‘Hier heb ik nog een kleine verrassing”, zegt Muataz Ayoubi (36), nadat hij een rondleiding heeft gegeven door de fabriek voor aluminiumstaven waarvan hij samen met zijn vader eigenaar is. Hij duwt een buitendeur open. Daarachter ligt aan een terras een keurig onderhouden zwembadje, waarin net korte baantjes getrokken kunnen worden. In de verte zijn andere, deels verwoeste fabrieken van het uitgestrekte industrieterrein buiten Aleppo te zien. „Tijdens de oorlogsjaren heb ik tweeënhalf jaar permanent op de fabriek gepast”, legt Ayoubi lachend uit, „maar er is hier natuurlijk geen enkel vertier, dus toen heb ik dit badje laten aanleggen.”
Het gevaar kon sinds het begin van de Syrische oorlog in 2011 van alle kanten komen. Om te beginnen van het bewind van president Assad, dat eind vorig jaar eindelijk viel. „Enkele jaren geleden werd ik zomaar gearresteerd en ervan beschuldigd een terrorist te zijn. Onzin natuurlijk, maar mijn familie heeft toen ons huis moeten verkopen en mijn BMW 5-serie, waarop ik altijd zo trots was, om me vrij te krijgen.” Ook stonden leden van de gevreesde Vierde Divisie, een elite-legereenheid geleid door Assads jongere broer Maher, steevast bij de poort van het industrieterrein om geld te eisen als er aluminiumstaven en andere producten naar buiten werden vervoerd.
Maar het gevaar kon ook van elders komen. Hezbollah, de pro-Iraanse Libanese militie die meevocht met Assad, legde uitgerekend naast de fabriek van Ayoubi een depot aan. Wat ze daar precies opsloegen was niet duidelijk, maar de Ayoubi’s beseften dat het riskant was zo’n buurman te hebben. Daarom schakelden ze een rechtbank in om het depot weg te krijgen. Maar het regime negeerde het gerechtelijke bevel. In maart 2019 bombardeerde Israël het depot. Nourredin al-Muslim, manager in het bedrijf, laat een video zien van het vuurwerk dat hiermee gepaard ging. Ayoubi’s fabriek liep schade op, maar kon de aluminiumproductie voortzetten. Van het depot zijn nog slechts wat betonnen muren en een hoop verwrongen staal over.
Altijd doorwerken
„De mensen in Aleppo werken altijd door”, zegt een medewerker van Ayoubi, „zelfs tijdens bombardementen of een aardbeving, zoals een paar jaar geleden [in 2023].” De stad en haar bewoners zijn er trots op dat Aleppo vanouds geldt als het industriële en commerciële hart van Syrië. Geen stad van ambtenaren, zoals de hoofdstad Damascus, maar van ondernemers en arbeiders, die de handen uit de mouwen steken.
Maar ook Muataz Ayoubi erkent dat het bedrijf, mede door de jarenlange verlammende Amerikaanse en Europese economische sancties tegen Syrië, nog lang niet maximaal presteert. Op dit moment werken er zo’n honderd mensen, onder wie twaalf vrouwen, terwijl hij voordat de oorlog in 2011 begon twee keer zoveel mensen in dienst had. Zijn machines, twintig jaar geleden door de Chinese fabrikant geïnstalleerd, zijn verouderd.
Beschermende kleding voor de werknemers ontbreekt eveneens bijna volledig, ook bij de roodgloeiende oven waarin oud aluminium wordt gesmolten voor hergebruik. Bij de afdeling waar de nieuwe staven met witte verf worden bespoten, dragen werknemers ondanks een doordringende chemische damp slechts maskertjes die uit de coronatijd lijken te stemmen, sommigen zelfs dat niet.
Door de sancties is Ayoubi nog voornamelijk aangewezen op binnenlandse afnemers. Want Syrië is als gevolg van de sancties nog altijd uitgesloten van het SWIFT-betalingssysteem, dat vrijwel onmisbaar is voor buitenlandse transacties. „We hebben nu wel een klant uit Nigeria”, vertelt al-Muslim. „Maar die betaalde gewoon cash.”
Lange weg
Weinigen ontkennen dat Syrië nog een lange weg heeft te gaan om weer tot bloei te komen. Al jaren kromp de economie onder Assads corrupte bewind, deels door de oorlog maar ook door de buitenlandse sancties. Volgens schattingen van de Verenigde Naties leeft negentig procent van de bevolking onder het bestaansminimum van 2,15 dollar per dag. De VN vermoeden dat zeker een op de vier Syriërs werkloos is, en veel mensen die een baantje hebben verdienen daar haast niets mee. Miljoenen Syriërs hielden de afgelopen jaren het hoofd mede boven water dankzij voedselhulp van de VN, maar die hulp droogt door Amerikaanse bezuinigingen nu snel op.
