Umincorp, Rotterdam
„Als de markt niet kan, niet wil, dan houdt het op. Ik kan wegrennen, maar dat doe ik niet. Dus vandaar dat ik er nog ben.”
Arjen Wittekoek – witte blouse, nette schoenen en rond brilletje – zegt het in zijn kantoor in de Rotterdamse haven. Hij zit aan een chique, grijsbeklede vergadertafel waar hij een paar maanden geleden nog twaalf meetings per dag had. Nu zijn alle gesprekspartners weg. Hij is alleen.
Op de lange tafel plakt een gele sticker van veilinghuis Troostwijk. Net als op de stoel waarop hij zit, het whiteboard naast hem, op de koffiemachine en de prullenbak.
Het bedrijf waar hij de baas van is – was – gaat binnen een paar weken onder de hamer. Het gaat om de recyclaar die het meeste plastic recyclede uit het afval van Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag. Een deel van het plastic wordt nu door andere recyclaars opgevangen, maar jaarlijks gaat zeker vijfduizend ton van het plastictype pet door het faillissement weer de verbrandingsoven in.
Recyclaars die plastic uit afval een nieuw leven proberen te geven, wankelen. Volgens een inschatting van de branche hebben tien tot twintig bedrijven in Nederland het financieel moeilijk, een groot deel van het totaal. In 2022 (het laatste jaar waarover cijfers beschikbaar zijn) werd 52 procent van het afgedankte plastic verbrand, een stijging van 13 procent vergeleken met een jaar eerder.
Wat is hier aan de hand? De problemen botsen met zowel de klimaatdoelen als de doelen voor de circulaire economie. Het gebruiken van gerecycled plastic scheelt tussen de 1 en 2,5 kilo aan broeikasgassen per kilo plastic. Een groeiende plasticberg zorgt bovendien voor vervuiling in de leefomgeving en de natuur: een belangrijke reden om het materiaal zoveel mogelijk opnieuw te willen gebruiken.
NRC ging op bezoek bij verschillende bedrijven in de plasticketen. Die blijkt complex in elkaar te zitten, met talloze belangen die soms lijnrecht tegen elkaar ingaan, maar waarbij één ding wel duidelijk is: nieuw plastic uit fossiele grondstoffen is stukken aantrekkelijker dan gerecycled plastic.
Niet gelukt
Als Arjen Wittekoek van Umincorp van het kantoor naar de stilstaande fabriek loopt, komt hij in het trappenhuis langs een citaat dat groot op de muur is geplakt. Een afbeelding van door het bedrijf versnipperde plastics, met eronder de tekst: We make impact by challenging virgin plastics. Wittekoek: „Dat is dus niet gelukt.”
Tot voor kort heerste bij Umincorp, dat een paar jaar geleden begon als kleine spin-off van de TU Delft, nog geestdrift. Het had de fabriek in Rotterdam pas net geopend, met een gevoel van: wij gaan het milieu helpen. Op een bruine salontafel in de gang staat de innovatieaward voor plasticrecycling, een van de twee prijzen die Umincorp in 2022 won. De salontafel waar de bokaal op staat, is nu te koop.
Zelf is Wittekoek het gewend, maar zien oud-collega’s de lege gangen, de doodstille fabriek, de veilingstickers – dan worden ze „er wel verdrietig en stil van”. Behalve Wittekoek zijn alle honderdtwintig werknemers weg, vertrokken of ontslagen.
Hij gaat voor, de trappen af, naar de fabriek, een van de twee locaties – in Amsterdam staat ook een vestiging.
Foto’s: Walter Herfst
Eenmaal de deur door naar de fabriek, 2.500 vierkante meter groot, schiet Wittekoek terug in zijn rol als ceo van een veelbelovend innovatief bedrijf. Dit is echt state of the art, zegt hij over de installaties – buizen, lopende banden, ketels – die staan te glimmen en te glanzen. Een is zo hoog (twaalf meter) dat het dak van de hal ervoor opgehoogd moest worden.
Voor de veiling staan al bakken klaar, met alle gereedschappen gesorteerd. Kabels, moersleutels, boormachines. De silo’s zijn gepoetst en geleegd. „Silo’s verkoop je niet met inhoud.”
