N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Stadswandeling Het leven van Johannes Vermeer laat zich samenvatten in een wandeling van krap meer dan een kilometer. Veel is veranderd of verdwenen, maar zeker niet alles. „Vermeer had zonder twijfel zijn weg nog kunnen vinden in het éénentwintigse-eeuwse Delft.”
De reeks ontploffingen was zo luid, dat ze tot op Texel schijnen te zijn gehoord. Op 12 oktober 1654 ontploft in Delft het buskruitdepot – een weergaloze catastrofe die een groot gat in de stad slaat. De jonge schilder Johannes Vermeer is dan 21 jaar oud, net een jaar ingeschreven als meester-schilder bij het Sint-Lucasgilde en maakt rond die tijd zijn eerste gesigneerde doeken. Er vallen bij die ‘Delftse Donderslag’ minstens honderd doden (onder wie schilder Carel Fabritius). Vermeer en zijn familie blijven wonderwel ongedeerd.
Het ging minder abrupt dan met de donderslag, maar sinds Vermeers tijd is er in de oude binnenstad van Delft opnieuw veel veranderd: huizen zijn verbouwd, gesloopt en niet altijd herbouwd. Van de huizen waar Vermeer gewoond heeft, staat geen oorspronkelijke gevel meer overeind. Tóch is de sfeer, met de oude straten, grachten en smalle stegen, nog behoorlijk zeventiende-eeuws.
„Bovendien is de plattegrond van de stad nog precies hetzelfde als in de tijd van Vermeer”, zegt conservator David de Haan van Museum Prinsenhof Delft. Hij stelde de tentoonstelling Het Delft van Vermeer samen, over het Delftse sociale leven rondom Vermeer. „Vermeer had zonder twijfel zijn weg nog kunnen vinden in het éénentwintigse-eeuwse Delft.”
We wandelen door de binnenstad, op zoek naar sporen van Vermeer.
Het leven van Vermeer laat zich samenvatten in een wandeling van krap meer dan een kilometer (1.600 voetstappen, of het dubbele als je ook het Gezicht op Delft wilt zien), vrijwel zijn hele leven speelde zich af op en om de Delftse Markt.
Oktober 1632
Voldersgracht 25/26
Herberg De Vliegende Vos
Het leven van Vermeer begint op de Voldersgracht, in de herberg van zijn vader Reynier Jansz en moeder Digna Baltens. Die herberg heet De Vliegende Vos [1], en stond ter hoogte van waar nu de huisnummers 25 en 26 staan. „Indertijd hadden huizen nog geen huisnummers, in documenten gaat het dan bij wijze van spreken om het ‘vierde huis ten oosten van het Oude Mannenhuis’”, zegt De Haan.
Op 31 oktober wordt Vermeer als ‘Joannis’ gedoopt in de Nieuwe Kerk [2] op de Markt.
De vader van Vermeer was naast herbergier ook kunsthandelaar – beide beroepen zal Vermeer later overnemen. Als belangrijke ontmoetingsplaatsen waren herbergen destijds heel gebruikelijke plekken voor kunsthandel. „Zo kwam Johannes ongetwijfeld al op jonge leeftijd in aanraking met kunstenaars.”
Omstreeks 1657-1658
Vlamingstraat 42
‘Het straatje’
In het verlengde van de Voldersgracht ligt de Vlamingstraat. In 2015 stelde UvA-hoogleraar Frans Grijzenhout op basis van kadaster-kaarten overtuigend vast dat hier, ter hoogte van huisnummer 42 [3], de huizen moeten hebben gestaan die Vermeer schilderde in Gezicht op huizen in Delft, of ‘Het straatje’ (1657-1658). De breedte van de twee poortjes bleken de sleutel tot de locatiebepaling in het kadaster.
Die ontdekking geeft het schilderij een biografische link met Vermeer, wijst De Haan aan: „In het rechterhuis woonde Ariaentgen Claes van der Minne, Vermeers tante.” Na de dood van haar echtgenoot onderhield zij zichzelf en haar drie dochters met de verkoop van pens. Schuin tegenover woonde Vermeers twaalf jaar oudere zus Geertruyt.
Het vermoedelijke ‘straatje’ aan de Vlamingstraat, op de plek waar de gevels nu de huisnummers 40 en 42 dragen. Foto Olivier Middendorp
Voorjaar 1641
Hoek Oudemanhuissteeg en de Markt
Huis Mechelen
Als Vermeer acht jaar oud is, verhuist het gezin naar een grotere herberg, Huis Mechelen, op de hoek van de Oudemanhuissteeg en de Markt, nog geen honderd meter van zijn geboortehuis. Van die zeventiende-eeuwse herberg is nu geen spoor meer te bekennen – het Huis Mechelen is in 1885 afgebroken om een bredere doorgang naar de Markt te maken.
Om het goed te maken, is hier wel een herdenkingsplaquette ingemetseld: ‘Omtrent deze plaats heeft het huis ‘Mechelen’ gestaan waar october 1631 werd geboren Jan Vermeer de schilder’. De Haan: „Dat is twee keer fout: hij is hier niet geboren, én gebruikte de naam ‘Jan’ nooit in officiële documenten. Dergelijke gedenkstenen zijn geplaatst in een tijd dat mensen behoefte hadden aan dit soort eerbetoon, maar nog niet het benodigde onderzoek was gedaan.”
