamen werden niet gevonden) dit jaar minstens 396 migranten die vanuit Noord- en West-Afrika de Spaanse eilanden probeerden te bereiken, waarvan ruim de helft in juli en augustus. De Spaanse ngo Caminando Fronteras telde er twee keer zoveel. Beiden stellen dat de echte aantallen waarschijnlijk nog veel hoger zijn.
Boye’s 17-jarige broertje Ida en zijn mede-opvarenden haalden hun bestemming ook niet. Hun boot werd uiteindelijk gespot nabij het Kaapverdische eiland Sal, zo’n 620 kilometer van de West-Afrikaanse kust. De boot was op drift geraakt, een maand en vijf dagen nadat ze vanaf dit strand waren vertrokken. Van de 101 inzittenden waren er nog 38 in leven. Nauwelijks, maar toch. Onder hen vier kinderen. Zeven levenloze lichamen waren nog aan boord, de anderen verdwenen in het donker van de Atlantische Oceaan.
Onder Senegalese vlag
Het nieuws is deze zaterdagmiddag nog zo vers dat niet iedereen weet wat het lot is van hun familie en vrienden. Hij weet alleen dat zijn broertje dood is, zegt Boye. Net als een neef. Hij weet ook wiens schuld dat is. „De visserij is ons leven”, zegt hij, „maar onze leiders hebben onze zee verkocht. Er is geen vis meer.”
De boosdoeners, volgens de dorpelingen, zijn de industriële vissersboten die voor de kust van Senegal varen en de traditionele vissers met lege netten achterlaten. Boten uit Spanje en Frankrijk, hier dankzij een akkoord dat de Europese Unie met Senegal sloot (à 1,7 miljoen euro per jaar) om op tonijn en zwarte heek te vissen. En boten met veelal Chinese, maar ook Turkse en Russische namen, maar varend onder Senegalese vlag.
„Ze zijn alleen Senegalees op papier”, foetert Abdou Karim Sall, voorman van een lokale organisatie voor traditionele vissers. Buitenlandse boten kunnen in Senegal een vergunning krijgen als ze een alliantie aangaan met een Senegalees bedrijf, waarbij dat laatste minstens 51 procent van de aandelen moet bezitten. Allemaal „blabla”, zegt Sall. „Dit zijn gewoon boten die Fun Yung Yin en Ying Zen heten, met Chinezen aan boord.”
Van de 163 industriële visvergunningen die het ministerie voor visserij uitgaf, zijn er 23 voor Franse en Spaanse boten, mailt hun woordvoerder. Die vallen onder het EU-akkoord. De overige 140 zijn zogeheten „sociétés mixtes”: Senegalese bedrijven met een buitenlandse partner. Hoeveel daarvan Chinees zijn, laat hij desgevraagd in het midden. Naar het Senegalese recht, stelt hij, gelden deze boten als Senegalees.
De realiteit blijft, zegt Sall, dat de naar schatting 600.000 tot 850.000 Senegalezen die direct of indirect van de traditionele visserij leven, in een crisis zijn beland. „Deze boten schrapen met hun netten de bodem leeg, en wat ze niet willen, gooien ze dood weer terug. Onze wateren zijn veranderd in lege woestijnen. Vissers die voor hun gezin konden zorgen, kunnen nu niet eens meer hun elektriciteitsrekening betalen.”
Het is een catastrofe, stelt Sall. „Iedereen praat over migratie, maar niemand praat over de vis die van ons wordt gestolen door de Chinezen en de Europeanen. Dezelfde mensen die zeggen ‘we hebben jullie vis nodig, maar jullie niet’.”
Het drama in Fass Boye legt de vinger op de zere plek. Niet voor het eerst leidt een crisis in Senegals vissector tot het massale vertrek van pirogues naar de Canarische Eilanden. In 2006 bereikten een recordaantal van meer dan 30.000 migranten dit Spaanse grondgebied, onder wie veel Senegalezen. Datzelfde jaar zegde Senegal haar toen veel ruimer geformuleerde visakkoord met de EU voor enkele jaren op.