Wittekoek heeft zijn emotie „thuisgelaten” zegt hij, maar helemaal weg is die niet. „Ik had nog nooit een faillissement meegemaakt. Je krijgt in zo’n proces heel vaak een klap. Als investeerders afhaken. Als je het faillissement moet aanvragen. En dan ga je vol voor een doorstart. En als de laatste kandidaat – die heel serieus was – als díé afhaakt, krijg je ook een klap. Dan heb je zoiets van: ik ben klaar met klappen.”
Umincorp worstelde met iets waar alle recyclaars last van hebben: de prijs van nieuw plastic ligt lager dan die van gerecycled plastic. Doordat de olieprijs relatief laag is, is nieuw plastic – dat gemaakt wordt van olie – relatief goedkoop. Maar Umincorp werd niet alleen genekt door goedkope plastics, maar evenzeer door strengere regels voor gerecycled plastic. Het bedrijf wilde de meeste omzet halen uit het recyclen van pet (bekend van de petflesjes) uit het afval van grote steden. Met een nieuwe recyclingtechniek, de magnetische deeltjesscheider, waar jaren aan was gewerkt, kon het heel zuiver plastics uit elkaar halen. Die innovatie zou kunnen worden terugverdiend door gerecycled pet te verkopen aan bedrijven die voedsel verpakken, want voor verpakkingen die voldoen aan de standaard ‘foodgrade’ wordt goed betaald. In 2022 verpakte Albert Heijn zijn gesneden fruit in door Umincorp gerecyclede bakjes.
Umincorp had een goeie handel in gerecycled plastic – en toen kwamen er nieuwe EU-regels
Maar door nieuwe Europese regels die voorschreven dat plastics uit niet-gescheiden afval nooit (zelfs niet als ze worden schoongemaakt) voor voedselverpakkingen geschikt zijn, viel die businesscase om. Wat wel nog kon: een combinatie van oud plastic, met een nieuw binnenlaagje van nieuw plastic. Maar klanten vonden dat te duur. En voor non-foodgrade gerecycled plastic wordt zo weinig betaald, dat Umincorp het niet overleefde.
De technologie van de magnetische deeltjesscheider is gekocht door metaalrecyclaar Myne. Wittekoek is blij dat die behouden blijft. Maar voor plastic zal het niet meer worden gebruikt, de markt is er gewoon niet naar.
Veolia, Vroomshoop
Als de balen plasticafval in de verte in de voorruit verschijnen, zegt Gerrit Klein Nagelvoort, manager bij recyclaar Veolia Polymers: „De ingenieurs van dure autobedrijven, die neem ik hier niet mee naartoe.” Zij snappen het niet, hebben niet „de mindset”. „Zij kúnnen niet geloven dat dit grondstof kan worden voor hun auto’s.”
De deuren van de auto gaan open. Meteen is de stank bedwelmend, als een kliko die je opent nadat hij te lang in de zon heeft gestaan. Klein Nagelvoort loopt op de balen af. „Dit komt uit wat wij in de oranje bak gooien.” Er zijn boterkuipjes, ketchupflessen, saladebakjes, Haribo-snoepzakjes. De kunst is het schoon te maken, te sorteren op kleur, te vermalen – en zo weer tot nieuw bruikbaar plastic te maken. „Het komt binnen als afval en verlaat de fabriek weer als grondstof.”
Balen plastic bij Veolia Polymers.
Foto’s: Walter Herfst
Veolia Polymers, gevestigd in het Twentse Vroomshoop, draait op 80 procent van de capaciteit. Een paar jaar geleden, toen de olieprijs hoger lag, was dat 100 procent. Maar nu is er niet genoeg vraag naar het gerecyclede plastic. En zelfs dat wat Veolia maakt, kan het niet altijd kwijt. De opslaghal puilt uit: zak na zak na zak gevuld met plastic korrels.
Zijn materiaal is ideaal voor allerlei producten, van doppen van spuitbussen of wasmiddel tot bewaarbakken in fabrieksmagazijnen. Het is verwerkt in loungebanken voor buiten en Philips-stofzuigers: allemaal zogenoemde ‘harde’ plastics.
„We draaien vandaag blauw.” Klein Nagelvoort schept met zijn hand in een bak waar het eindproduct uit rolt: diepblauwe korrels. „Het is voor transportboxen, waarvan de klant gelukkig bereid is om dit materiaal in te zetten.”
