Sommige getekende grappen van Kamagurka blijven actueel. Neem de cartoons getiteld ‘Het museum van de censuur’, in zijn pas verschenen boek Dat waren nog eens tijden. We zien een hoopje zwart verkoolde boeken in een ‘Bookshop’. „Dit is onze collectie verbrande boeken”, zegt een mannetje erbij. Wat Kamagurka’s aanleiding voor deze prent was, is niet te achterhalen. Maar het roept onmiddellijk associaties op met de actualiteit in de Amerikaanse staat Florida.
Daar worden veel boeken uit schoolbibliotheken verbannen, omdat ze over zwarte mensen of genderdiversiteit gaan (zelfs het gedicht ‘The Hill We Climb’ van Amanda Gorman). Zoveel, dat de uitgeversgroep Penguin en schrijversorganisatie Pen een rechtszaak zijn begonnen tegen die verboden. Of ze veel kans hebben is onduidelijk, want de censuur is in de geest van de ‘Don’t Say Gay’-wet, die de Republikeinse gouverneur (en presidentskandidaat) Ron DeSantis in Florida afkondigde.
Rechtse Amerikanen steunen hem, ook financieel. Zodat Kamagurka’s andere censuurmuseum-cartoon ook weer actueel wordt. Daarop zien we een mannetje bij een wit papiertje op de museummuur, zeggend: „Dit werk hebben ze kunnen censureren met behulp van crowdfunding”.
Meestal verouderen getekende commentaren snel. Maar de betere van Kamagurka blijven actueel. Of zijn voorspellend.
Opwarming van de aarde
Veel van zijn cartoons over de opwarming van de aarde kun je er binnenkort weer bij pakken. Bijvoorbeeld die van de man die verhit in onderbroek in zijn tuin zit, en tegen zijn vrouw, in huis voor het open raam, zegt: „Kun je de verwarming wat lager zetten schat?”.
Hoe groot de maatschappelijke misstand of het menselijke ongemak ook is – Kamagurka zet het op z’n kop en wringt er in het absurde nog een lach uit. Nu zitten het nieuwe roken is, want dodelijk, klaagt de hond die het commando „Zit!” krijgt: waar is de dierenbescherming als je die nodig hebt?
De titel van de bundel Dat waren nog eens tijden is melancholisch absurd. De tijden waren al niet best, blijkt uit deze cartoons uit Humo en De Groene (klimaatcrisis, oorlog). En of ze beter zullen worden (Trumps nakende herverkiezing) is nog maar de vraag. Soms lijken Kamagurka’s getekende grappen, hoe absurd ook, zelfs oplossingen voor prangende kwesties te bieden. Neem de ‘Groene Sint met Zwarte Niet’, een duurzaam groen geklede sint zonder piet, die als cadeautjes wortels en knollen schenkt – die de kinderen zelf voor het paard klaar hadden gezet. Overconsumptie en zwartepietendiscussie in één klap opgelost.
Toen Luuk Ransijn ging hiken – „dat is Engels voor ‘martelgang’” – in de bergen, meldde zich plots een beer vanachter het struikgewas. Zo klonk het in elk geval. Zijn reisgezel sprak vervolgens „de zin uit waarmee mijn generatie zich onderscheidt van alle andere: google even wat we moeten doen.”
In een leuke debuutvoorstelling onderzoekt Ransijn (24), winnaar van het Amsterdams Kleinkunst Festival in 2023, de gevolgen van overvloedige blootstelling aan telefoons, schermen en oortjes met noise cancelling. Een van die gevolgen is scrollen in plaats van rennen voor je leven bij een aanstaande confrontatie met een beer. Hoewel je in dit geval nog kunt discussiëren over welke strategie meer overlevingskansen biedt, zijn de schadelijke consequenties op andere vlakken duidelijker, laat Ransijn treffend zien in Vacht.
Zo vertelt hij een grappig verhaal over hoe hij in de supermarkt eens ongewild de zelfscankassa moest verruilen voor de ‘normale’ kassa. Het had voor hem gevoeld alsof de caissière elke boodschap stuk voor stuk aan het beoordelen was. Gewenning aan technologie zorgt voor heftige ontwenningsverschijnselen wanneer deze plotseling niet beschikbaar is, zo blijkt. Een kassa verderop ziet Ransijn een klant zijn boodschappen met aanzienlijk meer zelfvertrouwen op de band leggen. „Hoe word je ooit zó vrijgevochten?”, aldus Ransijn in een leuke overdrijving.
