Met zweetdruppels op zijn gezicht staat Antonio Guerrero mango’s te plukken op zijn boerderij nabij de plaats Almuñécar in de Zuid-Spaanse provincie Granada. Het is eind november en de temperatuur schommelt nog steeds rond de 25 graden. De boer kan er niet over uit. „Het is abnormaal dat ik deze mango’s nu al moet plukken. Het is zo warm dat ze te snel rijp zijn geworden. Maar vind je het gek?”, vraagt hij terwijl hij naar de felle zon wijst.
NRC bezocht Guerrero al eens, in 2022. Hij vertelde toen dat zijn droomboerderij El Pinero, waar hij biologisch groente en fruit verbouwt, langzaam in een nachtmerrie veranderde door de droogte. Die nachtmerrie is de afgelopen ruim twee jaar alleen maar intenser geworden, zowel door de aanhoudende droogte als door de recente overstromingen in grote delen van Spanje.
Vanwege de uitzonderlijk hoge temperaturen in Zuid-Spanje is Guerrero overgestapt op papaya-, maracuyá- en guayababomen. Vruchten die van oudsher in landen in Latijns-Amerika groeien, zoals Mexico en Brazilië. „Het is absurd dat we nu het klimaat hebben voor tropisch fruit dat we eerst moesten importeren. Nu heb ik zat op mijn eigen land”, lacht Guerrero terwijl hij een gigantische papaya van drie kilo uit een boom haalt.
Lees ook
Zelfs dode boomtakken drinken te veel water in Zuid-Spanje
Duizend mango’s
Voor het einde van de middag moet Guerrero in zijn eentje zo’n duizend mango’s hebben geplukt, die hij in kratten gaat afgeven aan een leverancier die zijn oogst doorverkoopt. „Niemand wil meer op het land werken”, legt hij uit. „Mijn zoon heeft geen interesse in het boerenleven, omdat hij er geen toekomst meer in ziet. En personeel inhuren kost me teveel geld. Geld dat ik niet heb.” Twee jaar geleden werkten Alberto en Pepe uit Ecuador nog op El Pinero, maar die zijn vertrokken naar een groter bedrijf waar ze meer konden verdienen.
Om bij te verdienen geeft Guerrero rondleidingen op zijn land. Toeristen kunnen een middag doorbrengen op het platteland, vers fruit eten en leren hoe je het best én ecologisch een mango- of avocadoboom kunt onderhouden. De middag sluiten ze af met een barbecue op de binnenplaats, waar ze zelfgemaakte gin krijgen. „Ik wil mensen laten zien hoe het óók kan. Verantwoord oogsten zonder giftige stoffen te gebruiken die schadelijk zijn voor mens en natuur”, zegt Guerrero.
Het is absurd dat we nu het klimaat hebben voor tropisch fruit dat we eerst moesten importeren
Maar hij ziet de toekomst van de landbouw somber in. „Als ik doodga, dan is dit stuk land verloren. Als het al niet verloren gaat door klimaatverandering”, zegt hij zichtbaar aangedaan, terwijl hij een rotte mango op de grond smijt. „En dan hebben we ook nog eens overstromingen achter de rug. Al was die hevige regen hard nodig .”
Verwoeste landbouwgrond
In oktober werd Spanje geteisterd door overstromingen, ook in Andalusië waar Guerrero zijn land heeft. In de regio Valencia – waar de natuurramp aan 216 mensen het leven heeft gekost – verwoestte de overstroming ruim 33.000 hectare landbouwgrond. Volgens een schatting van boerenvereniging AVA-Asja ging voor een miljard euro aan citrusvruchten, avocado’s en groente verloren.
De hevige regenbuien zijn ontstaan door een weerfenomeen dat afgekort Dana heet: depresión aislada en niveles altos (een geïsoleerd lagedrukgebied op hoogte). Dat ontstaat wanneer koude lucht over het warme water van de Middellandse Zee waait. Binnen een paar uur leidt dat tot zware regenval. Het fenomeen en de intensiteit ervan zijn volgens wetenschappers een duidelijk gevolg van klimaatverandering. Experts waarschuwen dat dergelijke overstromingen „het nieuwe normaal” zijn en dat onder meer de landbouwsector zich moet aanpassen om de impact van natuurrampen te beperken.
Dat kan bijvoorbeeld door met slimme, goed onderhouden infrastructuur de effecten van extreem weer af te zwakken, betogen experts. Zo kunnen boeren zich wapenen tegen zowel droogte als wateroverlast.
Afgelopen maart, toen het na een lange periode opeens keihard begon te plenzen tijdens de Spaanse heilige week, Semana Santa, konden boeren hun oogst redden doordat de grond goed vochtig werd, vertelt Guerrero. „Er viel uiteindelijk vijftig liter per vierkante meter, waardoor we de zomer konden doorstaan.” Die duurt tegenwoordig zes maanden.
