De speelse lessen van de middeleeuwse filosoof Cusanus zijn ‘een wegwijzer voor onze tijd’

‘De wijsheid roept in alle straten en stegen’, was de opvatting van Nicolaus Cusanus (1401-1464), een van de grote geesten uit de middeleeuwen. De overlevering zegt dat de Duitser zijn jonge tienerjaren doorbracht in Deventer. In zijn erfenis liet hij de stad een fonds na, waardoor eeuwenlang zo’n twintig arme jongeren naar school konden.

Deventer pakte dit weekend uit met een driedaags symposium over deze homo universalis die in zichzelf filosoof, theoloog, diplomaat en wiskundige verenigde. Het optreden van koor Graindelavoix liet daarbij mooi horen hoe het speelse gedachtengoed van Cusanus in overeenstemming is met de meerstemmige gezangen van zijn tijd: de componisten lijken door zijn werk beïnvloed, en Cusanus op zijn beurt door de componisten.

Aanleiding was de verschijning van de eerste Nederlandse vertaling van Cusanus’ belangrijkste boekwerk De docta ignorantia (1440) – door de theoloog en classicus Gert den Hartogh – over het besef van de beperktheid van onze kennis, ofwel: Over de wetende onwetendheid. Want wie deze voorloper van Erasmus leest, moet van paradoxen houden, stelde theoloog Erik Borgman vrijdagmiddag in de eerste Bursa Cusana-lezing over ‘Moderne Devotie en veelstemmige religie in de samenleving’.


Lees ook
Beeldschone, maar grillige gezangen

Beeldschone, maar grillige gezangen

Beste antwoord

In de ogen van Borgman kunnen de denkbeelden en geschriften van Cusanus „een wegwijzer zijn uit onze huidige crisis”, uit de ‘pragmacratie’ waarin „we niet meer zoeken naar het beste antwoord op de vragen van onze tijd, maar naar een werkbare oplossing voor iedereen”.

Borgman hekelde de „improvisatiemaatschappij waarin alles onderhandelbaar is”, waarin de mens niet meer de wereld dient, maar die slechts wil temmen en waarin het eindige (wij en wat we voortbrengen) geen band meer onderhoudt met het oneindige (de natuur, het heelal, God). Of zoals hoogleraar psychologie en zingeving Hans Alma het in een forumdiscussie uitdrukte: „We houden ons alleen bezig met noodverbanden en symptoombestrijding om onze leefwijze en de bijbehorende economische groei in stand te houden.”

Borgman zag in Cusanus daarom een lichtend voorbeeld, omdat de middeleeuwer betoogt dat het in het leven niet draait om het onderwerpen van anderen en de wereld, maar om die te dienen. Daarvan wordt iedereen uiteindelijk beter.

Fundamenten van het Westen

Cusanus klom als zoon van een eenvoudige wijnschipper uit een klein dorp in Duitsland op tot kardinaal en pauselijk gezant voor de Duitse en Nederlandse gebieden in Rome. In zijn boeken benadrukt hij dat waarheid en wijsheid niet alleen te vinden is bij geleerden, maar „in alle straten en stegen”. Hij leefde in een gepolariseerd tijdperk dat wel wat op het onze leek. De Val van Constantinopel in 1453 was voor de 15de-eeuwer, wat de 9/11-aanslagen voor ons betekende. Het deed de fundamenten van het Westen op hun grondvesten schudden.

Maar in plaats van mee te gaan in de roep om wraak en vergelding, schreef Cusanus De Geloofsvrede, een visioen waarin de vertegenwoordigers van de bestaande religies en culturen met elkaar in gesprek gaan. En ze doen dat niet om hun gelijk te halen of tot een geheel te versmelten, maar om elkaar beter te begrijpen. Cusanus vond dat maatschappelijke systemen aan herziening toe waren. Tijdgenoten hadden hier geen boodschap aan en stortten zich in een nieuwe oorlog. En gezien de conflicten waarin hij als pauselijk ‘diplomaat’ belandde, had hij zelf ook nogal wat moeite om zijn prediking te praktiseren.

Het alledaagse bestaan

Cusanus was een man van het alledaagse bestaan, voor wie wijsheid evengoed te vinden was bij een eenvoudige lepelslijper als bij een theoloog. Hij bedacht ook speelse manieren om zijn ideeën te illustreren waaronder balspel waarin de bal een inkeping had en dus – zoals het leven – onvoorspelbare capriolen maakte.

Die speelsheid was een rode draad in een optreden van Graindelavoix. Het vijfkoppig koor trok met meerstemmige gezangen uit de 15de eeuw door de duistere geborgenheid van de Bergkerk. Telkens dook het ergens anders op. Bezoekers mochten rondlopen of blijven zitten. Het bewegende koor was als Cusanus’ bal en nam telkens andere en onverwachte afslagen, en speelde met het gevoel van dichtbij en veraf.

De taligheid van de andere – zeer goed bezochte – bijeenkomsten kreeg plots een muzikale en mystieke dimensie. De boodschap was niet meer eenduidig en voorspelbaar. Tegen een pilaar zat een jonge Portugese vrouw. „Ik had mijn gedachten afgelegd”, zei ze achteraf. „Ik probeerde de trillingen van de zang te voelen en in mijn lichaam te laten doordringen. Het ging niet om het begrijpen maar om een zintuigelijke ervaring.” Misschien was dat wel de beste uitleg van Cusanus’ wetende onwetendheid.

https://www.youtube.com/watch?v=yif52Z_Bnao