Lees ook
Luuk Ransijn wint Amsterdams Kleinkunst Festival in sterke finale
Sterk betoog
Sterk is ook zijn betoog over het op veel middelbare scholen gebruikte digitale platform om cijfers, aanwezigheid en prestaties van leerlingen in bij te houden. Ransijn ziet het vooral als plek „waar ouders en school samenkomen om over je te nsb-en”. Ouders zouden het pad van hun kind niet helemaal mee moeten lopen, maar er beter aan doen om te helpen de weg te wijzen, luidt de moraal van Ransijns felle pleidooi.
Tussen anekdotes over worstelingen met de medemens en omgangsvormen door, zingt Ransijn een aantal mooie liedjes met vergelijkbare thematiek: zijn behoefte aan oprecht contact en het ontbreken daarvan op veel plaatsen. In tegenstelling tot in het dagelijks leven, heeft Ransijn op het podium ogenschijnlijk weinig moeite om contact te maken met het publiek. Zijn verhalen werken vaak goed omdat hij niet opzichtig een personage aan het spelen is – gelukkig maar, want veel cabaretiers zijn slechte acteurs.
Dat is een groot talent, schuilen achter een typetje is immers veel eenvoudiger. Het resulteert erin dat je Ransijn een aantal mindere vondsten sneller vergeeft (de running gag over het bedroevende concentratievermogen van zijn generatie bijvoorbeeld) en dat het eindnummer, ondanks dat de ingrediënten daarvoor ruimschoots aanwezig zijn, niet te sentimenteel wordt, maar juist ontroert.
Hoe zou het zijn om niet vanuit een zaal naar een opera te kijken, maar zelf midden in een opera te staan; niet als passieve toeschouwer, maar als protagonist? Het antwoord op die vraag wil componist en operamaker Michel van der Aa zijn publiek geven met zijn nieuwe ‘VR-opera’ From Dust.
Michel van der Aa (54) is de operacomponist voor wie de techniek zich niet snel genoeg kan ontwikkelen. Hij gebruikt in zijn opera’s vrijwel altijd nieuwe technische snufjes, met name op gebied van interactief beeld. Bijvoorbeeld door een zanger live met zichzelf te laten zingen in zijn doorbraakwerk in 2003, een interactieve liedcyclus in 2015 en grote 3D-beelden die via een miniatuurhuisje op het podium tot leven komen in 2016. Hoe je spraak, zang en acteren kunt laten samenvallen met (live) video, pushte hij recent nog verder in The Book of Water en Upload. Die laatste gaf NRC vijf ballen.
Lees ook
In Van der Aa’s film-opera ‘Upload’ bereiken raffinement en techniek nieuwe hoogten
De VR-bril is geen nieuw technisch snufje, en Van der Aa maakte er ook al eens eerder gebruik van in zijn Eight in 2019. Maar From Dust is groter in verhaal en in oppervlak (ongeveer zes bij zes meter bewandel je onbewust), en heeft nog een paar andere technische nieuwigheden. NRC kon het werk halverwege oktober alvast ‘uitproberen’ in een zogenaamde bètatest in een flinke hal op het Westergasterrein in Amsterdam, waar Van der Aa en zijn team de opera op proefpubliek testen en zoeken naar mogelijke laatste verbeteringen. Vanaf 3 december is de opera een kleine twee weken te ervaren in De Doelen in Rotterdam. Een kaartje koop je voor een tijdslot, want een VR-opera ervaar je niet samen, maar één voor één.