De overstromingen in oktober waren volgens Guerrero hét moment geweest om de watervoorraden aan te vullen. Maar doordat de infrastructuur er niet op is ingesteld, stroomde het water naar zee. „Ik heb afgelopen maand opnieuw kunnen profiteren van de nattigheid, maar dat is tijdelijk als je het water niet voor langere tijd kunt opslaan. Als ik bijvoorbeeld een irrigatiekanaal wil dan moet ik me onderdompelen in de bureaucratie”, tiert de boer. „Het wordt je onmogelijk gemaakt om verantwoord te boeren. Al het geld gaat naar de grote landbouwbedrijven, de multinationals. Het is demotiverend.”
Waterbeheer
„Het grootste probleem is niet de infrastructuur, maar wie verantwoordelijk is voor het onderhoud daarvan”, zegt Roque Gistau, ingenieur en voorzitter van de Spaanse vereniging voor watervoorziening. Hij heeft een lange carrière in de waterbeheerbranche in Spanje, maar ook in Latijns-Amerika. Zo was hij directeur van staatswaterbedrijven in Argentinië, Uruguay en Brazilië. „Er is geen duidelijke planning en er is sprake van slecht politiek beleid”, zegt de 80-jarige expert over Spanje.
„Oplossingen om overstromingen te voorkomen, zoals het verbreden van rivieren, zijn bijvoorbeeld nooit uitgevoerd. Waarom? Omdat het politiek gezien niet rendabel is. Overstromingen zijn zeldzame gebeurtenissen, die misschien eens in de honderd jaar voorkomen. Politici geven er de voorkeur aan geld uit te geven aan projecten met tastbaardere resultaten, die hen op korte termijn ten goede komen.”
„Regeringen praten hier niet over oplossingen, terwijl die al dertig jaar bestaan en in een kast stof liggen te verzamelen”, vervolgt hij. Hij doelt specifiek op een pakket maatregelen uit 1994, het zogeheten hydrologische plan, dat voormalig EU-buitenlandcommissaris Josep Borrell opstelde toen hij in Spanje minister was van ‘obras publicas’, de publieke werken.
Het plan voorziet onder meer in een stappenplan voor de ontwikkeling van irrigatiesystemen, waterbuffers, het eerlijk verdelen van water over regio’s en het verbreden van rivieren om overstromingen zoals die in Valencia te voorkomen. Borrell stelde het plan op onder de socialistische regering van premier Felipe González (Psoe), maar daarna kwam de rechts-conservatieve Partido Popular met premier José Maria Aznar aan de macht, die de plannen in een la wegstopte.
Volgens Gistau zijn de geschatte kosten voor rivieraanpassingen zo’n 300 miljoen euro. „Maar er is geen politieke wil om ze uit te voeren. De Spaanse politiek is verstrikt geraakt in het conflict tussen ‘links’ en ‘rechts ’, terwijl de werkelijke problemen niet worden opgelost. Wat dat betreft is het land verloren.”
Politici geven er de voorkeur aan geld uit te geven aan projecten met tastbaardere resultaten, die hen op korte termijn ten goede komen
Geen vertrouwen
De Andalusische regering heeft na de recente overstromingen voor het komende jaar 2 miljard euro beschikbaar gesteld voor onder meer waterbeheer en irrigatieprojecten. Het geld moet ook dienen voor het moderniseren van landbouwbedrijven. Antonio Guerrero heeft er geen vertrouwen in. „Zowel de linkse als de rechtse partijen geven niets om de kleine boer. De beschikbare fondsen zijn voor de multinationals of ze steken het in hun eigen zakken. Het is een corrupte bende.” Hij loopt over het land naar een riviertje, grenzend aan de avocadobomen. „En de kleine boer zoals ik? Wij kunnen de pleuris krijgen.”
Gistau heeft weinig begrip voor een boer als Guerrero. Klagen over een watertekort noemt Gistau ‘verwend’. „Boeren denken dat het water, net de zon, gratis is. Water moet efficiënt gebruikt worden. Avocadobomen hebben heel veel water nodig. Boeren moeten nadenken over wat ze verbouwen en rekening houden met de beschikbare capaciteit. En daarbij kun je water voor je land kopen, maar dat is iets wat ze niet willen: betalen. In het leven is niets gratis.”
Lees ook
Spanjaarden krijgen nu ook oog voor de economische schade van de overstromingen
De Tunesische campagne ‘#Winou El Petrol’ (‘Waar is de olie’) had rond 2015 veel succes. Mensen droegen gele T-shirts met de slogan erop in vet gedrukte Arabische letters. Op internet verschenen gefotoshopte beelden van wereldleiders die zich in tekstballonnen afvragen waar de olie is. En een rapnummer: „Ze hebben ons de mond gesnoerd toen we over olie begonnen. Ze zeiden dat Tunesië leeg is: ‘Ga maar gewoon lol trappen’.”
