N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tien jaar Willem-Alexander
Er is in de huidige tijd geen enkele rationele rechtvaardiging te bedenken voor een monarchie. Wie gelooft in de parlementaire democratie, in het recht op zelfbeschikking en in gelijkheid, zal niet snel een monarchie als staatsvorm bedenken. Met aan het hoofd van de regering een ongekozen Koning die op basis van zijn geboorte een uitzonderingspositie heeft.
Dat gezegd hebbende, Nederland heeft – zolang zijn inwoners daarvoor kiezen – een Koning als staatshoofd. Deze week is het tien jaar geleden dat de huidige kroondrager werd ingehuldigd. Daarmee is Willem-Alexander een van de langstzittende boegbeelden van dit land.
Zijn rapportcijfers zijn echter bedroevend. In de jongste koningsdagpeiling van Ipsos voor de NOS krijgt Willem-Alexander nog net een voldoende. De keuze van het koninklijke gezin om in oktober 2020 naar hun vakantiehuis in Griekenland af te reizen – daags nadat het kabinet allerlei nieuwe coronabeperkingen had opgelegd – wordt ze nog altijd nagedragen.
Dan gaat het om de populariteitscijfers van de man, niet om het instituut. Maar deze zijn ondeelbaar; wat de man doet kan het instituut onherstelbaar beschadigen. Ook dat is terug te zien in de koningsdagpeiling: nog slechts 35 procent van de ondervraagden steunt de huidige manier waarop het koningschap is vormgegeven, 25 procent geeft de voorkeur aan een meer ceremonieel koningschap, 20 procent kiest voor een republiek.
Dalende steun is er ook voor het principe van erfopvolging, toch de pilaar waarop een monarchie is gebouwd, en voor de staatsrechtelijk meest zichtbare taken van de Koning, waaronder het voorlezen van de Troonrede. Onder hoogopgeleiden en jongeren is de steun voor alle aspecten van de monarchie het laagst.
Nu gaan discussies over het Koninklijk Huis altijd, en al voor de troonsbestijging van deze koning, over incidenten en geld, vaak over een combinatie van beide. Over transparantie in de uitgaven van de koning, of over wat er op het Kroondomein gebeurt. Dat zijn allemaal noodzakelijke debatten over de privileges en uitzonderingspositie van één familie.
Maar het tienjarig jubileum van Willem-Alexander vraagt met deze cijfers om een breder publiek debat. Hangt de afname in steun voor de monarchie louter samen met de persoonlijke gedragingen van de koning? Is hij, doordat hij zo gewoon mogelijk wil zijn, misschien een BN’er geworden wiens populariteit afhangt van de laatste hit or miss? Of past dit in een breder kader? Ook het vertrouwen in de landelijke politiek en andere instituties wankelt immers.
Maar de echte onderliggende vraag is of de constitutionele monarchie zoals Nederland die kent nog voldoet aan de eisen van deze tijd. De laatste grote staatsrechtelijke en maatschappelijke discussie daarover werd 23 jaar geleden gevoerd.
De koning zal zich ook moeten afvragen welke rol hij kan – en wil – bijdragen aan dat debat. Niet door actief in woord daaraan bij te dragen. Wel door zichtbaarder uit te dragen wat volgens hem de rol is van de Koning in deze democratie.
Het draagvlak voor de monarchie dreigt nu sluipenderwijs te verdwijnen. Alleen na een debat kan er een eerlijk antwoord worden gegeven op de vraag: welk probleem wordt opgelost door de monarchie te behouden, dan wel af te schaffen?