Lieselot Elzinga, zangeres van electropunktrio Baby Berserk, doet bij elk optreden iets onverwachts. Ze klimt in een stellage, op een dak of verhoging, of hijst zich op aan een kabel. Daar staat ze dan, boven op het dak van een schuur of een opslag en bedenkt ineens dat ze eigenlijk erge hoogtevrees heeft.
Volgens Elzinga zijn risico’s een voorwaarde voor een geslaagd optreden. Door zichzelf uit te dagen, daagt ze de mensen in de zaal uit. „Ik denk dat het publiek een beetje gepord moet worden. Mensen zijn erg zelfbewust, ook tijdens een concert. Terwijl ze kijken naar jou, zijn ze ondertussen bezig met zichzelf. ‘Hoe beweeg ik?’, ‘Wat doen de mensen om me heen?’ Maar als ik iets mafs doe, een klimpartij of plotseling gegil, vergeten ze zichzelf. Dan zijn ze helemaal alert op mijn waaghalzerij. Ze beginnen te juichen of dansen net iets losser.”
In haar studio in Amsterdam-West zegt Elzinga, ook op een dinsdagmiddag met theatrale make-up rond haar ogen, dat ze een voorbeeld neemt aan mannelijke performers zoals Iggy Pop en wijlen Lux Interior van The Cramps, die ook overal inklommen en vanaf sprongen. Ze heeft tijdens hun concerten een vast moment waarop ze haar escapades doet, bij het nummer ‘Piggy Piggy’, bij de woorden ‘You’re afraid, yes, you’re afraid’. „Dat vind ik een grappig contrast.”
Samen met muzikanten Mano Hollestelle en Eva Wijnbergen creëerde Elzinga een warmbloedig huwelijk tussen punk en electro; ‘punk’ zijn hun houding en teksten, in bijvoorbeeld dat nummer ‘Piggy Piggy’ over het gedrag van autoriteiten: „Blood on your hands”.
Elzinga heeft een koele zangstijl waarmee ze die woorden vinnig afvuurt. Maar onder het brutale oppervlak schemeren muzikale subtiliteiten: verschillende lagen glanzende elektronica worden ondersteund door bubbelende percussie en bonkende basdrums, nu en dan doorboord door rafelige akkoorden.
Baby Berserk bestaat nu ongeveer vier jaar en tourt gestaag langs concertzalen en festivals, van Spanje en Engeland tot Duitsland, Turkije en Canada. Ze spelen relatief gezien minder vaak in Nederland, maar staan komende woensdag op festival Eurosonic Noorderslag in Groningen.
Dat Elzinga zo’n duidelijk idee heeft over haar taak als frontvrouw, is het gevolg van een lange geschiedenis als muzikant: sinds haar veertiende speelt ze in bands. Destijds was ze bassiste van vriendinnengroep Fuz, die in 2008 op Lowlands stond als ‘jongste band van het festival’ (en in februari een reünie-optreden geeft in Paradiso). En toch was een carrière als zangeres niet vanzelfsprekend. Elzinga studeerde mode aan de Rietveld Academie in Amsterdam en begon daarna het eigen kledingmerk ‘Elzinga’, met collega Miro Hämäläinen. „Ik zat altijd in bands maar toen ik afstudeerde dacht ik: ‘ik ga me nu voor één keer eens op één ding focussen’. Dus ik stopte met muziek en wijdde me aan stoffen en ontwerpen.” Samen met Hämäläinen maakte ze vier collecties per jaar en organiseerde ze spraakmakende modeshows met punkoptredens van bevriende bands, wild dansende modellen en groteske make-up, bijvoorbeeld tijdens de London Fashion Week. Het idee voor de felgekleurde kleding met grote kragen en strikken was gebaseerd op Elzinga’s eigen smaak: „Voor een nieuw ontwerp dacht ik altijd: ‘Hoe wil ik er zelf uitzien als ik op het podium zou staan?’.”
Hun label maakte naam. Toen in 2020 zangeres Adele een zwarte Elzinga-jurk droeg op haar verjaardag en er een foto van verspreidde, was het kledingstuk snel uitverkocht. Maar kort daarna sloeg de coronalockdown toe en was juist voor hun extravagante ontwerpen geen belangstelling meer. „Mensen droegen alleen nog huispakken.”
Elzinga begon weer muziek te maken, samen met Hollestelle en later Wijnbergen, tussen de kledingrekken in haar atelier. De eerste single ‘What I Mean’ werd meteen opgemerkt door het Zwitserse platenlabel Bongo Joe, via wie ze de eerste optredens direct in het buitenland konden doen en dat nog steeds hun muziek uitbrengt. Zo veranderde Elzinga’s loopbaan: van reizend modecircus in reizend muziektrio, opgepropt in een personenauto, kriskras door Europa. Kleding ontwerpt ze alleen nog in speciale opdracht. „En voor mezelf, ik maak altijd iets speciaals voor mijn optredens.”
Het is een wervelende mix van bravoure en venijn waarmee het drietal op het podium staat, is te zien tijdens de presentatie van het tweede album, Slightly Hysterical Girls With Pearls, eind november. In de kleine club Nachbar in Amsterdam klimt Elzinga langs een muur, zich optrekkend aan verwarmingsbuizen. Het juichende publiek reageert zoals ze hoopte, ‘expressief’ en dansend.
Na het optreden vertellen Hollestelle en Wijnbergen dat ze inspelen op Elzinga’s timing. Hun elektronica is niet voorgeprogrammeerd maar wordt grotendeels live gespeeld, via voetschakelaars en een reeks aan elkaar gekoppelde MIDI-apparaten.
Volgens Wijnbergen is het nodig dat de muziek spontaan kan worden aangepast, omdat Elzinga tijdens hun optredens onvoorspelbaar is. „We letten op Lieselot, zij bepaalt hoelang de opbouw van een nummer moet duren. En dat hangt af van het tijdstip en van het land waar we spelen.” Elzinga: „Hoe zuidelijker je komt, hoe wilder het publiek is. In Italië zijn de bezoekers meteen door dolle heen.” Hollestelle: „In andere landen duurt het soms langer. Dan spelen we uitgebreidere intro’s om ze op te warmen.”
Hoewel de muziek eigentijds klinkt, zijn de invloeden van de muzikanten van alle tijden: ze houden van de oer-rock-’n-roll van Bo Diddley, dubreggae van Lee Perry, artrock van Roxy Music en de druggy clubsound van de Hacienda clubscene in Manchester. En, belangrijk voorbeeld, het nummer ‘Jelly Fish Jam’ van cartoon-held SpongeBob. Hollestelle: „Zijn rave-stijl was geweldig. Dat lompe stadiongeluid had precies de energie die wij zoeken.”
Baby Berserk treedt op tijdens ESNS: 15/1 Oosterpoort, Groningen (1uur20). Slightly Hysterical Girls With Pearls verscheen bij Bongo Joe.