Ook één van zijn halfbroers is dat jaar vertrokken, vertelt Cheikh Boye. „Iedereen hier heeft familieleden in Spanje.” Hij is niet jaloers, zegt de visser. „Maar als ik zie hoe vrienden een huis voor hun familie laten bouwen met drie verdiepingen en een auto, dan wil ik dat ook voor mijn familie kunnen. Maar als ik de zee op ga, ben ik meer kwijt aan de brandstof dan wat ik verdien met de weinige vissen die ik vang.”
Lege zee
In een kantoortje bij de haven van Dakar, zo’n 90 kilometer verderop, kijkt Ismaïla Ndiaye, ambtenaar bij de Regionale Dienst voor Visserij en Surveillance, ernstig. „Het is duidelijk dat overbevissing een probleem is”, zegt hij. „De laatste drie jaar zijn de sardinella en bonga zelfs bijna helemaal uit onze wateren verdwenen. Normaal vormen die soorten zo’n 70 procent van de vangst van traditionele vissers.”
Dat stelde ook de Voedsel en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, de FAO, al in 2021 vast. In een rapport waarschuwde zij dat zeevissen als de sardinella „zwaar overbevist” zijn aan de West-Afrikaanse kust en adviseerde de vangst met „minimaal 50 procent” te verminderen om de vis kans op herstel te geven.
Dat gebeurde niet. Maar volgens de ambtenaar is het te makkelijk alleen de industriële vissersboten de schuld te geven. Het overgrote deel van de vangst die aan wal wordt gebracht, komt nog altijd van de traditionele vissers, zegt hij, wier aantal pirogues in twintig jaar bijna verdubbelde naar zo’n 21.000 vandaag.
Bovendien, zegt Ndiaye vanachter zijn bureau, dat bezaaid is met papieren dossiers, vangen sommigen kleine soorten die ze eigenlijk niet mogen vissen om te verkopen aan door buitenlanders gerunde fabrieken. Die verwerken deze tot visolie en vismeel voor de export. „Als ik ze betrap, zeggen ze ‘meneer ik moet wel. Ik moet mijn gezin voeden en er is geen andere vis’.” Hij weet wat het is, zegt Ndiaye dan. Hij komt zelf uit een vissersfamilie.
En toch, volgens de ambtenaar is de verdwijning van de sardinella „te bruusk” om alleen door overbevissing te komen. „Klimaatverandering speelt ook een rol. Onze zee wordt steeds warmer. Dat drijft vissen weg.”
Klimaatverandering. Dat kan best íets bijdragen, zegt Aliou Ba, die het Oceanen-programma van Greenpeace leidt, in de tuin van hun kantoor in Dakar. „Maar zouden we dan niet ook andere vissoorten moeten zien verdwijnen? Dit is gewoon de schuld verschuiven.”
In het ene na het andere rapport sloeg Ba de afgelopen jaren alarm over de visserij in deze regio. Over de buitenlandse boten die illegaal hun wateren leegvissen door ’s nachts hun transponders en lichten uit te zetten om dicht bij de kusten te komen. En over de fabrieken voor vismeel en visolie die duizenden tonnen aan sardinella en bonga verwerken, om daarmee van Frankrijk tot China kweekvissen en vee te kunnen voeden.
In Senegal gaat het om vier werkzame fabrieken, met Gambia en Mauritanië erbij zijn het er vijftig. Ba: „Terwijl wíj de vis die zíj gebruiken dagelijks eten.” Of aten, want inmiddels is sardinella zo schaars dat de prijzen omhoog schoten. Kostte een kist van 50 kilo vroeger maximaal 15.000 CFA franc, zegt Ba, zo’n twintig euro, nu is dat het vijfvoudige. Daarmee komt ook de voedselzekerheid voor Senegal in gevaar, waarschuwde de FAO al.
Een groot probleem is volgens Ba een gebrek aan toezicht. „Voor arme landen is dat lastig, want het is duur. Terwijl we nu miljarden verliezen door illegale visserij.” Vind je het gek, zegt de onderzoeker, dat de boten die vanuit Senegal vertrekken, dat doen uit vissersdorpjes als Fass Boye? In dezelfde boten waarmee ze voorheen vis vingen? „Ik zeg niet dat alle migranten vissers zijn”, zegt Ba, „maar veel zijn het wel.”