Maar de laatste tijd zijn sommige klanten afgehaakt. „We hebben decennia kunnen profiteren van het feit dat we goedkoper waren dan nieuw plastic.” Het bedrijf bestaat al een halve eeuw in verschillende rollen als afvalverwerker, de laatste jaren als plasticrecyclaar. De laatste tijd merkt het dat klanten „schaamteloos” gemakkelijk zijn overgestapt op virgin materiaal. „Die zeggen: doe mij voorlopig maar even nieuw plastic, want dat is een paar cent goedkoper. Ben je ook maar iets duurder, dan telt duurzaamheid niet.”
Veolie Polymers nadert geen faillissement, zoals Umincorp. Maar de situatie is wel pijnlijk en onvoorzien. Juist omdat er de afgelopen jaren geïnvesteerd is in steeds beter gerecycled plastic kunnen leveren. Voor de deur van de fabriek staat een picknicktafel van gerecycled materiaal – zo begon het ooit, legt Klein Nagelvoort uit: het omsmelten van verschillende plastics tot een grijzige kleur.
Inmiddels kan Veolia – door een dure nieuwe kleurscheidingsmachine, die met een camera en 64 luchtpistooltjes plasticsnippers in de juiste bak schieten – allerlei kleuren leveren. Apple Green, Pineapple Yellow, Flamingo Pink. Honey Yellow. „De jongen op het lab die de namen verzint is heel creatief”, zegt Klein Nagelvoort.
Nu hij zoveel kleuren gerecycled plastic kan maken, zullen de orders wel binnenstromen, dacht Klein Nagelvoort. „Eureka”, schreef hij in januari op zijn LinkedIn-pagina, „ik hoop dan ook dat de laatste zwartkijkers nu bereid zijn om over te stappen.”
Maar voor klanten is het vaak niet genoeg. „We hadden een klant die houders voor geurblokjes maakt voor in de wc. Die móésten absoluut transparant zijn. Anders zie je dat zeepblokje niet, was het verhaal.”
Daar loopt het regelmatig op stuk, zegt Klein Nagelvoort, de „marketingboys”. „Daar zit een angst: stel dat we ons product een beetje veranderen, en geen mens pakt ’m meer van het schap?”
En dat gesprek is nog moeilijker nu nieuw plastic zo goedkoop is. „Dan zeggen ze: parkeer het maar even. Virgin is op het moment goedkoper.”
Precies om dit te voorkomen kwam de inmiddels vertrokken staatssecretaris Vivianne Heijnen (Infrastructuur & Waterstaat, CDA) met een plan. Er ligt een wetsvoorstel om in Nederland per 2027 een bijmengverplichting voor gerecycled plastic te introduceren. Alle plastic producten moeten dan minimaal 30 procent gerecycled plastic bevatten. Nu is dat in veel gevallen helemaal niks.
De Europese Unie wil in 2030 een bijmengverplichting invoeren, maar Nederland wil dit dus drie jaar eerder. Een goed idee, denkt Klein Nagelvoort. „Als je het aan de vrije wil overlaat, gebeurt er te weinig.” 2030 is ver weg. En een bedrijf als Veolia gaat nu niet uitbreiden, terwijl er in feite juist meer recyclingcapaciteit nodig is als er een bijmengverplichting komt.
Dat is iets wat je meer hoort in de sector: ook als een bedrijf nu niet op omvallen staat, gaat het niet uitbreiden – omdat er geen geld aan te verdienen is. Terwijl uitbreiden in feite wel nodig is. „Ik zie wel licht aan het einde van de tunnel, maar die tunnel is nog zo lang. Als ik nu naar mijn baas ga en zeg dat ik wil bijbouwen, ziet hij me al aankomen.” Veolia in Vroomshoop maakt deel uit van een groter Franse concern, dat begin dit jaar in Duitsland nog een fabriek voor plasticrecycling sloot.
Met een bijmengverplichting moeten in principe ook nieuwe Umincorp-casussen voorkomen worden. Maar niet iedereen is erover te spreken.
Oerlemans Plastics, Giessen
In het kantoor van Rob Verhagen bij Oerlemans Plastics staan voorbeelden uitgestald van producten die het bedrijf heeft kunnen verduurzamen. Zakken voor tuinaarde, zakken voor webshopproducten.
