„Voor mijn tweede Moederdag kreeg ik van mijn echtgenoot goedkoop tuingereedschap en wat zaden. Het was eigenlijk een grap: we waren toen, midden jaren tachtig, net naar Vermont verhuisd en hadden voor het eerst een tuin. Het eigenlijke cadeau was een paar oorbellen. Ik weet zeker dat hij spijt heeft gekregen van de tuincadeaus, want ze veranderden mijn leven – ik werd een obsessief tuinierder. Als ik niet in de tuin ben, denk ik aan de tuin. Ik blijf maar dingen planten. Ik kan niet eens onder woorden brengen wat de tuin voor mij betekent. Het moment dat ik het uitspreek is het al iets anders. De tuin is een andere vorm van schrijven. Als ik in de tuin ben schrijf ik en de tuin schrijft naar mij – de tuin vertelt me hoe ik moet schrijven. O, dat had ik niet moeten zeggen.
De tuin wordt ons voorgesteld als een plek om te ontspannen, een antidepressivum. Maar de tuin is de lastigste plek die er is, het is een plaats vol uitdagingen en wreedheid, het is veroveren en overgeven. Altijd is er de vraag: wat te doen? En daarin ligt het geluk: iets leren wat je nog niet wist. Een tuin is een openbaring.
De tuin – niet de moestuin, maar de tuin met bloemen – is ontstaan na 1492, toen ontdekkingsreizigers dingen naar huis begonnen te sturen. Hernan Cortès ging naar Mexico en vond daar de bloemen die later dahlia’s werden genoemd, naar Andreas Dahl, een assistent van Linnaeus. Kolonialisme zit in alles. Niet één bloem die uit Nederland wordt geëxporteerd is inheems, en zeker niet de tulp.
Tijdens een reis door Nepal zag ik in elke tuin bloemen uit Midden- en Zuid-Amerika: afrikaantjes, dahlia’s, brugmansia’s. Toen besefte ik: mensen houden gewoon meer van andermans dingen. Het is niet altijd kwaadaardig, het heeft niet eens met jaloezie te maken. Gewoon: wow, dat is mooi, dat wil ik ook. Maar Europeanen pakken alles.

In The New York Times las ik in 2018 een artikel waarin stond dat er niet genoeg boeken zijn voor kinderen van kleur. Dus ik dacht: die ga ik schrijven. Het werd An Encyclopedia of Gardening for Colored Children, een boek dat ik vroeger zelf had willen lezen. Planten zijn een geweldige manier om de wereld te leren kennen. Bij de B gaat het over de broodvrucht; Kapitein Cook vond die in 1769 Polynesië, het werd naar het Caribisch gebied gebracht als voedsel voor de slaafgemaakten. De I is voor indigo, een verfplant die in de achttiende eeuw werd gekweekt in Haïti en Frankrijk rijk maakte. Sommige letters hebben twee lemma’s, maar ik zou zo een tweede deel kunnen maken. Mahoniebomen komen van nature alleen voor in Centraal-Amerika, maar mahoniehout komt voor in alle boeken van Jane Austen. Ja, het woord colored werd voor zwarte mensen gebruikt in de tijd van de segregatie, maar zwarte mensen hoeven witte mensen niet te laten bepalen of een woord correct is of niet. En wie zegt dat witte kinderen niet ook een kleur hebben? Wit is niet de standaard. Een heleboel illustratoren wilden er zich niet aan wagen vanwege die naam. Maar toen werd ik in contact gebracht met [de bekende beeldend kunstenaar] Kara Walker. Ze had nog nooit een botanische tekening gemaakt, maar ik heb haar een paar bloemenboeken gestuurd en ze is gewoon begonnen. Ze had net een nieuw huis gekocht en ze tuiniert nu ook.
Ik groeide op op Antigua. Op zo’n klein eiland was in de jaren vijftig niet veel interessants te lezen. Dus las ik als kind veel in de Bijbel. Dat heeft een enorme invloed op mijn schrijven gehad, en ik denk zelfs op de manier waarop ik zinnen construeer als ik praat. Er zitten veel herhalingen in de Bijbel, en ook in mijn boeken, zo bekrachtig je een centraal thema. En net als in de Bijbel begin ik veel zinnen met voegwoorden. Als je een zin begint met ‘en’ dan maak je meteen duidelijk dat er een heleboel is dat je weglaat. Als in Genesis staat ‘En God zag dat het goed was’ betekent dat dat er andere scheppingen waren die niet zo goed waren.
Ik houd nooit rekening met lezers, want lezers zijn niet loyaal. Soms houden ze hiervan, dan weer daarvan, je kunt niet op ze rekenen. Voor mijn studenten creative writing haalde ik altijd het voorbeeld van de apostel Paulus aan. Hij schreef al die brieven aan de Korintiërs, de Galaten, de Filippenzen. Al die mensen en hun nazaten zijn er niet meer, maar de brieven nog wel. Het gaat niet om het publiek of om jou als schrijver, maar om de tekst.