29 december 1653
Voldersgracht 21
Sint-Lucasgilde / Vermeer Centrum Delft
Als Vermeer 21 jaar oud is, ongeveer een jaar na het overlijden van zijn vader, treedt Vermeer toe als ‘meester-schilder’ tot het Sint-Lucasgilde. Het gilde heeft op het moment dat Vermeer toetreedt nog geen vaste locatie, maar vanaf 1661 huist het in het voormalige Oudemannenhuis aan de Voldersgracht [5], pal tegenover het huis waarin Vermeer volwassen werd.
Het gebouw van het Sint-Lucasgilde is in 1876 gesloopt, tegenwoordig staat hier een moderne replica van de oorspronkelijke gevel (wie de originele guirlandes wil zien, moet naar het Rijksmuseum, daar zijn ze in de buitengevel verwerkt). In dit gebouw huist tegenwoordig het Vermeer Centrum Delft: met onder meer alle werken van Vermeer op ware grootte in replica.
Ergens tussen 1653 en 1660
Oude Langendijk, hoek van de Molenpoort (nu Jozefstraat)
Woonhuis met schoonmoeder Maria Thins
Begin april 1653 gaat Johannes Vermeer in ondertrouw met Catharina Bolnes. Hun trouwvoornemen is omstreden, blijkt uit het feit dat de ondertrouw-inschrijving eerst is doorgekrast. Maria Thins, de moeder van Catharina Bolnes, blokkeert het huwelijk. Mogelijk speelde het klasseverschil een rol: Catharina komt uit een vooraanstaande, rijke familie, en is bovendien katholiek, terwijl Johannes uit een hervormde familie komt. „Op de avond van 4 april 1653 gaan twee bekenden van Johannes en Catharina langs bij Thins, om een goed woordje voor ze te doen. Wat er precies is afgesproken blijft onduidelijk, maar zij geeft daarna aan het huwelijk niet te ‘beletten of verhinderen’.”
Het echtpaar trouwt katholiek in Schipluiden, en is ergens tussen 1653 en 1660 in de woning van Maria Thins op de hoek van de Oude Langendijk met de Molenpoort ingetrokken. „Opnieuw een verhuizing van nog geen honderd meter”, zegt De Haan. „Maar Vermeer komt nu wel in een heel andere wereld terecht, dit heette destijds de Papenhoek.” Hier schildert Vermeer de meeste van zijn werken, samen met Catharina krijgt hij zeker veertien tot vijftien kinderen, van wie er elf de kindertijd overleven.
Lang is gedacht dat Vermeer aan de linkerkant van de Molenpoortsteeg woonde, direct naast waar nu de Maria van Jessekerk staat en waar een ANWB-bord hangt over Vermeer. „Tegenwoordig zijn er steeds meer aanwijzingen dat hij juist aan de rechterkant woonde.” Naast de woning van Vermeer en Bolnes was destijd een schuilkerk gevestigd van de orde der jezuïeten, op de plek van de Maria van Jessekerk.
Het onheil voor Vermeer slaat toe na het Rampjaar 1672 als de complete economie instort. Vermeer krijg zijn eigen schilderijen en, als kunsthandelaar, die van anderen niet meer verkocht. Hij kan niet langer zorgen voor zijn elf kinderen. Mogelijk leidt deze financiële stress in 1675 tot zijn vrij plotselinge dood. Zijn weduwe beschrijft „dat hij gelijk als in frenesie [razernij] vervallende in een dach of anderhalff was gesont en doodt geweest.”
16 december 1675
Oude Kerk
Uitvaart met 14 dragers
Dankzij een recente ontdekking van gepensioneerd archivaris Bas van der Wulp van Erfgoed Delft weten we iets meer over de uitvaart van Vermeer in de Oude Kerk [7]. In een tot dusver onbekende inschrijving in een begrafenisregister staat dat hij een uitvaart kreeg met ‘veertien dragers’ en ‘één poos klokgelui’.
„Duidelijk een luxe behandeling”, aldus Van der Wulp. De uitvaart werd hoogstwaarschijnlijk betaald door Maria Thins. Aannemelijk is dat zij dacht de uitvaartkosten van Vermeer slechts voor te schieten. Waarschijnlijk waren zij nog niet op de hoogte van de financiële misère waarin Vermeer in die tijd verkeerde.
In de Oude Kerk is een herdenkingssteen geplaatst, maar waar Vermeer precies begraven is, is onduidelijk. Bovendien zijn de graven door de eeuwen heen grotendeels geruimd.
Toegift: 1660-1661
Hooikade
‘Gezicht op Delft’
Om nog één keer het Delft van Vermeer te zien, lopen we naar het uitzichtpunt op de Hooikade [8], hier is het ‘Gezicht op Delft’ te zien. Ook hier is in de loop der tijd veel veranderd: Vermeers serene stadsgezicht heeft plaatsgemaakt voor een kakofonie van oude en moderne bouwstijlen. Maar Vermeer schilderde destijds waarschijnlijk ook niet precies wat hij zag. „Dit is de Kolk, die via de Schie verbonden is met het toen nog Delftse Delfshaven, waardoor Delft een havenstad was. Het moet een enorm drukke plek zijn geweest, maar Vermeer schildert niet de hustle and bustle van de grote stad, maar kiest juist voor een heel kalm beeld. Hij zet duidelijk de werkelijkheid naar zijn hand.”
Wie in hedendaags Delft goed kijkt ziet rechts van de toren van de Nieuwe Kerk, precies op de plek van het beroemde ‘gele muurtje’ waar het personage Bergotte uit Marcel Prousts À la recherche du temps perdu zo van ondersteboven was dat hij overlijdt, een okergele wand van een moderne opbouw.
Het lijkt een stille ode: de stad mag dan veranderen, dit muurtje blijft geel.