N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Aardbevingen Turkije en Syrië De Witte Helmen waren nagenoeg de enigen op wie slachtoffers konden rekenen. Nederland was lange tijd een belangrijke partner van de Syrische reddingswerkers, maar liet hen in 2018 vallen. Zelfs na de ramp nam Nederland geen contact op.
Mohammed Sherif Taha moet kiezen. De 25-jarige werkt voor de Witte Helmen, een Syrische reddingsorganisatie. Hij is net wakker geschud door een zware aardbeving. Zijn familie woont een halfuur rijden hiervandaan. De telefoon doet het niet en hij heeft geen idee of ze nog leven. Blijft hij hier om mensen te redden, of gaat hij naar zijn familie?
Er zijn die nacht vijf reddingswerkers die dienst hebben in Jindires, een stad in Noordwest-Syrië van ruim honderdduizend inwoners. Bijna driehonderd gebouwen zijn ingestort. Mensen rennen door de straten en smeken om hulp. Mohammed weet niet waar hij moet beginnen. Maar hij besluit te blijven.
Tussen de brokstukken van een ingestort huis vindt hij een nog levende man. „Hij schreeuwde dat ik hem moest laten zitten en op zoek moest naar zijn gezin. Toen ik hen onder het puin vond, zag ik mijn eigen familie voor me. Ik dacht: als ik deze familie kan redden, redt God misschien de mijne.”
Drie weken later zitten Mohammed en zijn collega’s in de kleine woning die dienst doet als reddingspost. Ze rusten uit op een stapel kussens rondom een kachel. Daarop borrelt een pot koffie met kardemon.
Reddingwerkers
De mannen praten over wat ze gezien hebben. „De scènes na Russische bombardementen waren erger”, zegt Mohammed. „Maar dit was overal tegelijkertijd. We konden het gewoon niet aan.” Zijn vriend Ismail Alabdallah (36) knikt. Hij heeft nog steeds last van de flashbacks van mensen die om hulp riepen, maar hij niet kon redden. „Als de wereld hulp had gestuurd, hadden we veel meer levens kunnen redden”, zegt hij. „Maar we stonden er alleen voor.”
In Noordwest-Syrië hadden slachtoffers van de aardbevingen van 6 februari grofweg twee opties: graaf jezelf uit, of wacht op de Witte Helmen. De Syrische reddingswerkers haalden naar eigen zeggen bijna drieduizend mensen onder het puin vandaan. Dat deden ze nagenoeg alleen. Terwijl in Turkije binnen twee dagen na de aardbevingen ruim 3.300 reddingswerkers uit 36 landen actief waren – een aantal dat bijna verdriedubbelde – moesten de ruim vier miljoen inwoners in dit rebellengebied het doen met één Egyptisch team en een paar Spanjaarden. De VN stuurde pas na drie dagen hulp die niet bleek afgestemd op de aardbeving, terwijl de Witte Helmen al dagen smeekten om brandstof en graafmachines.
We hebben niets gehoord van Nederland, niet eens een belletje om te checken hoe het gaat
Farouq Habib plaatsvervangend directeur Witte Helmen
„Het is een schande”, zegt Farouq Habib, plaatsvervangend directeur van de Witte Helmen. „Wanneer de wereld wapens naar Syrië wil sturen, is van alles mogelijk. Maar als er mensen gered moeten worden, laat iedereen op zich wachten.”
Habib zit in zijn kantoor in een buitenwijk van Istanbul. Hij oogt vermoeid. Terwijl zijn collega’s in Syrië naar overlevenden zochten, probeerde hij de wereld tot actie aan te sporen. Inmiddels heeft hij veel steunbetuigingen ontvangen en hebben enkele landen extra geld aan de Witte Helmen toegezegd. Maar één land waarmee hij voorheen goed contact had, liet het afweten. „We hebben niets gehoord van Nederland”, zegt Habib. „Niet eens een belletje om te checken hoe het gaat.”
