De strijd om de geit: ‘Misschien was vandaag één van de laatste keren dat we konden jagen’

„Have you seen the animal?” De stem van Shaun Johnson verraadt opwinding. Het is een zonnige zaterdagochtend in het plaatsje Windwardside en de 43-jarige Sabaan stuitert zowat van de adrenaline. Hij heeft net een geit geschoten, die hij in een plastic kuip achter in zijn pick-uptruck heeft gelegd. Hij is die ochtend getipt door zijn oom, die een buck voor zijn huis zag lopen, een mannetjesgeit.

Johnson ging er direct op af, want geiten kom je nog maar zelden in de dorpen op Saba tegen sinds het eilandbestuur enkele jaren terug besloot de dieren te gaan ruimen. „Ik zag hem direct. Eén schot was voldoende.” Met zijn broer John tilt Shaun Johnson de dode geit naar een tafel in de achtertuin. Met een scherp mes gaat de huid eraf, de ingewanden worden verwijderd en het dier wordt aan een staaf opgehangen. Johnson werkt precies. „De kop verkoop ik aan Jamaicanen op het eiland, die vinden dat lekker.” Een halfuur later ligt het vlees in zakken in de vriezer. „Zondag eten we geitenvlees.”

De Nederlandse regering maakte 19 miljoen euro vrij om deze klif op Sint Eustatius te verstevigen. De financiering werd gedaan op voorwaarde dat iets gedaan zou worden aan de loslopende geiten en dat er een onderhoudsplan gemaakt zou worden.


Deze kudde van een geitenhouder kan overdag vrij rondlopen, ’s nachts wordt de omheining gesloten.
Shaun Johnson met zijn broer en vrienden op geitenjacht.

Foto’s Nynke Brandsma

Al bijna twintig jaar werkt Shaun Johnson bij het elektriciteitsbedrijf op Saba, maar zijn grote passie is jagen. Bijna ieder weekend trekt hij eropuit met zijn zoon, broers en vrienden. „Ik ging voor het eerst mee toen ik acht was. Het is een familietraditie, iets wat we samen doen.” Ze jagen alleen op ‘eigen dieren’. Daarmee bedoelt hij: geiten die rondlopen in ‘hun’ territorium bij Spring Bay, aan de noordoostkust van Saba, vlak bij het vliegveld. Iedere familie heeft zijn eigen gebied. Het zijn de ongeschreven wetten van de Sabaanse jagers. Maar dat is allemaal aan het veranderen.

Goat Control Project

Geiten lopen al eeuwen rond op de Caribische eilanden Saba en Sint Eustatius. De dieren werden in de zeventiende eeuw meegenomen door Europese kolonisten: Fransen, Britten en uiteindelijk de Nederlanders. Die werden rijk door de suikerrietplantages en slavenhandel, maar de meesten vertrokken nadat de slavernij in 1863 werd afgeschaft. De zwarte eilandbevolking bleef met lege handen achter. Voor hen waren de geiten belangrijk om in hun onderhoud te voorzien.

Tot de Tweede Wereldoorlog leefden Saba en Sint Eustatius vooral van landbouw en visserij. Daarna kwam er meer werk in toerisme en de olie-industrie en werden de dieren steeds meer aan hun lot overgelaten. Geiten hebben geen natuurlijke vijand op de eilanden en vermenigvuldigen zich snel. Tuinen en boomgaarden zijn hun prooi, maar ook de natuur. De vulkanische hellingen werden steeds kaler gevreten, met erosie tot gevolg.

In 2020 besloot het bestuur op Saba de geitenoverlast structureel aan te pakken. De geitenpopulatie werd toen geschat op ruim vierduizend dieren. Het Goat Control Project moest Saba in drie jaar geitenvrij maken. Soms kwamen er professionele buitenlandse jagers over, onder meer uit Nieuw-Zeeland, maar de meeste geiten werden geschoten door lokale jagers als Shaun Johnson.

