De status van icoon verdient Lucinda Childs vooral dankzij haar choreografieën uit de jaren zeventig en tachtig

Less is more, luidt het bekende credo der modernisten. Het programma Icoon van Introdans laat zien dat het in het geval van Lucinda Childs (1940) zeker waar is. Hoe minimalistischer de choreografieën van dit icoon van de Amerikaanse (postmoderne) dans, des te sterker zijn ze, zeker als die zijn gezet op composities van haar muzikale mede-minimalisten. Of als ze zónder muziek worden uitgevoerd: in het oudste werk van het programma Icoon van Introdans, Interior drama, leggen vijf dansers twaalf minuten lang in stilte een steeds verschuivend parcours van eenvoudige passen af, secuur tellend om op tijd van richting, formatie en bewegingsthema te veranderen en precies op tijd weer synchroon te eindigen.

Na de première in 1977 werd Interior drama vaak op grote daken in New York uitgevoerd. Op zo’n plek, in die tijd, moeten de figuren in wit als buitenaardse wezens zijn overgekomen. En dat ‘innerlijke drama’? Een ironische verwijzing natuurlijk, naar de razende tel-activiteit in het brein van de dansers, niet naar kolkende emoties. Merce Cunningham zei het al: dance is motion, not emotion.

Childs maakte in de jaren zestig deel uit van de Judson Church Dance Company. Een collectief van makers dat indachtig de theorieën van Cunningham en John Cage alle heilige huisjes van de gevestigde dansorde omver schopte. Dans kan altijd en overal, dans hoeft geen verhaal te vertellen of gevoel uit te drukken en elke beweging kan dans zijn.

Met haar klassieke voorkomen en de ‘cleane’ bewegingsstijl was Childs een buitenbeentje binnen de groep rebellen. Later maakte zij furore met choreografieën op muziek van onder anderen Philip Glass, met wie zij samenwerkte in de opera Einstein on the beach, een mijlpaal in de theatergeschiedenis.

Decoratie

Interessant en terecht dus dat Introdans bestaand werk zoals Dance (1979) en Concerto (1993) op het repertoire heeft genomen. Maar langzaamaan moet worden geconcludeerd dat de recentere of speciaal voor Introdans gecreëerde werken in vergelijking achterblijven. Het nieuwe werk Notes of Longing bijvoorbeeld. Het bewegingsarsenaal is uitgebreid met meer en strakkere, ballettesker gezette armbewegingen, er is partnerwerk met lifts. Onder een scherm met schilderachtig van kleur verschietende wolkenluchten beweegt het ballet zich van plaatje naar plaatje.

Scène uit ‘Icoon’ in de Nijmeegse schouwburg.
Foto Hans Gerritsen

Door de nadruk op esthetiek én de maar voort pinkelende en parelende (piano)composities van Matteo Myderwyk mist het geheel spanning. Zelfs Childs’ choreografische handtekening, de aanhoudende lichtheid van de passen, begint een beetje te irriteren. Wel fraai is het vrouwentrio, met de zacht golvende armen én in het midden Demi Verheezen, met haar slanke modellenlichaam een soort dubbelganger van de jonge Childs.

Ook het sluitstuk van de avond versterkt dat gevoel van plaatjes, ideeën zonder uitwerking. Voor Kilar uit 2013, haar eerste creatie voor Introdans, maakte Childs’ favoriete ontwerper Dominique Drillot voor de vrouwen crinolines van ijzerdraad, voor de mannen kubussen van draadstaal. Fotogeniek genoeg, maar inventieve manipulatie of confrontatie met die objecten – wat je mag verwachten – ho maar. Het is veredelde decoratie.

De drie recentere werken in het programma doen zo verlangen naar de bedwelmende, minimalistische werken uit de jaren zeventig en tachtig, de periode waaraan Childs haar status van icoon dankt.