Veel Tunesiërs konden niet geloven dat de buurlanden Algerije en Libië vol olie zaten terwijl Tunesië slechts over een paar verwaarloosbare olieveldjes zou beschikken. Volgens sociologen was de woede bij de bevolking vooral veroorzaakt door het gevoel dat de opbrengst van de schaarse Tunesische grondstoffen oneerlijk werd verdeeld terwijl de winsten vooral naar grote multinationals gingen.
Ineens in trek bij oliebedrijven
Bijna tien jaar later is Tunesië toch in trek bij grote oliemaatschappijen, zij het om raffinaderijen te bouwen, merkt een Tunesische energie-expert met goede contacten bij de directie Energie van het Tunesische ministerie van Industrie, Mijnen en Energie. „Buitenlandse olieraffinaderijen staan in de rij voor een vestigingsvergunning. In enkele maanden kwamen er zo’n vijftien aanvragen binnen”, aldus de expert, die niet met zijn naam in de krant wil, omdat de informatie vertrouwelijk is.
Oorzaak is dat de vraag naar olie wereldwijd afneemt en Amerikaanse en Europese olieraffinaderijen het hoofd moeilijk boven water kunnen houden. Ze kampen met allerlei milieuregels en hoge CO2-belastingen. „Zo zijn Azië en Afrika in trek geraakt”, weet de energie-expert. Tunesië doet namelijk niet moeilijk over het milieu, heeft meerdere havens en ligt dicht bij Europa. Raffinaderijen kunnen olie importeren uit buurlanden Libië en Algerije, in Tunesië bewerken en vervolgens exporteren. „Algerije is heel gesloten en Libië politiek te instabiel om zich er te vestigen.”
Inmiddels is een commissie benoemd om de aanvragen te beoordelen, aldus de expert, terwijl de raffinaderijen hun best doen concurrenten te overtroeven. Wat dacht Tunesië van een nieuwe havenpoort? Of een waterontziltingsinstallatie? Anderen oefenen op een minder subtiele manier druk op de regering uit. „Die zeggen dingen als: houd er rekening mee dat ons dossier op het bureau van president Kais Saied ligt”, inspelend op de angst bij ambtenaren zich diens woede op de hals te halen. Saied, die in 2021 alle macht naar zich toetrok, staat bekend als populariteitsgevoelige autocraat die, als het in zijn belang is, ambtenaren rustig neerzet als „verraders” of „agenten van het buitenland”.
Tunesië heeft nu slechts één olieraffinaderij, de STIR, bij de noordelijke havenstad Bizerte. Dit staatsbedrijf produceert nog geen derde van de brandstoffen die het land nodig heeft. De rest wordt geïmporteerd uit Libië en Algerije. Met een of twee raffinaderijen erbij kan het land snel en goed vooruit, gelooft de energie-expert. „Als we het slim spelen, komt ons land straks tegen een spotprijsje aan olieproducten. Handig voor een land dat ruimhartig brandstoffen subsidieert. De milieuschade valt door de moderne technologie nu erg mee. Daarbij hebben bedrijven vanwege hun eigen veiligheid er zelf ook belang bij milieuregels te respecteren.”
Milieuwetgeving mag geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen
Dat zo’n strategie moeilijk is te combineren met de energie-ambities – Tunesië wil dat in 2030 zo’n 35 procent van de energie duurzaam is opgewekt, tegen 3 procent nu – is volgens de expert niet iets dat de Tunesische regering wakker houdt. „De ambtenaren die zich bemoeien met duurzame energie zijn bij de besluitvorming betrokken, maar ons land blinkt niet uit in strategisch denken. Zo gaat het zeer schaarse water voor een prikkie naar waterslurpende internationale textielbedrijven. Volgens een circulaire van de regering-Said van enkele maanden terug mag milieuwetgeving geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen.”
Achterliggende reden is dat de schatkist zo goed als leeg is. Mehdi Abdelli, oud-woordvoerder van het ministerie van Milieu, wordt moedeloos van het gebrek aan interesse in duurzaamheid. „Milieu is in Tunesië bijna een taboe. Het ministerie wordt genegeerd en heeft geen geld en capaciteit om serieus onderzoek te doen. Laat staan om regels te handhaven. De raffinaderij bij Bizerte is een goed voorbeeld. Iedereen weet dat olieraffinaderijen continu C02 uitstoten, maar over de STIR is in 65 jaar bij mijn weten maar één milieurapportage verschenen, in 2013.”