„Inmiddels zijn er enkele duizenden geiten gedood”, vertelt Sarah van der Horn, die het project coördineert. „De lokale jagers krijgen 65 dollar voor iedere geit. Het vlees mogen ze zelf consumeren of verkopen.” Omdat een geit zwaar is, leverden ze vaak de kop in, maar dat vonden de ambtenaren niet prettig. Nu kunnen de jagers ook geitenoren overhandigen als bewijs, of foto’s, wanneer de geit is geschoten op een moeilijk bereikbare plek.


Natuur op de vulkaan Mount Scenery.
Geschoten geiten worden op een ezel gebonden om ze te vervoeren.

Foto’s Nynke Brandsma

Eerst waren de Sabanen – het eiland heeft tweeduizend inwoners – sceptisch over het afschieten, maar volgens Van der Horn is dit veranderd. „Nu zeggen steeds meer mensen: we zijn blij dat we ze niet meer in de tuin hebben. Zo gauw iemand een geit ziet, hoor je klachten. Er is een groeiende consensus dat ze weg moeten. En we zien ook het effect op de natuur: op de hellingen keert de begroeiing terug en bomen die we planten blijven staan.”

Het eiland wordt nu herbebost, ook met fruitbomen, en er worden groentetuinen en kassen opgezet voor tomaten, rucola en courgettes, die op het eiland worden verkocht. In de supermarkt zijn groente en fruit erg duur, omdat alles moet worden geïmporteerd.

Afgelopen februari kwam een groep Nederlandse jagers naar Saba die, samen met lokale jagers, ruim 350 geiten schoten. Om al dit vlees te verwerken werd speciaal een slachthuis ingericht. Ook werd een Nederlandse wildslager overgevlogen om lokale jagers te leren hoe je van geitenvlees burgers en worstjes kan maken voor op de lokale markt.

Shaun Johnson vindt het nieuwe slachthuis een beetje onzin. „Ze willen dat we hygiënischer slachten, maar wij doen het al jaren zelf en dat gaat prima.”

Verkopen op Sint Maarten

We rijden richting Spring Bay, waar Shaun Johnson met zes man gaat jagen. Onderweg halen ze een ezel op om de geschoten dieren straks omhoog te dragen. Het loopt tegen vieren als de groep de auto parkeert en een pad inslaat. Het gaat steil omlaag. Eerst door bos, daarna over open terrein. De mannen lopen in stilte, geconcentreerd, speurend in de diepte. Als ze bij de baai een groep zwarte geiten zien, dalen ze razendsnel af. De ezel en de journalisten blijven achter.

We horen een knal. De kudde schiet alle kanten op, maar één dier is dodelijk getroffen. Daarna zijn er met tussenpozen schoten. Na ruim een uur komen de jagers weer boven. Ze dragen vier geiten in zakken, die ze op de ezel binden. De koppen en de ingewanden hebben ze beneden al verwijderd. „Dit verkopen we aan andere eilanders, of aan restaurants op Sint Maarten,” zegt Johnson. Het is 50 kilometer varen, maar een enkele geit kan 80 tot 130 dollar opleveren.

Voor Johnson is dat extra geld meegenomen, maar geen noodzaak. Hij stamt af van Britse immigranten en behoort tot de middenklasse van Saba. Voor de zwarte bevolking, die vooral woont in The Bottom, ligt dat iets anders. Een derde van hen leeft onder de armoedegrens. Midden in dit dorp staat een groot protestbord met de tekst ‘Goat lives matter’, en ook: ‘Stop the steal’.

„Er zijn enkele jagers met families die het geitenvlees meer nodig hebben. Voor de verkoop, en om van te eten. Het zou beter zijn om de geiten niet geheel uit te roeien, maar een kleine populatie te behouden.” Maar dat lijkt wishful thinking, beseft Johnson. Hij zucht. „Er zullen er niet veel over blijven. Vandaag was het voor ons ook misschien een van de laatste keren dat we kunnen jagen. Mensen zijn hier nog steeds boos over.”