Voor jou gemaakte wereld
Allereerst wilde Van der Aa in zijn nieuwe VR-opera geen eenvormig, lineair verhaal. De wereld waar je invalt moet jóúw wereld zijn. Daarom mag je niet meteen bij binnenkomst de VR-bril opzetten. Eerst krijg je een onboarding, een vraaggesprekje: ‘Hoe comfortabel ben je met mensen om je heen?’ ‘Doe je ogen dicht en stel je een ruimte voor waar je je niet fijn voelt; wat zie je?’ ‘En hoe ziet de plek eruit die je juist wel fijn vindt?’ De medewerker die de vragen stelt, typt je antwoorden mee in een computer. Daar zit de echte vernieuwing: AI verwerkt de antwoorden vervolgens tot beelden en stuurt die naar de VR-bril die op een tafeltje klaarligt. Als het AI-model het goed gedaan heeft (in de bètatest van NRC moet de onboarding tweemaal opnieuw, omdat het AI-model de antwoorden verkeerd begreep), kom je in From Dust langs je eigen werelden, is Van der Aa’s bedoeling. Ook de route in de virtuele wereld zal voor iedereen anders uitpakken: het verhaal is niet lineair, maar vertakt zich in keuzes die het vervolg van het vierentwintig minuten durende VR-verhaal beïnvloeden, zowel in beeld als muziek.
Een ander verschil met zijn eerdere VR-brilwerk heeft te maken met de zangers die je op je reis door de virtuele wereld tegenkomt. Want, vertelt Van der Aa na afloop van de test: „Het allerbelangrijkste van deze opera is dat je je door de zangers gezien voelt. Je moet voelen dat er mensen met jou in de ruimte staan.” Hij vroeg de zangeressen van vocaal ensemble Sjaella om zijn nieuwe muziek in te zingen, maar niet zomaar voor een microfoon; camera’s en sensoren legden hun gezicht en gescripte bewegingen vast. In From Dust zijn de zingende hoofden op een digitaal lichaam geplakt; langdurig millimeterwerk om dat realistisch te krijgen, vertelt Van der Aa.
‘Nog niet alles mogelijk’
Inderdaad zijn de zangeressen in de bètatest al goed herkenbaar. Ze leiden je op je pad en staan meermaals in een cirkel om je heen. Terwijl je rondkijkt en -loopt, verschuift het geluid in je koptelefoon realistisch mee. De onboarding-vraag ‘Hoe comfortabel ben je met mensen om je heen’ blijkt te bepalen hoe dichtbij ze staan. Als je aangeeft je maximaal comfortabel te voelen, naderen ze je op nog geen armlengte afstand. Van der Aa: „In eerdere tests bleek al dat de ervaring voor sommigen zo realistisch was, dat een zangeres die je voor je neus recht aankijkt, té intens is.” Daarom programmeerde Van der Aa en zijn team de zangeressen zo dat ze op die momenten precies langs je heen kijken.
Lees ook
Dizzy van de prikkels door VR-opera ‘Eight’
De vierentwintig minuten vliegen in de test voorbij en het is lastig de ervaring te omschrijven zonder al te veel weg te geven. Daarbij is één run eigenlijk te overweldigend om From Dust in één keer te bevatten: beelden, muziek, Engelstalige zang, je weg vinden door de virtuele wereld, alles vraagt je aandacht. Maar het beginbeeld alleen al is bijzonder: als je de bril opzet, zie je een bol pixels in je hand liggen (je kunt door de bril je handen zien). Die bol spat uiteen en vormen de zangeressen die je bijna de hele ervaring blijven toezingen: soms eentje bijna fluisterend dichtbij, soms met z’n zessen tegelijkertijd symfonisch opzwepend, maar op een bepaalde manier toch steeds vluchtig en geheimzinnig. Op je weg kom je langs de beelden die je in de onboarding opgaf: in deze test een concertzaal en een duinlandschap met zeevogels.
Twee jaar is Van der Aa er met een team aan bezig geweest. En nog ziet hij op de bètatest allerlei dingen die hij wil verbeteren: belichting, stereo-effecten, zelfs het wapperen van het haar van de zangeressen wil hij nog realistischer. „Nog lang niet alles is mogelijk, met name grafisch. We werken met de best beschikbare computers, maar vooral door al die vertakkingen is de wereld zo groot dat de computers nog niet alles realistisch aankunnen. Dat heeft ook te maken met timing. Een lineair verhaal is makkelijk met beeld en geluid te timen, maar deze wereld geeft allerlei keuzes. Op elk scenario moet de computer een antwoord hebben.”
Is zo’n VR-opera nou een gebbetje, of denkt Van der Aa dat hier serieuze toekomst in zit? Dat laatste. „Je kunt verhalen vertellen die je tot nu toe niet kon vertellen. Publiek als protagonist, in een persoonlijk decor, dat is nieuw. Maar ik zou niet alleen nog maar VR-werken willen maken. VR vervangt niet het prachtige ritueel van samen in een zaal zitten en naar een nieuwe opera te luisteren.”