De Hollandse stilte is voor Habib des te verbazender – en teleurstellender – omdat Nederland jarenlang een belangrijke partner was van de Witte Helmen. Tussen 2015 en 2018 stelde het kabinet 12,5 miljoen euro beschikbaar voor hun reddingswerk. Voormalig minister Koenders (Buitenlandse Zaken, PvdA) beschreef de reddingswerkers als ‘helden’ die Nederlands ‘blijvende steun’ verdienen.
Oorlogsmisdrijven
De Witte Helmen, die werden genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede, redden sinds het begin van de oorlog in Syrië naar eigen zeggen 125.000 mensen. Dat werk begon toen Assad in 2012 het oorlogsgeweld opschaalde en losse groepen hulpverleners in heel Syrië spontaan in actie kwamen. Veel van hen verenigden zich in 2014 onder de naam ‘Burgerbescherming Syrië’ en begonnen samen te werken met Mayday Rescue, een stichting van de in 2019 overleden Britse ex-legerofficier James Le Mesurier. Deze verzorgde trainingen vanuit Turkije, zette de Witte Helmen internationaal op de kaart en wierf grootschalig fondsen.
Mohammed sloot zich aan in 2016, op zijn achttiende. Hij woonde toen nog in Ghouta, bij Damascus, waar hij in 2013 de chemische aanval van Assad overleefde. In 2018 moest hij vluchten toen het regime en de Russen het gebied platbombardeerden. Hij verloor twee neven, zijn negenjarige broertje en één van zijn beste vrienden. „Die vriend zat ook bij de Witte Helmen”, zegt hij. „We waren net bezig mensen te redden toen er ineens nog een aanval kwam en hij een bomscherf door zijn hoofd kreeg.”
Op de helmen van de reddingswerkers zijn camera’s bevestigd die mogelijke oorlogsmisdaden vastleggen. Dit tot grote onrust van Assad en de Russen, die al jaren de wildste complottheorieën over de Witte Helmen verspreiden om hun geloofwaardigheid – en dat van hun bewijsmateriaal – in twijfel te trekken.
De beelden liggen opgeslagen in Nederland, zegt Habib, en worden door de Witte Helmen ter beschikking gesteld aan internationale organisaties als de OPCW (Organization for the Prevention of Chemical Weapons) in Den Haag en het IIIM, een door de VN-gerunde en grotendeels door Nederland gefinancierde bewijsbank voor in Syrië gepleegde oorlogsmisdrijven. „Wij zien Nederland als vaandeldrager van het internationaal recht”, zegt Habib. „Ook daarom twijfelden we er niet aan dat Nederland altijd onze partner zou blijven.”
Steun gestopt
Maar halverwege 2018 veranderde het kabinet van koers. Een militaire overwinning van Assad is ‘imminent’, schreven ministers Blok (Buitenlandse Zaken, VVD) en Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, D66) op 7 september van dat jaar aan de Tweede Kamer. Alle Nederlandse ‘stabilisatie-projecten’ in Syrië, waarvan een deel al was afgelopen, zullen worden stopgezet.
Drie dagen later publiceerden Trouw en Nieuwsuur over één van die projecten, het NLA-programma. Ze berichtten dat door Nederland geleverde NLA-steun (non-lethal aid) aan Syrische rebellen „in het geheim” naar „terroristen” ging. Hoewel een onderzoekscommissie onder leiding van generaal-majoor buiten dienst Patrick Cammaert recent concludeerde dat Nederland geen jihadisten of terroristen steunde, zette de berichtgeving wel de toon in het politieke debat over het Nederlandse Syrië-beleid.
De Witte Helmen werden in de Kamerbrief slechts kort genoemd. Blok en Kaag verwezen naar een onderzoek door BZ waarin onder andere staat dat de monitoring van de organisatie ‘beneden adequaat’ is en donoren weinig zicht hebben op de financiën van partnerstichting Mayday. Donoren vroegen in 2019 een forensisch onderzoek aan naar Mayday. De samenvatting van dat onderzoek, in handen van NRC, concludeert dat de boeken van de inmiddels failliete stichting weliswaar chaotisch waren, maar „er geen bewijs is van verduistering van gelden.”