Er staan ook twee miniatuurpallets met kleine baksteentjes, omhuld door plastic krimpfolie. Verhagen, directeur duurzaamheid bij het familiebedrijf: „Twee echte pallets neerzetten was wat groot.”
Laatst was er een baksteenproducent die wel wilde overstappen op gerecycled plastic. Maar het bleek makkelijker gezegd dan gedaan. „Er zitten veel eisen aan. Als een vrachtwagen een noodstop maakt, moet de folie wel heel blijven.” Anders vliegen de bakstenen zo de hele snelweg over. De veiligheidstesten met het nieuwe folie kostten 10.000 euro: een flinke investering.
Oerlemans Plastics in het Noord-Brabantse Giessen is een bedrijf dat de keuze heeft tussen nieuw óf gerecycled plastics. Wat Verhagen wil zeggen is: hij is weer afhankelijk van zíjn klanten en wat voor plastic zij willen. En overstappen naar gerecycled plastic draait niet alleen maar om kwaliteit en concurrentie met goedkoop nieuw plastic. „Er is een grote factor gedoe.”
Veel van de folies van Oerlemans worden verkocht als foodgrade en mogen geen gerecycled plastic bevatten. De eisen voor dit type zijn extra streng. Verhagen kon dit folie dus hoogstens makkelijker recyclebáár maken. Namelijk door over te stappen van een slecht te recyclen mengsel plastics, naar één type. Oerlemans maakt dit in een productielijn met een gigantische, 25 meter hoge installatie: een toren waarin in feite een soort plastic ballon geblazen wordt, waar uiteindelijk folies en zakken van gemaakt worden.
Folie recyclen is nog lastiger dan de harde plastics waar Veolia aan verdient. Dat komt onder meer doordat harde plastics makkelijker uit te sorteren zijn. Foliezakjes in het plastic afval plakken aan elkaar, een kaasfolietje plakt tegen een vleesfolietje.
Het aanbod gerecyclede korrels van dit materiaal uit huisvuil – dat Oerlemans weer krijgt van recyclaars – is grijs. Daar kun je zakken voor bijvoorbeeld potgrond van maken. Verhagen houdt er eentje omhoog: een proefproject voor een compostzak. De zak is grijzig. „Maar potgrond wordt bijvoorbeeld verkocht op uiterlijk. Een mooi plaatje doet wonderen.”
Van de branchevereniging, de Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie, zit ook algemeen directeur Harold de Graaf mee te luisteren naar het verhaal. De Graaf voert een lobby tegen de maatregelen om in 2027 een landelijke bijmengverplichting in te voeren voor plasticproducten die in Nederland worden gemaakt. Zo zoekt hij contact met verschillende Kamerleden.
De mannen benadrukken dat ze vóór een bijmengplicht van gerecycled plastic zijn. Maar wel op Europees niveau. Anders lopen de klanten zo naar de buurlanden. Vanwege dat gedoe, met bijvoorbeeld die kwaliteitstests, of de beperkende regels om gerecycled plastic toe te passen bij voedselverpakkingen. Of omdat ze zelf minder goed een mooie verpakking kunnen ontwerpen.
Nu virgin zo goedkoop is, blijkt ook hoe groot de rol van de prijs is. „Een shampoofles met gerecycled plastic kan een paar cent meer kosten”, zegt De Graaf. „Die worden in miljoenen aantallen verkocht. Ik zie dat ceo’s vaak groene taal praten, maar de inkopers grijs worden afgerekend in hun functioneringsgesprek. Dan is 1 of 2 cent maal een paar miljoen ineens veel geld.”
Wie wint er eigenlijk wel bij deze situatie? De grote, fossiele plasticfabrikanten. Maar wie zijn dat eigenlijk?
Gheys, Beringen
Je kan de honderden silo’s boven het bedrijventerrein van Beringen uit zien steken. Hier, in Belgisch Limburg, vind je een van de distributiecentra van logistiek bedrijf Gheys. Dat is gespecialiseerd in opslag en transport van polymerenkorrels: verschillende soorten plastics. Als er relatief goedkope plastics uit Azië of de Verenigde Staten naar Europa komen via de haven van Antwerpen, is er een goede kans dat ze hier passeren en in de tanks terechtkomen.