Milieutechnisch gezien mag de STIR intussen nauwelijks meer een olieraffinaderij heten, vinden experts. Zelfstandig energie-expert Mohamed Ghazi Ben-Jamia gaf leiding aan het Tunesische filiaal van een internationale oliemaatschappij uit Koeweit en was in die functie betrokken bij onderhandelingen met de Tunesische regering over een tweede raffinaderij. „Renovatie van de Tunesische raffinaderij is economisch niet haalbaar, was onze conclusie. Alle apparatuur moet worden vervangen. Het zou slimmer zijn een nieuwe raffinaderij te bouwen. We zaten toen in de race voor een vergunning voor een nieuwe raffinaderij, maar die aanbesteding is vanwege een intern conflict afgeketst.” Tunesië heeft door zijn ligging veel potentie op het gebied van olie, maar heeft tot nu toe alle kansen gemist.”
Houden zo, mailt een woordvoerder van milieuorganisatie Greenpeace aan NRC. „Olieraffinaderijen kunnen een verwoestende uitwerking hebben op de lucht- en waterkwaliteit. Omwonenden lopen daardoor meer risico op ademhalingsziekten, en waterbronnen gaan teloor. Door de wereldwijde verschuiving naar hernieuwbare energie zullen er in 2050 waarschijnlijk minder olieraffinaderijen zijn. Maar veel rijke landen verplaatsen hun raffinaderijen liever naar elders dan te investeren in minder CO2-uitstoot”, aldus de woordvoerder, die Noord-Afrika en West-Azië noemt als regio’s die het meeste last hebben van deze „neokoloniale praktijken”.
Internationale wetgeving
De anonieme energie-expert krijgt in Nederland wel bijval van energiemarktdeskundige Cyril Widdershoven. „Als voor de bouw van nieuwe raffinaderijen gebruik wordt gemaakt van Europese technologie, valt de milieuschade mogelijk erg mee. Internationale oliemaatschappijen, zeker de beursgenoteerde, kunnen het zich niet permitteren er een zooitje van te maken.” Energie-expert Ben-Jamia is daarvan niet overtuigd: „Oliemaatschappijen zullen nooit genoeg investeren om de milieuschade tot een minimum te beperken. Dit vergt strenge internationale wetgeving. Zodat oliemaatschappijen en landen bij overtreding opdraaien voor de kosten van de veroorzaakte schade, met straffen die hoog genoeg zijn om ze ervan te weerhouden opnieuw te vervuilen.”
De naam van de Tunesische olie-expert is bekend bij de redactie.
Susie Wiles was een van de eersten die Donald Trump in februari 2021 opzochten in Mar-a-Lago. Hij had de verkiezingen in november verloren van Joe Biden, in januari had zijn aanhang het Capitool bestormd. Nu had de ex-president zich teruggetrokken in zijn resort in Florida. Die staat had hij wel gewonnen, zelfs ruimer nog dan vier jaar eerder – dankzij Wiles. Deze ervaren politiek adviseur was beide rondes zijn lokale campagnemanager geweest. Succesvol, gehaaid, nuchter en loyaal, maar een relatief onbekend radertje in een groot politiek apparaat. Niet iemand binnen Trumps kring van vertrouwelingen.
Wiles was komen rijden uit haar woonplaats vier uur noordelijker. Ze dineerden samen en dronken cola light. Ze spraken niet of nauwelijks over het waanidee dat de verkiezingsuitslag vervalst zou zijn, zoals Trump en medestanders volhielden, laat staan over manieren om die aan te vechten. Wiles had een rapport tjokvol voorbeelden en cijfers geschreven en uitgeprint meegenomen. Ze wilde hem duidelijk maken waar zijn campagne tekort was geschoten en waarom kiezers met hem hadden afgerekend.
Trump leek destijds politiek uitgespeeld. Een abnormale one term president op leeftijd. Een buitenstaander die na het opjutten van zijn gewelddadige aanhangers de steun van het Republikeinse partij-establishment sneller had verloren dan hij het enkele jaren voordien had gewonnen en die nu door Washington was uitgekotst. Maar de vragen die Trump die avond aan Wiles stelde, zo tekende een Amerikaanse journalist later op, hadden één duidelijk motief: hoe win ik de volgende keer wél?
Wiles gaf hem de antwoorden die hij wilde horen. Ze geloofde niet alleen in een spectaculaire comeback, ze had er ook een strategie voor. Bovendien, voor Trump ook belangrijk, leek ze niet uit op eigen gewin of op meeliften op zijn faam. En zo werd een inmiddels 67-jarige grootmoeder die nog in Ronald Reagans Witte Huis had gewerkt, landelijk voorzitter van Trumps derde verkiezingscampagne. Komende maand maakt hij haar zijn presidentiële stafchef. Ze zal de eerste vrouw zijn in die rol en, zo zeggen mensen die eerder met haar werkten, een baken van rust en discipline in wat ongetwijfeld opnieuw een tumultueuze termijn zal worden.