Nederland heeft de hulp dan al stopgezet. Habib is er nog altijd verbaasd over. „We hadden het gevoel dat we op één hoop werden gegooid met alle andere projecten”, zegt hij. „Als Assad aan een opmars bezig is, is dat juist extra reden om ons reddingswerk te steunen. Alle andere donorlanden bleven de Witte Helmen dan ook steunen, ook na de zorgen bij Mayday. Nederland was de enige die de hulp stopzette.”
Hervatting van die steun ligt „niet in de rede”, antwoordde het kabinet in 2021 op Kamervragen. Wel droeg Nederland in 2020 eenmalig drie ton bij aan een Canadees fonds dat de Witte Helmen steunde in hun respons tegen het coronavirus. De vraag of de aardbevingen ook aanleiding geven de Witte Helmen opnieuw te steunen, beantwoordde BZ niet binnen de gegeven drie werkdagen.
Afgeroomd door het regime
„We mogen Syrië echt niet vergeten”, benadrukte minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, VVD) evengoed. Nederland stelt 10 miljoen euro beschikbaar voor noodhulp aan Syrië. Ook een deel van de 108 miljoen die is ingezameld door Giro555 gaat naar Syrië. Van de steun vanuit de overheid is ongeveer 4 miljoen bestemd voor de bevolking in het regimegebied. Giro555 zegt dat het nog „te vroeg” is om te zeggen hoe het geld verdeeld zal worden.
Hulp die via regimegebied loopt „komt niet op z’n plek”, zegt minister Schreinemacher zelf in een recent commissiedebat. „We merken dat het door het regime wordt afgeroomd.” Volgens de minister is het dan ook belangrijk dat Nederland ook bijdraagt aan het VN-fonds voor hulp die via Turkije naar rebellengebied gaat. Maar ook die hulp is afhankelijk van Assad: zo wachtte de VN na de aardbevingen een week lang op toestemming uit Damascus alvorens twee extra grensovergangen te gebruiken.
„Natuurlijk verdienen de mensen in regimegebied steun”, zegt Habib. „Maar feit is dat Assad hulp misbruikt en het noordwesten harder geraakt is.” Ook heeft hij twijfels bij de keuze om zoveel geld naar de VN te sturen. „Landen vinden dat makkelijker, zo hoeven ze zelf niet na te denken. Maar we hebben allemaal gezien hoe traag de VN waren na de aardbevingen.”
Een aantal landen stuurt dan ook directe steun naar Syrische hulporganisaties in rebellengebied. Zo zegden de VS, Groot-Brittannië en Qatar na de aardbevingen ieder tussen de 3 en 5 miljoen dollar toe aan de Witte Helmen. Dat geld is hard nodig, zegt Habib. Nu de zoektocht naar overleden voorbij is, zijn de Witte Helmen druk bezig met puin ruimen, repareren ze infrastructuur en houden ze medische centra en ambulancediensten draaiende.
„En misschien wordt het tijd dat we onze eigen mensen psychologische hulp bieden”, zegt Habib. „Veel van hen zijn gebroken. Ze halen lijken onder het puin vandaan en moeten dan meteen weer door. Ze hebben de luxe niet om te rouwen.”
Ik dacht: als ik deze familie kan redden, redt God misschien de mijne
Mohammed Sherif Taha hulpverlener
Rondom de kachel in hun reddingspost in Jindires zoeken de Witte Helmen die steun voorlopig bij elkaar. „Als we hier zitten, proberen we alle emoties eruit te gooien”, zegt Mohammed. „Tijdens het werk kan dat niet, want als je instort kun je geen mensen redden.”
Zijn eigen familie heeft de aardbeving overleefd. Maar dat geldt niet voor de familie van de man die hem die eerste nacht om hulp smeekte. Onder het puin vond hij een klein meisje in de armen van een oudere vrouw. „Het meisje heb ik kunnen redden”, zegt hij. „Maar de vrouw was al dood.”
„Ik had die man beloofd dat ik hen allemaal zou redden”, zegt Mohammed. „Dat is het zwaarst. Je weet dat je iemands enige hoop bent, maar soms kun je niets doen.”