Ondertussen tekende de minister van Visserij vorige maand drie nieuwe vergunningen voor industriële boten, vertelt de Greenpeace-onderzoeker. Op zijn telefoon laat hij foto’s van documenten zien die de Guojin 901 en 908 en de Lu Qing Yuan Yu 050 toestemming geven voor Senegals kust te vissen. Eronder het stempel en handtekening van de minister.
Hiernaar gevraagd zegt diens woordvoerder dat de vergunning „eerder dit jaar al door een speciale commissie werden goedgekeurd”.
Hoop
De crisis in de visserij komt bij andere problemen waar Senegal mee kampt. Alles, van voedsel tot elektriciteit, is duurder geworden, en de jeugdwerkloosheid – de gemiddelde leeftijd in Senegal is 19 jaar – wás al hoog. Daarbovenop kwam een politieke crisis, met de vervolging van de onder jongeren populaire oppositiepoliticus Ousmane Sonko. In juni braken hevige rellen uit en werden zijn aanhangers opgepakt.
„We zitten in een crisis van hoop”, zegt Babacar Seye, een bekende naam in Senegals migratiedebat. „Als jongeren zich op zee de dood in jagen, omdat ze hier geen toekomst meer zien, zou dat de staat wakker moeten schudden. Uiteindelijk is extreme armoede het grote probleem. Zolang de staat daar niets aan doet, zullen mensen blijven vertrekken.”
Dit jaar gaan er steeds meer. De laatste maanden krijgen ze dagelijks mimimaal één melding binnen van een boot die vertrekt, vertelt een agent van de Spaanse Guardia Civil. Met hun patrouilleboot en een helikopter helpen de Spanjaarden de Senegalese marine en gendarmerie vanuit Dakar migranten te stoppen. Volgens de agent slaagden vorig jaar ‘maar’ vier pirogues erin vanuit Senegal de Canarische Eilanden te bereiken, dit jaar zijn het er al twintig.
Ondertussen verschijnt in lokale media het ene na het andere bericht over bootjes die zijn gekapseisd. Over nieuwe doden. Zoals de zestien lichamen die in juli aanspoelden op een strand in Dakar, de veertien doden in Saint Louis. En natuurlijk Fass Boye.
Gehaald
Wie het dorp wil inrijden, moet zich eerst langs zwartgeblakerde resten manoeuvreren van de barricades die jongeren er opwierpen. Ernaast staat een busje van de gendarmerie waarin een agent loom voor zich uit staart. De lucht is ziltig. Aan de huizen hangen scheepstouwen en oranje stootkussens.
Toen het nieuws bekend werd over de op drift geraakte boot, ontstak de lokale jeugd in woede. Onder meer het huis van de burgemeester werd aangevallen, net als andere gebouwen van de staat.
„Mensen waren boos”, vertelt Cheikh Boye, terwijl hij de binnenplaats van zijn familie op loopt.Na tien dagen hadden de dorpelingen alarm geslagen bij de autoriteiten: de reis had immers niet langer dan een week moeten duren. De jongens die begonnen te rellen, hadden le coeur gros, zegt Boye. „Iedereen had wel een familielid verloren.”
Op de binnenplaats is het een komen en gaan van mensen die condoleances komen aanbieden bij zijn vader en bij Ida’s moeder, die omringd door familieleden op gevlochten matjes op de grond zitten. Zij houdt zich stil en laat gebedskralen glijden door haar vingers. Hij, een gepensioneerd visser, schudt handen en voert het woord. Ida was een goede jongen, zegt de vader. Hij deed wat van hem werd gevraagd. „Hij wist dat veel mensen op hem rekenden.”
Bij de poort haalt een man zijn telefoon tevoorschijn en laat een filmpje zien. Een drietal jongens hangen lachend over elkaar en kijken in de camera, op de achtergrond liggen een paar anderen op bed.
Die middelste, dat is zijn zoon, zegt de man. Moussa, van zeventien. In een opvangcentrum op de Canarische Eilanden. Een paar dagen na Ida Boye was zijn zoon ook op een bootje gestapt. „Bid voor mij papa”, stuurde hij een week later. „Ik heb het gehaald.”