Wiles wordt de spin in het web van adviseurs en ondersteuning in zijn regering. De baas over zijn officiële agenda. Degene van wie gematigde Republikeinen hopen dat zij hun leider en zijn entourage een beetje in het gareel kan houden, zoals ze ook tijdens de campagne deed – wanneer ze dat opportuun vond. „Je kunt niet Trumps beleid krijgen zonder Trumps persoonlijkheid”, heeft ze in interviews gezegd. Net als Trump ziet zij ophef als cruciaal element van zijn electorale succes.
„De aanstaande president erkent de kalmte die zij in zijn chaos brengt”, zegt Ron Book, een lobbyist in Florida die Wiles al 25 jaar kent en haar ruim de helft daarvan als vriendin beschouwt. „Zij kan hem intern tegenspreken omdat hij weet dat zij nooit publieke aandacht, erkenning of confrontatie zal zoeken.”
„We zullen waarschijnlijk nooit helemaal weten hoe geweldig ze in die rol is”, zegt Justin Sayfie, die tijdens Trumps eerste termijn met Wiles samenwerkte als lobbyist in Washington. „Als we nauwelijks over haar horen en er weinig gedoe is in het Witte Huis, dan is zij het gelukkigst. Dan heeft ze haar orde overgebracht op de rest van de organisatie.”
Op verkiezingsnacht in november maken veel Amerikanen voor het eerst kennis met Susie Wiles. Hun wordt meteen duidelijk hoe consequent zij de schijnwerpers mijdt. Tijdens Trumps overwinningstoespraak staat ze, met haar korte grijze coupe en gekleed in een glanzende, wat gekreukte top, bijna achteraan op het volle podium met familieleden, politici en medewerkers. Als Trump haar naar voren roept om haar te bedanken, duurt het even voor ze tevoorschijn komt en weigert ze zijn aanhangers toe te spreken. „We noemen haar de ijsjonkvrouw”, zegt Trump over haar. „Susie blijft graag op de achtergrond. Maar ze is niet op de achtergrond.”
Je kunt niet Trumps beleid krijgen zonder zijn persoonlijkheid
Drie dagen later maakt hij als allereerste benoeming bekend dat zij chief of staff van zijn kabinet wordt. In de aankondiging omschrijft Trump haar als „taai, slim, innovatief en alom bewonderd en gerespecteerd”.
Wiles (1957) weet hoe het is om in de schaduw van een beroemde, dominante man te staan en de confrontatie met hem aan te gaan. Ze groeide op in New Jersey als oudste dochter van Pat Summerall, een professionele American football speler die nog befaamder werd als sportcommentator. Hij was een vader met een grootse carrière, een flink ego en een gigantisch drankprobleem.
Summerall, die in 2013 overleed, schreef in zijn autobiografie dat het Susies woorden waren die hem begin jaren negentig van de fles af hadden geholpen. Tijdens een interventie van vrienden en familieleden had ze hem verteld dat zijn gedrag als hij dronken was haar zich „deed schamen dat we dezelfde achternaam hadden”. Het vervulde hem, zo schreef hij, „met tranen van spijt” en hij meldde zich aan bij een afkickkliniek voor beroemdheden.
Wiles gebruikte toen al de achternaam van haar toenmalige echtgenoot Lanny Wiles, eveneens Republikeins consultant, met wie ze twee dochters heeft. In een recent profiel op de nieuwssite Politico prees zij vooral haar moeder, Katharine Jacobs. Die was tijdens haar jeugd „het toonbeeld van kalmte in de storm van alcoholisme” die „elke dag optimistisch begon, terwijl de boel kon instorten of niet …”
Wiles had Engels gestudeerd en streek na een paar jaar in Washington met haar gezin neer in Jacksonville, Florida. Ze leidde er de campagnes en communicatie van verschillende conventionele burgemeesters. In 2010 hielp ze de controversiële zakenman (nu senator) Rick Scott de gouverneursverkiezingen te winnen. Ze werkte, al dan niet als vrijwilliger, voor meerdere Republikeinse presidentskandidaten, onder wie George Bush senior, Jon Huntsman en Mitt Romney.
In 2016 was ze bezig met de – geslaagde – campagne voor een referendum om in Jacksonville met een omzetbelasting het miljardengat in de pensioenpot voor ambtenaren te dichten. Wiles stond in Florida bekend als een weinig ideologische conservatief die zich qua beleid zowel inzette voor de middenstand en economische ontwikkeling als voor milieubescherming en publieke voorzieningen. Een organisatorisch talent en slimme en gedegen politiek adviseur, maar zonder enig nationaal cachet. Ze had de reputatie behendig de media te bespelen met behulp van haar uitstekende relaties met lokale journalisten en vooral van haar vermogen tot tactisch lekken. „Loyaliteit is voor haar: op de meest vriendelijke en bescheiden manier door roeien en ruiten gaan om de doelen van degene die zij dient te bereiken”, zegt Book.