Ik schreef voor [het New Yorkse weekblad] The Village Voice toen ik iemand ontmoette die bij The New Yorker werkte. Op een dag vroeg hij of ik de hoofdredacteur, William Shawn, wilde ontmoeten. Ik had geen idee wat The New Yorker was, maar ik zei ja op alles. Ik kreeg een opdracht en later een baan. Wiliam Shawn was briljant, iedereen adoreerde hem, ik ook. Maar als hij me vroeg een woord te veranderen weigerde ik dat. Het ging het om woorden die ethisch niet zouden kunnen, zoals ‘humping’ [iemand bespringen], dat in een van mijn eerste korte verhalen stond. Hij heeft mijn werk nooit níét gepubliceerd, maar wel onder protest. Hij zei: John Updike heeft dit veranderd en Philip Roth dat, hij had een hele lijst. En dan zei ik: dat hadden ze niet moeten doen. Als schrijver moet je staan voor je taal. Als de verhalen van de schrijvers van die lijst in een boek terechtkwamen, hadden ze alles weer terug veranderd.
Ik werd altijd gezien als een intelligent, uitzonderlijk kind. Mijn leraren waren dol op me. En toen, op mijn zeventiende, werd alles wat uniek aan mij was opzij gezet. Mijn moeder stuurde me de wereld in om problemen op te lossen die ik niet had veroorzaakt: de jongste van de drie zoons die na mij werden geboren stortte ons gezin in een armoede die we daarvoor niet hadden gekend. Ik moest in de VS, in Scarsdale, gaan werken als kindermeisje. Ik kon het niet geloven. Mijn moeder had me leren lezen, uit een biografie van Louis Pasteur, ze maakte de mooiste kleren voor me. Ik kan behoorlijk genadeloos zijn, maar zoiets zou ik mijn kinderen nooit aandoen. Verlaten worden door je moeder, op welke manier dan ook, is het ergste wat je kan overkomen.
Na twee jaar had ik er genoeg van om als de hulp te worden behandeld en ben ik naar New York gegaan. Ik was er au pair en in de avonduren maakte ik mijn middelbare school af, daarna kon ik naar een college in New Hampshire. Ik schreef mijn moeder hoe verschrikkelijk koud het er was en hoe ellendig ik me voelde. Ze antwoordde dat het maar goed was dat ik het zo koud had omdat ik altijd dingen probeerde die ik niet kon. Daarna heb ik haar brieven niet meer geopend. Ik schreef haar niet meer, ik stuurde geen geld meer, en na een paar jaar veranderde ik mijn naam. Dat was erg noodzakelijk, al besefte ik dat toen nog niet. Soms doe je instinctief wat nodig is. Ik denk niet dat de persoon die mijn moeder Elaine Cynthia Potter Richardson had genoemd, had kunnen doen wat ik heb gedaan. Pas in 1986 ben ik teruggegaan naar Antigua. Mijn dochter was één, en ik wilde dat ze mijn moeder zou ontmoeten en mijn moeder haar. Opmerkelijk genoeg ontwikkelde ze later een voorkeur voor mijn zoon, die een paar jonger is. Ik denk dat dat komt omdat ze zelf eigenlijk geen meisje had gewild.
Als er een scheidingsgod is moet ik haar bedanken. Ik wilde geen echtscheiding, maar ik bloeide ervan op. Doordat ik me niet met de ander hoefde bezig te houden veranderde er iets mijn hoofd. Ik ging anders denken, de wereld intellectueler benaderen. Het is heerlijk om alleen te zijn en zelf beslissingen te nemen. Van het woord eenzaamheid begrijp ik niets. Ik wil nooit meer met iemand samenleven.”
CV
CV
- 1949
- Als Elaine Cynthia Potter Richardson geboren in Saint John’s, Antigua
- 1966
- Verhuist naar de VS
- 1973
- Neemt naam Jamaica Kincaid aan
- 1976
- Redacteur The New Yorker (tot 1996)
- 1979
- Huwelijk met Allen Shawn (tot 2002)
- 1985
- Eerste roman, Annie John
- 1988
- Essay A Small Place, over toerisme en kolonialisme op Antigua
- 1991
- Docent Harvard (tot 2024), vanaf 2009 doceerde ze ook jarenlang aan Claremint McKenna College
- 1999
- Non-fictieboek My Garden (Book)
- 2022
- Oeuvreprijs Paris Review Hadada Award
- 2024
- An Encyclopedia of Gardening for Colored Children
- 2025
- Putting Myself Together, een bundel met non- fictiestukken vanaf 1973, verschijnt op 5 augustus (Pan Macmillan)
- Jamica Kincaid schreef veertien boeken (romans en non-fictieboeken) en won verschillende prijzen. Ze heeft twee volwassen kinderen en woont in Bennington, Vermont, waar ze meer dan een hectare grond heeft.
Lees ook
‘Nu pas besef ik hoe venijnig ze kan zijn’