Liever geen interview

Op Sint Eustatius, op een uur varen van Saba, zijn de geiten veel zichtbaarder aanwezig. Je ziet kuddes in straten en tuinen in Oranjestad en op kliffen aan de kust, die erodeert. Het sediment dat ontstaat, valt op de stranden en in zee, wat slecht is voor zeeschildpadnesten en het koraal.

Het terugdringen van loslopende dieren, waaronder ook koeien, schapen en kippen, valt onder het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland. In 2020 werd de Statiaanse geitenpopulatie geschat op 12.000. Twee jaar later werden jagers aangesteld. Maar het afschieten gebeurt maar mondjesmaat en de populatie loopt nauwelijks terug.

Hoe kan dat? Wie hierover navraag doet, stuit op grote terughoudendheid. Projectleiders, ambtenaren, medewerkers van het slachthuis: ze willen weinig zeggen of verwijzen naar het eilandbestuur. Dat zegt op zijn beurt „liever geen interview te geven”. Het adagium lijkt: don’t mention the goats.

Henry Redan, een vijftiger geboren op Sint Eustatius, is momenteel de enige jager die nog actief schiet voor het eilandbestuur. Wekelijks doodt hij tientallen dieren. „Het is lastig. De geiten verplaatsen zich steeds over het eiland. Soms schiet ik er vijf of tien op een dag, soms geen enkele.” Redan denkt dat de officiële aantallen niet kloppen. „Volgens mij zijn er maar 5.000 of 6.000 geiten.”

Verschillende jagers die de afgelopen jaren door het bestuur werden aangesteld, stopten na verloop van tijd. Vaak omdat ze ruzie krijgen met Statianen die zelf jagen. Een officiële jager uit Nederland werd enkele jaren terug geïntimideerd. Hem werd verweten dode dieren te laten liggen, wat door lokale jagers kan worden opgevat als broodroof. Hij keerde uiteindelijk terug naar Nederland.

Eind november 2023 was er een incident met de projectleider van Roaming Animals, een Statiaan. Er ontstond ophef na foto’s van dode dieren op Facebook. Een Statiaan schreef: „Die zogenaamde jagers zouden het geitenprobleem aan pakken. Maar in plaats van gewonde dieren uit hun lijden te verlossen, laten ze die creperen.” Het betrof dieren die lagen op een moeilijk bereikbare plek, en officiële jagers mogen die daar laten liggen. Desondanks werd de projectleider daarna bedreigd bij een café. Hij zit nu ziek thuis.

Sint Eustatius is een kleine gemeenschap van 3.400 mensen. Iedereen kent elkaar. Toch zijn er genoeg Statianen die zich uitspreken over de geitenoverlast. Een vrouw schrijft op Facebook: „Ik ben helemaal klaar met het gepraat van het bestuur over de geiten. Gisternacht sprongen ze weer over het hek van mijn buurvrouw en aten ze ook in mijn tuin. En dan zegt men dat ik ze niet mag doden? […] ALS JE ZE NIET KAN VOEREN EN ONDERHOUDEN, DOE ZE DAN WEG. MAAR ZORG DAT ZE ONS NIET VOORTDUREND LASTIGVALLEN

Voedselzekerheid

Er zijn ‘wilde’ geiten die je vooral in de natuurgebieden ziet, maar de geiten die daarbuiten lopen, hebben vaak eigenaren. Jager Henry Redan schat dat het gaat om zo’n twintig geitenboeren. Ze zijn verplicht hun dieren te taggen, binnen een omheining te brengen en te voeren, maar dat gebeurt nauwelijks, ook omdat het bestuur niet streng handhaaft.