From Dust gaat 3 december in première op de Immersive Tech Week in De Doelen in Rotterdam. Info: dedoelen.nl
„Dit is het moeilijkste wat ik ooit schreef”, bekent rapper Sticks op de laatste track van zijn nieuwe album Zonneschijn. Het nummer heet ‘Lentezon’ en is „opgedragen aan de vrouw die er altijd voor hem was”. Zijn moeder kreeg vorig jaar te kampen met dementie, takelde in korte tijd af en overleed begin dit jaar. Op een kalme pianobeat klinkt Sticks’ kenmerkende nasale stem, nostalgisch en verdrietig. „Door je overlijden is je lijden over.” Het lied is de letterlijke tekst die hij voordroeg op de crematie.
Junte ‘Sticks’ Uiterwijk (42), stond eind jaren negentig aan de wieg van de Nederlandse hiphop, als deel van rapformatie ‘Opgezwolle’, samen met mede-Zwollenaren Rico, Delic en Typhoon. Hij groeide op met zijn moeder in de wijk Holtenbroek, tegenwoordig woont hij binnen de stadsgracht met zijn vrouw en twee kinderen. „Dat was altijd al de droom. Dus, welkom in mijn wereld”, zegt Sticks breed lachend in een koffiezaak in hartje Zwolle. Hij wijst naar buiten. Een felle herfstzon laat de kleuren van de bladeren oplichten, en doen denken aan de impressionistische werken van Cy Twombly, zijn favoriete kunstenaar.
Wat trekt je aan in zijn kunst?
„Zijn doeken gaan over ritme, over poëzie. In zijn benadering van schilderen herken ik de manier waarop ik muziek maak. Die creatiekracht, dat knagende gevoel dat je moet creëren, dat voel ik ook. Jezelf ‘out there’ gooien, heel kwetsbaar. Daar is veel moed voor nodig. Datzelfde gevoel heb ik bij Nick Cave. Die doet zo veel verschillende dingen. Dan brengt hij weer een boek uit, dan een expositie met keramiek, een nieuwe plaat of een blogpost. En toch voelt het nooit van ‘pff, daar heb je Nick Cave weer’. Het is altijd eerlijk en puur, gedreven door liefde. Ik modelleer mijn carrière wel een beetje naar die van hem. En naar de prachtig verwoorde adviezen van Rilke in zijn Brieven aan een jonge dichter. Schrijven, maken, omdat je niet anders kan.”
Sticks bekleedt een legendarische status in Nederlandse hiphop. Hij is een van de weinige rappers die al zo lang en zo consequent muziek uitbrengt. Vorig jaar nog twee albums (het wat duistere Alles Over Hoop en het optimistischere En Door), dit jaar weer een nieuwe. Eveneens consequent zijn de ingenieuze teksten en spitsvondige woordspelletjes op iedere track. Dat gevoel voor taal heeft hij niet van een vreemde: zijn moeder was docent Nederlands.
Inmiddels is Sticks in de veertig en zelf vader van twee dochters van vijf en acht, die „het taalgevoel van oma geërfd hebben”. Op Zonneschijn rapt hij dan ook veel over vaderschap en zijn nalatenschap. Toch klinken veel tracks nog jeugdig enthousiast. Op de track ‘Zijn we nog OK?’ met James, Rico en Typhoon klinkt de jonge branie van Opgezwolle door, terwijl de tekst gaat over ouder worden. En op ‘1 Take’ rapt Sticks open over zijn nalatenschap en dat hij geobsedeerd is door wat hij achterlaat.
In andere woorden: is het terugkijken begonnen?
„Nou, dat weet ik niet. Zonneschijn is in ieder geval een definitief statement. Het is goed zo. Maar een album is voor mij altijd een momentopname. Je weet niet wat volgend jaar brengt, voor nu is dit alles wat ik wil zeggen. Ik zal me altijd creatief blijven uiten. Maar of het muziek is, schilderen, of iets anders, dat vind ik lastig. En of dat per se iets is wat gedeeld moet worden, is ook nog maar de vraag. Maar ik zeg op ‘1 Take’ ook: het is pas genoeg als ik me bij m’n voorouders voeg.”