Het choqueerde vriend en vijand dat Wiles, zelfbenoemd „vertegenwoordiger van het Republikeinse establishment” vervolgens aan de slag ging voor de politieke zij-instromer Trump. Zeker in de staat waar zij haar carrière had opgebouwd en die Trumps Republikeinse tegenstanders Jeb Bush en Marco Rubio voortbracht, werd dit „onverstandig, idioot zelfs” gevonden, schreef ze zelf.
Een interview in de Tampa Bay Times is een van de schaarse, en wat vage, publieke verklaringen voor wat ze destijds in Trump zag. Wiles verweet haar partij „een cultuur van opportunisme” die „onze republiek ernstige schade kan toebrengen”. Tussen de meer dan een dozijn deelnemers aan de Republikeinse voorverkiezingen zag zij de onbeschofte zakenman als de enige die „werkelijk de vastberadenheid heeft om te veranderen wat ik in al die jaren heb zien gebeuren”. Ze bewonderde Trumps „kracht en intelligentie en ongeëvenaarde werklust”.
Trumps onverwachte overwinning op Hillary Clinton deed Wiles’ ster na 2016 rijzen. Ze was niet meer alleen representant van de oude orde, ze was nu instrumenteel in de populistische revolutie in de Republikeinse Partij en bij het rood kleuren van de voormalige swing state Florida. Dat leverde haar geen baan op in Trumps Witte Huis, maar wel als lobbyist. Daarnaast ging ze aan de slag voor de kwakkelende campagne van gouverneurskandidaat Ron DeSantis. Dat bracht haar nieuw succes, haar grootste, bijna loopbaan-fatale professionele tegenslag en – uiteindelijk – haar zoete wraak.
Er circuleren allerlei halve verhalen over wat er is voorgevallen tussen Wiles en DeSantis. Book en Sayfie kunnen er alleen over speculeren en doen dat liever niet hardop. Wiles heeft hen nooit in vertrouwen genomen over deze episode. Amerikaanse journalisten hebben deze ook niet volledig kunnen reconstrueren.
Vaststaat dat Wiles DeSantis in 2018 hielp aan een nipte overwinning; de steun van Trump hielp daarbij. Dat de gouverneur haar daarna vroeg voor hem te blijven werken. Dat zij verschillende mensen – mannen – met wie ze vaak samenwerkte, rekruteerde voor banen in zijn bestuur en ondersteuning. Dat Wiles een cruciale rol voor zichzelf zag in de PR en fondsenwerving voor DeSantis’ waarschijnlijke toekomstige presidentscampagne. Dat er toen interne campagnememo’s uitlekten, waar DeSantis woedend over was. Dat hij haar binnen een jaar aan de dijk zette. En dat hij nadien heeft geprobeerd haar persona non grata te maken in Florida en daarbuiten door anderen te ontmoedigen met haar te werken. „Hij heeft geprobeerd haar om zeep te helpen”, zegt Book.
Ze is het gelukkigst als er weinig gedoe is in het Witte Huis
Wiles raakte ook haar lobbyfunctie kwijt bij het kantoor waar ze met Sayfie werkte. Formeel nam zij ontslag vanwege een nooit nader toegelicht „gezondheidsprobleem”. Trump, niet iemand die zich laat vertellen met wie hij zich inlaat, negeerde DeSantis’ vendetta en nam Wiles in 2020 voor zijn tweede campagne in Florida terug in haar oude rol, maar niet meer dan dat. Ondertussen was haar huwelijk na ruim dertig jaar op de klippen gelopen.
Toen Trump en Wiles begin 2021 op Mar-a-Lago dineerden, was hij dus niet de enige die snakte naar eerherstel.
Van alle Democratische tegenstanders, strafrechtelijke aanklachten, weerstand in de Republikeinse Partij en zelf aangerichte chaos die Trump heeft overwonnen, moet voor Wiles persoonlijk de mooiste trofee Ron DeSantis zijn geweest. De gouverneur van Florida leek lang de meest kansrijke Republikeinse presidentskandidaat voor 2024, na Trumps verlies, diens vervolgingen en teleurstellende tussenverkiezingen (in 2022). Maar DeSantis’ campagne verpieterde voor deze goed en wel begon. Trump verpletterde hem in de voorverkiezingen, in behoorlijke mate geholpen door strategisch ingestoken verhalen in Amerikaanse media over DeSantis persoonlijke en politieke zwaktes, anoniem verteld door mensen in Florida die deze wel heel precies konden aanwijzen.