Er zijn ook Statianen die zeggen dat de erosie een ‘Nederlands probleem’ is, dat wordt voorgewend om de eilandcultuur te ondergraven, waarin geiten extra inkomen en voedselzekerheid in moeilijke tijden bieden, bijvoorbeeld als de bevoorrading vanuit Sint Maarten uitvalt door een orkaan.

De grootste politieke partij op het eiland, de Progressive Labour Party, steunt deze visie, ook omdat hun kiezers, of familieleden, op geiten jagen. One goat, one vote, noemen ze dat op Sint Eustatius. Dat geldt ook voor Clyde van Putten, partijoprichter en eilandraadslid. Hij sprak in januari in zijn radioprogramma Statia Hard Talk nog schande over het afschieten van de dieren. „We kunnen niet toestaan dat de Nederlanders met hun dictaten onze cultuur komen veranderen.”

Van Putten beklaagt zich over de „constante druk vanuit Nederland om de geiten uit te roeien” en het feit dat Den Haag „de erosie van de klif gebruikt om ons politiek te chanteren”. Hiermee doelde hij op het herstelwerk aan de klif onder het historische Fort Oranje. Die werd mede door de erosie die geiten aanrichten zo instabiel dat rotsblokken omlaag vielen. Enkele huizen bij de klif lopen gevaar en hotels beneden in de baai moesten dicht.

Den Haag maakte vorig jaar 19 miljoen euro vrij om de klif te verstevigen met matten, op voorwaarde dat ook het geitenprobleem wordt aangepakt. Het behoud van de klif en het fort dient ook een historisch belang: op 16 november 1776 werden vanaf Fort Oranje saluutschoten afgevuurd voor een Amerikaans schip. Dit was de first salute, de eerste formele erkenning van de Verenigde Staten. In november 2026 is dit 250 jaar geleden. Het eilandbestuur is nu al bezig met de planning van het jubileum, dat groots zal worden gevierd en waarbij de Amerikaanse president mogelijk aanwezig is. Het fort moet dus heel blijven.

Ondertussen maken de geiten de klif nog steeds kapot. In januari schreef demissionair staatssecretaris Van Huffelen (D66) in een kamerbrief dat ze ontevreden is over het eilandbestuur, omdat het „het decimeren van de geiten […] achterblijft op de opgestelde planning”.

Een geschoten geit wordt gevild. Shaun snijdt de huid los terwijl zijn broer de poten van het dier vasthoudt.
De ingewanden van een op Saba doodgeschoten geit worden meteen verwijderd, dat maakt de last van het kadaver lichter.
Geschoten geiten in een slachthuis op Saba.

Foto’s Nynke Brandsma

Het Statiaanse slachthuis verwerkt nu ongeveer duizend geiten per jaar. Veel te weinig om de overlast structureel terug te dringen. Er verandert dus niet veel, en dat is in het belang van lokale critici van Den Haag en van geitenjagers. Henry Redan denkt dat er ongeveer tien mannen zijn die voor het geld schieten. „Wie een dier bij het slachthuis inlevert, krijgt van het bestuur 3 dollar per pound.” Een forse geit van 30 pound (14 kg) levert dus 90 dollar op. Nog lucratiever is het vlees zwart verkopen aan mensen op de omliggende eilanden. Redan schiet in de weekends met zijn broer „voor eigen gebruik”, zegt hij.

De brandende vraag blijft: wat gaat het eilandbestuur doen? Een professionele jager uit Zweden stelde in december een plan op voor het afschieten, maar dat ligt nu stil. Henry Redan weet het ook niet precies. „Het gaat er om dat de populatie beheersbaar wordt, en dat de dieren niet meer in het dorp komen en de klif kapot maken.”

Maar waarom worden de geiten in Oranjestad dan niet aangepakt? Hij zucht. „In het dorp mag je niet schieten. We moeten de geiten daar met netten vangen en naar het slachthuis brengen. Maar iemand heeft vorig jaar de netten gestolen.”


Foto’s Nynke Brandsma