De Woutertje Pieterse Prijs gaat naar de ingenieus opgebouwde en geïllustreerde coming-of-ageroman ‘Oever’ van Ludwig Volbeda

Schrijver en illustrator Ludwig Volbeda heeft voor zijn kinderroman Oever de Woutertje Pieterse Prijs 2025 gewonnen, de jaarlijkse jeugdliteratuurprijs ter waarde van 15.000 euro. Dat werd zaterdagmiddag bekendgemaakt in het NPO Radio 1-programma De Taalstaat. De jury, voorgezeten door presentator Rik van de Westelaken, noemde Oever „een overrompelende en liefdevolle ode aan ‘worden wie je bent’, die alle zintuigen raakt”.

Oever is het prozadebuut van de 34-jarige Volbeda, en toch al de tweede Woutertje Pieterse Prijs die hij ontvangt. Eerder maakte hij furore als illustrator van kinderboeken: voor zijn illustratiewerk in Hele verhalen voor een halve soldaat (2020) deelde hij de Woutertje Pieterse Prijs met schrijver Benny Lindelauf. Voor die illustraties, die de kwalificaties ‘ragfijn’ en ‘supergedetailleerd’ een nieuw ijkpunt gaven, werd Volbeda ook gelauwerd met het Gouden Penseel, de jaarlijkse illustratiehoofdprijs. Die won hij daarmee ook al tweemaal: een paar jaar eerder kreeg hij het Penseel ook voor zijn werk in Fabeldieren (2017) van Floortje Zwigtman.

Maar met Oever deed Volbeda iets nieuws: hier schreef hij het verhaal ook zelf, en hier kreeg de tekst de overhand, illustraties spelen een veel kleinere rol. Niettemin zijn de tekeningen, volgens de jury, „een essentieel onderdeel van het verhaal en […] de leidraad tot aan het ontroerende einde”.

Ruimte voor interpretatie

De Woutertje Pieterse Prijs, die in zijn bijna veertigjarige geschiedenis overigens nog maar een handvol keren naar een debuut ging, wordt van oudsher nadrukkelijk toegekend op basis van de tekst en het beeld samen. „Volbeda schrijft zoals hij ook tekent: zorgvuldig en gedetailleerd, met oog voor het allerkleinste en schijnbaar onbeduidende – maar met veel ruimte voor interpretatie van de lezer”, aldus de jury, die ook sprak van een „ingenieus opgebouwde en geïllustreerde coming-of-ageroman”.

Oever gaat over de tiener Jip die als schoolopdracht een zelfportret moet tekenen, maar daarin vastloopt. Het probleem: de buitenkant van zijn lichaam strookt niet met hoe Jip zich vanbinnen voelt. Daarmee openbaart Oever zich gaandeweg als een boek over een trans-identiteit – een thema dat nog niet vaak in de jeugdliteratuur geadresseerd is. „Een boek over genderidentiteit dat met deze aandacht en finesse is geschreven, kom je niet vaak tegen”, schreef recensent Aukelien Weverling vorig jaar in NRC. Ook haalde Oever dit voorjaar de shortlist van de Boon, de Vlaamse jeugdliteratuurprijs.

Subtiel en invoelbaar gaat Oever over de worsteling van een kind dat trans blijkt te zijn: van het aanvankelijke ongemak en het negeren van die trans-identiteit, gaandeweg naar het besef dat het niet te ontkennen valt, tot aan de omarming. „In heldere, korte zinnen schetst Volbeda een portret van een aandoenlijke en kwetsbare puber, die worstelt met het leven in het algemeen en de eigen identiteit in het bijzonder”, oordeelde de jury.


Lees ook

Ludwig Volbeda: ‘Door te schrijven kon ik aan mijn eigen kritische blik ontsnappen’

Ludwig Volbeda: ‘Door te schrijven kon ik aan mijn eigen kritische blik ontsnappen’

Autobiografische wortels

Het verhaal van Oever heeft autobiografische wortels, vertelde Ludwig Volbeda begin dit jaar in een interview in NRC. „Dat het een thema in het boek zou worden, was niet mijn eerste intentie, niet mijn tweede en ook niet mijn derde. Ik had me heel erg voorgenomen om vanuit mijn interesses te werken, niet vanuit mijn identiteit – omdat ik me daar comfortabeler bij voel.”

En toch ontkwam hij niet aan het oncomfortabele persoonlijke onderwerp – een beetje zoals Jip zich eerst voorstelt dat zijn lichaam er niet toe doet en hij zich terugtrekt in zijn hoofd. Maar, zei Volbeda: „Hoe mooi het onderkomen van je hoofd ook is, het is een half leven. Maar ik heb Oever ook juist geschreven om meerdere kanten tegelijkertijd te tonen. Want er zit ook schoonheid in zijn vlucht van zijn lichaam. Hij doet fantastische dingen met zijn hoofd.” Die houding weerspiegelt het genuanceerde karakter van Volbeda’s boek.

Vijf andere boeken waren ook genomineerd voor de Woutertje Pieterse Prijs, waarvan drie voormalige winnaars van de jeugdliteratuurprijs: Bette Westera met de dichtbundel Dichter bij de seizoenen (samen met illustrator Henriette Boerendans), Benny Lindelauf met het prentenboek De vrouw en zijn hoofd (samen met illustrator Ingrid Godon) en Ted van Lieshout met de dichtbundel Ommouw me. Voor het eerst genomineerd waren David Vlietstra en Yoko Heiligers, voor De lijst van Violet Sopjes, en Enne Koens en Maartje Kuiper voor Vandaag komen we niet meer thuis.



Delen