Sinds Trump in november 2022 formeel zijn derde presidentskandidatuur bekend maakte, is Wiles niet van zijn zijde geweken. Ze was erbij toen hij in Atlanta een mug shot moest laten maken vanwege de aanklacht dat hij lokale Republikeinen onder druk zette de verkiezingsuitkomst van 2020 te manipuleren. En ze zat achter hem in de rechtbank waar hij veroordeeld werd voor het betalen van zwijggeld aan een pornoster om de verkiezingen van 2016 te beïnvloeden.
Bij de campagnerally waar hij in juli op een haar na werd doodgeschoten maande zij medewerkers om dekking te zoeken. Toen hij in de slotdagen van de campagne in november zei dat hij het „niet erg zou vinden” als journalisten van de „fake news” zouden worden beschoten, greep ze in door hem alleen maar aan te staren. Wiles liep, getooid met haar kenmerkende spiegelende, ronde zonnebril, naar het podium en positioneerde zich zo, dat Trump haar kon zien. Puur met haar nadrukkelijke aanwezigheid maande zij hem zich aan zijn voorbereide tekst te houden, zo schetsten andere campagnemedewerkers. Deze collega’s vertelden ook dat Wiles intern nooit openlijk kritisch is op Trump. Hooguit zal ze zeggen dat iets wat hij heeft gedaan „niet behulpzaam” is voor het winnen van kiezers of juridische conflicten.
Trump was in 2024 geen andere kandidaat dan in 2016 of 2020, zegt Sayfie. „Er zit wijsheid achter zijn waanzin.” Maar hij heeft, dankzij Wiles, niet per se een gedisciplineerde, maar wel „een meer gedisciplineerde campagne gevoerd”. Daarbij stuurde zij niet zozeer Trump zelf bij of aan, maar wist ze eventuele paniek en interne strijd in de organisatie en entourage binnenskamers te houden.
„Bij onverwachte gebeurtenissen, zoals de wissel van Harris voor Biden, moet er onrust binnen de campagne zijn geweest, en wilde Trump misschien iets drastisch doen om de aandacht op zichzelf te vestigen”, zegt Book. „Maar zij heeft koers gehouden.” Haar ervaring, professionaliteit en loyaliteit gaven haar de statuur om een soort gedragscode af te dwingen, zeggen zowel Sayfie als Book. Dat zal ook in het Witte Huis één van haar belangrijke taken zijn.
In zijn eerste termijn versleet Trump aan de lopende band kabinetsleden, inclusief vier stafchefs. Wiles’ constante aanwezigheid in zijn drie campagnes wekt de verwachting dat zij het langer zal kunnen volhouden.
De moeilijk te beantwoorden vraag blijft waarom ze het wíl. Wat drijft Wiles, een campagnemanager zonder sterke ideologische drive, om op haar 67ste nog aan deze klus in Washington te beginnen? Justin Sayfie heeft het daar nog niet met haar over gehad. „Maar ze zal terecht ongelofelijk trots zijn dat zij de eerste vrouw in de Amerikaanse geschiedenis is die dit kan doen. En ze is zo intensief betrokken bij Donald Trumps politieke carrière dat ze wil dat hij slaagt.”
Ron Book heeft een korter antwoord op wat haar beweegt: „relevant zijn”. „Ze hoeft geen schouderklopjes van Trump of iemand anders, maar wat is er mooier dan de adrenaline van dit werk en dat de president van de Verenigde Staten je nodig heeft ?”
Of Sander Tordoir een suggestie heeft voor een locatie in Berlijn, voor een vraaggesprek over de malaise in de Duitse economie? Zeker. Op een koude winterochtend staan we bij een voormalig stroomverdeelstation, in stadsdeel Kreuzberg. In het markante bakstenen gebouw uit de jaren twintig zitten wat kleine bedrijven en een activiteitencentrum waar „solidair samenleven” vooropstaat. Het centrum ademt het alternatieve sfeertje dat van oudsher in Kreuzberg hangt.
De Nederlandse econoom Tordoir (35), die even verderop woont, wil het hebben over wat hier níét zit: een start-upcampus van Google. De Amerikaanse techreus maakte in 2016 de plannen voor vestiging ervan in het gebouw bekend, maar stuitte op hevig verzet van buurtbewoners. Die vreesden voor gentrificatie en oplopende huren. Gefrustreerd schrapte Google in 2018 de plannen voor de Berlijnse campus.
Bedrijvigheid en innovatie de deur wijzen – dat kan Duitsland zich niet veroorloven, zegt Tordoir, hoofdeconoom van de Europese denktank Centre for European Reform (CER).
„Ik snap dat er zorgen zijn over gentrificatie, in deze buurt, waarin veel inkomensgroepen door elkaar wonen. Maar dit verhaal staat voor mij ook symbool voor een antitechnologie- en antikapitaalhouding die je in Duitsland vaak ziet. Het is tekenend voor hoe Duitsland, en Europa in het algemeen, soms door bewuste keuzes verder achterop is geraakt bij de digitalisering.