Een van de mensen die de grootste moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen is Fadi (45 jaar), een automonteur die bijna vijftien jaar lang met zijn gezin in Turkije verbleef. De stevig gebouwde man met een grijs baardje wil niet met zijn achternaam in de krant. Hij ontvangt zijn bezoek in een vrijwel leeg kantoortje, direct aan de straat, even buiten het centrum van de hoofdstad Damascus.


Het uitgestrekte industrieterrein buiten Aleppo.
Foto’s Arthur Larie
Na de aardbeving in 2023 moesten Fadi en zijn gezin van de zwaar getroffen Turkse stad Antakya uitwijken naar Mersin, waar ze naar eigen zeggen te maken kregen met meer beperkingen en discriminatie. Daarom besloot hij twee maanden geleden naar Damascus terug te keren. Vroeger woonde hij in de buitenwijk Oost-Ghouta, maar zijn huis daar is tijdens de oorlog verwoest. Nu huurt hij een tweekamerflatje voor zijn vrouw, twee kinderen en zichzelf. Zijn zoon Ghassem, een magere man van 21 jaar met een vlassig baardje, is pas een week geleden aangekomen. „Ik ben nog in shock”, erkent de jongeman, die zijn vader een beetje helpt bij de autoreparaties, al zijn er nog niet veel klanten. „Het was zoveel comfortabeler in Turkije.”
Per maand verdient Fadi sinds zijn terugkeer omgerekend vaak amper honderd dollar, zegt hij. Dat is niet genoeg om de huur en de noodzakelijke boodschappen te betalen. „Ik leen daarom bij familie en vrienden”, zegt hij. „Ik hoop dat het snel beter zal gaan, wanneer de sancties eenmaal zijn opgeheven en de Syrische economie beter op gang komt.”
De Europese landen hebben hun sancties inmiddels opgeheven, maar de Amerikaanse sancties zijn ondanks de aankondiging van president Trump vorige maand dat hij de sancties zou stoppen nog deels van kracht. Ook het Congres in Washington moet instemmen met opheffing van een deel van de sancties en dat kan nog even duren.

Eén los ei
Yasan Dabbas, die een kruidenierswinkeltje drijft in de nog altijd met ruïnes bezaaide wijk Jobar in het noordoosten van Damascus, merkt dat zijn klanten minder te besteden hebben dan vroeger. „Vroeger kochten mensen bijvoorbeeld meestal een hele doos eieren tegelijk”, vertelt hij, „nu willen ze vaak maar één los ei. Veel mensen hebben bij gebrek aan werk gewoon geen geld.” Meer dan omgerekend twaalf dollar verdient Dabbas naar eigen zeggen niet per dag.
Toch heerst er alom optimisme dat Syrië onder de nieuwe voorlopige regering van president Al-Sharaa betere tijden tegemoet gaat. „Iedereen is nu optimistisch”, bevestigt ook Ghassan Souccar, vicevoorzitter van de Kamer van Koophandel in Damascus, dicht bij de beroemde Omajjaden-moskee. „Als de situatie wat stabiliseert en we weer worden aangesloten op SWIFT, zul je snel meer geld zien vloeien naar Syrië. Dat zal dan werken als bloed voor het lichaam.” De nieuwe gouverneur van de Centrale Bank van Syrië, Abdulkader Husrieh, zei deze maandag in de Financial Times dat de volledige aansluiting van Syrië op SWIFT „een zaak van enkele weken” is.
Vroeger kochten mensen een hele doos eieren tegelijk, nu willen ze vaak maar één los ei
Vooral uit de Golfstaten, andere Arabische staten en Turkije melden zich nu steeds meer delegaties, iets minder uit Europa, zegt Souccar. „Op allerlei terreinen, uiteenlopend van olie en gas tot de bouw en infrastructuur. Maar ze kijken vaak nog even de kat uit de boom. Eerst willen ze weten hoe het hier gaat en wat voor nieuwe wetten en regels er van kracht worden.”
Trumps aankondiging in mei zorgde voor een opleving van de interesse in zakelijke kansen in Syrië. „Maar op de grond zien we nog weinig verschil”, zegt Souccar. „Het zal ook nog wel even duren voor in de VS alle bureaucratische procedures voor de opheffing zijn afgerond en de regels hier zijn aangepast.” En vervolgens zal het nog geruime tijd kosten voor dat in Syrië tot meer welvaart leidt, erkent hij.