Gheys is een van de bedrijven die profiteren van de groeiende import van Aziatische en Amerikaanse korrels in Europa. Het bedrijf reageert niet op een interviewverzoek van NRC, maar directeur Ronny Joos sprak eind december wel met de Belgische website Transportmedia. „De petrochemische bedrijven in Europa zien zwarte sneeuw.” Ze draaien verlies, aldus Joos. „Producten die overzee worden geproduceerd zijn goedkoper en de vraag naar import steeg dan ook de laatste jaren overal in Europa.”
Ben je ook maar iets duurder, dan telt duurzaam niet
Europa, en zeker Nederland, had decennia een toonaangevende petrochemische industrie. Hoewel ze zelden bij naam werden genoemd, waren het bedrijven als Sabic (Geleen), Dow Chemical (Terneuzen) en het megacomplex van BASF in het Duitse Ludwigshafen waar de massa’s nieuw plastic vandaan kwamen. Die laatste is een van de grootste chemische fabrieken ter wereld. Op deze plekken kwam de olie op tankerschepen binnen, en hier verliet het goedkope spul de fabriek, op weg naar verpakkingsfabrikanten.
Toch is Europa inmiddels geen plasticexporteur meer, maar plasticimporteur. De petrochemische industrie is in deze regio getroffen door de energiecrisis: bij het maken van plastics is naast olie ook veel gas nodig. En dat laatste is in Europa sinds enkele jaren erg duur. Sabic in Geleen sloot een van de twee krakers: de gigantische installatie die nodig is om polymeren te maken. En BASF in Ludwigshafen ontsloeg duizenden werknemers. In Europa dreigt deïndustrialisering, is nu de angst. Een logistiek bedrijf als Gheys ziet de omzet voor het opslaan van Europese plastickorrels dalen.
De echte goedkope plastics komen nu uit Azië en de Verenigde Staten. De grote oliereuzen spelen daar een rol in. „Plastics zijn de hoop voor de olie-industrie”, schreef zakenkrant Financial Times deze week. Nu de vraag naar brandstof in Europa en de VS volgens analisten waarschijnlijk z’n piek heeft bereikt, onder meer door de opkomst van elektrische auto’s, zijn goedkope plastics een meer toekomstbestendige bestemming voor olie.
Oliereus Aramco kocht zich voor miljarden in bij grote Chinese plasticfabrieken. Exxon bouwt een gigantisch petrochemisch complex in Zuid-China en breidt uit in de VS. Shell opende vorig jaar in de staat Pennsylvania een reusachtige polymerenfabriek waar het werkt met goedkoop schaliegas. Bij de fabriek kunnen bijna tienduizend mensen werken; het heeft een eigen spoorwegsysteem met duizenden goederenwagens.
Volgens cijfers van branchevereniging Plastics Europe daalt het Europese aandeel in de wereldwijde productie snel, van 28 procent in 2002, naar 14 procent in 2022. China heeft al bijna een derde van de wereldwijde productie in handen.
De oliereuzen rechtvaardigen het maken van nieuwe plastics door te wijzen op de wereldwijd groeiende vraag naar plastic. Maar ondertussen frusteren zij de plastic recyclaars door eraan bij te dragen dat het nieuwe plastic zo goedkoop de markt overspoelt. De weg naar recycling zit dus muurvast.
Na zijn rondleiding laat Wittekoek van Umincorp in Rotterdam zich weer in zijn stoel zakken aan de grijze vergadertafel. „Misschien was ik naïef”, zegt hij over zijn poging te concurreren met fossiel. „Fossiel is oppermachtig. De economie draait er ook gewoon op, hè.”
Van de dertig geïnteresseerde partijen wilde één kandidaat echt door met de fabrieken van Umincorp. Het bedrijf had al met medewerkers en leveranciers gesproken. Toen liet de koper aan Wittekoek weten dat uit contact met de Haven Rotterdam was gebleken dat het huurcontract niet verlengd zou worden, waardoor de deal alsnog afketste. Het Havenbedrijf laat in een reactie weten dat het om „een herontwikkelgebied” gaat en dat het verder geen uitspraken doet over gesprekken met kopers. Toen Wittekoek een Rotterdamse wethouder en een Kamerlid om hulp vroeg, antwoordde de een hem niet, en een ander schreef na een maand dat hij begreep dat het „inmiddels niet meer opportuun was”.
Dus, een bloeiende recyclingindustrie… Wittekoek: „Wie wil het nou echt?”