Wat drijft je om zo veel te maken?
„Ik word gewoon heel onrustig en down als ik een tijdje niets maak. Tegelijkertijd schaam ik me als ik chagrijnig wakker word, want ik vind dat ik dankbaar moet zijn voor wat ik heb. Maar soms kan ik het gewoon niet helpen. Ik moet creëren.”
Voor mij was het conflict met Ronnie Flex iets dat erbij kwam in een periode waarin ik niets kon hebben. Ik heb er wel spijt van
‘Zonneschijn’ ademt nostalgie en verdriet, maar ook blijdschap en verbroedering. Heeft dat te maken met het overlijden van je moeder?
„Ik weet niet of ik dat zo letterlijk zou stellen. Maar het is wel zo dat al die jongens van vroeger naar de crematie zijn gekomen. Dat deed me veel. Niet veel later zijn we de studio in gedoken. Typhoon, Rico, James, iedereen. Dat voelde echt als vanouds, ondanks dat iedereen zijn eigen ding is gaan doen. Mijn kinderen erbij op de bank met een broodje pindakaas. Heerlijk, dan voel ik trots. En tegelijkertijd mis ik mijn moeder enorm. Ze was een grote inspiratiebron, de vrouw die mij gemaakt heeft. ‘Lentezon’ is de speech die ik gaf op haar crematie. Dus, ik weet het niet, het is denk ik tweeledig. Dit album is zowel litteken als liefde. Het leven, gewoon. De dood is op dit album nooit ver weg, maar het leven is altijd dichterbij.”
Zonneschijn gaat over zelfgekozen familie, over liefde en rust. Het was dus nogal out of character toen Sticks dit voorjaar Ronnie Flex leek te ‘dissen’, zo geeft hij ruiterlijk toe. Een zakelijk conflict tussen Sticks’ label Top Notch en Ronnie Flex werd niet alleen in de rechtszaal, maar ook muzikaal uitgevochten. Sticks bracht samen met Jiggy Djé (alias van Vincent Patty, baas van Top Notch) de track ‘Pincodes’ uit, als reactie op de eerdere disstrack ‘Kees Closed’ van Ronnie richting Top Notch. De gemoederen liepen erna hoog op, zeker toen Anouk zich erin mengde en Ronnie Flex met het n-woord bejegende.
Lees ook
Na dissraps tussen Ronnie Flex en Top Notch is nu ook Anouk betrokken. Wat is er aan de hand?
Wat gebeurde daar?
„Tja… Het begon in maart. Ik was net mijn moeder verloren, was helemaal fucked up en in de war van de rouw. Ik besloot met Vincent een paar dagen naar de Ardennen te gaan, even ertussenuit. Tegelijkertijd zat Vincent enorm met de situatie rondom Ronnie in zijn maag. Ik had wat teksten geschreven en Vincent wilde dat ik die op beat zette. Ik dacht, waarom niet, het doet me vast goed om even alles van me af te rappen alsof ik nog begin twintig ben. Verdriet brengt ook woede. Tegelijkertijd weet ik zeker: geen enkele zin op dat nummer ging over Ronnie. Toch werd de track later door iedereen opgevat als een diss. Hand op m’n hart, dat was niet mijn intentie.”
Had je niet kunnen voorzien dat het zou ontploffen?
„Achteraf natuurlijk wel. Er zat ook zeker een stukje ego in. Vincent had een paar scherpe teksten richting Ronnie, dus ja, dan ben je guilty by association. Maar voor mij was het iets dat erbij kwam in een periode waarin niets kon hebben. Ik heb er wel spijt van. Als ik er met mijn hoofd bij was geweest, had ik het niet gedaan. Klinkt misschien als slappe hap, maar het is echt zo. Ik heb Ronnie later nog via de app gesproken en hij zei dat het ‘gewoon hiphop shit was’. Er is geen haat tussen ons. Voor mij gaat het om het welzijn van de mensen om me heen, en uiteindelijk om wat ik zelf belangrijk vind. Op een gegeven moment verandert je leven. Je krijgt kinderen, er gebeuren ingrijpende dingen, en dan worden dat soort ego-dingen minder belangrijk. Het is wat het is: een momentopname, net als alles wat we maken.”