Zoals veel organisaties die dicht bij de regering stonden, heeft de Kamer van Koophandel sinds de val van het Assad-regime in december een zuivering achter de rug. „Sommige mensen zijn met vervroegd pensioen gestuurd”, zegt hij met een veelbetekenende glimlach.


Foto’s Arthur Larie
Hoopvol is Souccar over de samenwerking met de nieuwe regering. „Ze nemen ons veel serieuzer dan het bewind van Assad deed, hoewel het particuliere bedrijfsleven ook toen al goed was voor 65 procent van het bbp. Ze luisteren goed naar ons en we hebben het gevoel dat ze bereid zijn ons als partner te zien.”
De nieuwe machthebbers hebben al aangekondigd dat ze sommige staatsbedrijven, onder meer in de sectoren olie, katoen en meubels, willen privatiseren. Daarnaast willen ze buitenlandse investeringen ruim baan geven. Ook de aandelenbeurs van Damascus, die in december was gesloten, heropende vorige week.
Een cruciale sector is die van de elektriciteit. Sinds het plotselinge wegvallen van Assads bondgenoot Iran, dat Syrië van olie voorzag om zijn elektriciteitscentrales ten minste dagelijks een uur of vier, vijf aan de praat te houden, is de stroomvoorziening een acuut probleem geworden. De meeste huishoudens ontvangen nu hooguit twee uur stroom per dag. Voor meer zijn ze op dure generatoren aangewezen. Alleen drinkwaterbedrijven, ziekenhuizen en industriële bedrijven kunnen op meer stroom rekenen.
Koper gestolen
Eind mei tekenden de Syrische autoriteiten een akkoord met een Qatarees-Turks-Amerikaans consortium ter waarde van zeven miljard dollar om de elektriciteitsvoorziening verder op gang te brengen. De deelnemende partijen staan daarbij voor een reusachtige opgave. Door de oorlog is ongeveer tweederde van het net verwoest. De laatste twintig jaar heeft er ook nauwelijks onderhoud plaatsgevonden. Tot overmaat van ramp worden nieuw aangelegde leidingen vaak gestolen door bendes die het koper verkopen op de zwarte markt.
Souccar heeft intussen alle vertrouwen in de nieuwe ministers van Financiën en Economische Zaken en de nieuwe gouverneur van de centrale bank van Syrië, zegt hij.
Een paar kilometer verderop kan het Art House, een familiebedrijfje dat videoproducties van geluid, muziek en ondertiteling voorziet, allemaal niet snel genoeg gaan. „Kijk”, zegt co-directeur Zaher Kosaibaty (34), wijzend op de monitors waarop hij de verschillende zaaltjes van zijn bedrijf vanachter zijn bureau kan zien. „Het is nog maar half vijf ’s middags maar er zijn overal al lege stoelen, omdat er geen werk meer is. Voor de val van het regime van Assad was iedereen rond deze tijd nog druk aan het werk.”
Kosaibaty vertelt dat hij nu nog twintig mensen in dienst heeft, tegen 45 voor december. Dat hangt er ook mee samen dat Art House onder het oude regime veel werk deed voor de staatstelevisie. Desondanks had ook hij last van de buitenlandse sancties, die het moeilijk maakten om orders uit het buitenland te verwerven. Daarom overwogen hij en zijn vader, de oprichter van het bedrijf, hun onderneming naar de Verenigde Arabische Emiraten te verplaatsen, maar na de plotselinge val van Assad lieten zij die plannen varen.
Art House is gevestigd in de zogeheten Vrije Zone, een bedrijventerrein in de hoofdstad. Anders dan in veel woonwijken is de stroomvoorziening er beter. Maar ook hier valt de elektriciteit vaak uit en zijn bedrijven aangewezen op dure generatoren. „Ik vrees het ergste nu de zomer aanbreekt”, zegt Kosaibaty. „Dat wordt zweten.”
In Damascus nemen veel ondernemers nog een enigszins afwachtende houding aan. In Aleppo daarentegen worden al meer concrete plannen gesmeed voor de toekomst. „Als die sancties eenmaal echt zijn opgeheven, wil ik een farmaceutische fabriek laten bouwen”, vertelt aluminiumfabrikant Ayoubi. „Ik heb al een stuk grond gekocht”, zegt hij lachend. „En als ik geen krediet kan krijgen, verkoop ik gewoon weer mijn huis om investeringskapitaal te hebben.”
Lees ook
Lees ook: Syriërs vieren plotselinge opheffing van sancties door Trump, maar het land is nog lang niet gered