„Google wilde start-ups samenbrengen in de campus. Dan krijg je kennisuitwisseling, economische dynamiek”, zegt hij. „Precies waar Duitsland baat bij zou hebben. We zijn nu een paar jaar later – en de zorgen over de economie zijn groot.”
De economie van het grootste land van Europa loopt vast. Vorig jaar kromp het Duitse bbp, dit jaar gebeurt dat waarschijnlijk opnieuw. Jaren van achterblijvende publieke investeringen laten hun sporen na in een verwaarloosde, ouderwetse infrastructuur. Geen week gaat voorbij zonder aankondiging van ontslagen of een fabriekssluiting, in het land dat zo trots is op zijn export van auto’s, machines en andere hoogwaardige producten.
In de aanloop naar vervroegde verkiezingen, eind februari, praat Duitsland angstig over „de-industrialisatie”. Op een levensgroot plakkaat op het Berlijnse centraal station staat „SOS deutsche Wirtschaft”, SOS Duitse economie – een campagne van een industrielobbyclub.
Groeimodel uitgewerkt
Wat is er toch met de grootste economie van Europa aan de hand? En wat moet er gebeuren? Voor Tordoir zijn deze vragen dagelijkse kost. Sinds hij bij denktank CER begon, eind 2022, ontpopte hij zich als uitgesproken stem in het economendebat over Duitsland en Europa.
Daags voor het interview stuurt hij een artikel toe waar hij samen met een collega de laatste hand aan legt. Het gaat over „China en het spook van Duitse industrialisatie”. Hij wijst in een appje op een veelzeggende grafiek in het stuk. „Kijk die rode lijn!” De lijn toont de Chinese export van auto’s en schiet omhoog. Sinds de pandemie is die uitvoer verzesvoudigd. De schier oneindige staatssubsidies die China inzet om de industrie te stutten, dreigen Duitslands industriële basis te ondermijnen, waarschuwt Tordoir: „De maakindustrie hier is goed voor 5,5 miljoen banen. Dit is een existentiële bedreiging.”
We wandelen door de stad, praten door in de metro en strijken neer in cafés in de Duitse hoofdstad. Tordoirs boodschap, in het kort: „Het Duitse groeimodel is uitgewerkt.” En dus moeten de Duitsers hun „zelfbeeld” – als industrieland, als exportland, als land dat altijd op de centen let – „fundamenteel aanpassen”.
Nog even over die Googlecampus. Het is toch logisch dat zo’n buurt zegt: wij willen onszelf blijven, wij willen Google hier niet?
„Was hier geen middenweg te vinden? Google had toezeggingen gedaan om lokale bedrijven kansen te geven, wilde investeren in de buurt. Natuurlijk willen Berlijn en, in bredere zin, Duitsland en Europa zichzelf blijven. We ambiëren in Europa geen oligarchie van techbedrijven, zoals in de VS, met de enorme ongelijkheid tussen inkomensgroepen en regio’s. Maar we hebben in Europa wél heel hard een dynamische particuliere sector nodig. Daaruit ontstaan belastinginkomsten om ons sociale model te financieren.”
Na jaren af en aan in Duitsland te hebben gewoond, zegt Tordoir, voelt hij zich „een halve Duitser”. Maar Nederlander blijft hij ook. Duitsland mag best een beetje ‘Nederlandser’ worden, meent de econoom. Opener staan voor digitalisering – en voor de kapitaalmarktfinanciering die daarbij hoort, zoals inzet van durfkapitaal. „Een ASML of een Adyen heeft Duitsland niet, bedrijven hier financieren zich traditioneel via de banken, die log opereren en niet erg winstgevend zijn. Van de veertig bedrijven in de DAX-index, de ‘Duitse AEX’, hebben er meer dan twintig hun wortels in de negentiende eeuw.”
Om te zien wat Tordoir voor ogen heeft, nemen we de metro naar Mitte, een buurt in voormalig Oost-Berlijn. In de zwaar gegentrificeerde straten tussen Hackescher Markt en Alexanderplatz, waar de typische Berlijnse kolenlucht uit oude woningen nog hangt, hebben zich meerdere durfkapitaalfirma’s gevestigd die de techsector financieren. Namen als Angelize, Planet A Ventures, High-Tech Gründerfonds prijken op de deuren. „Dit is wat je – naast een sterke industrie – óók nodig hebt”, zegt Tordoir.
Waarom is die digitale economie zo belangrijk voor Duitsland?
„Het Duitse economische model is decennia gestoeld geweest op export van vooral industriegoederen. Dat genereerde heel veel welvaart, het land bouwde een groot handelsoverschot op. Maar nu stapelen de problemen in de industrie zich snel op. Dus moet je je economie verbreden. Meer inzetten op diensten, op de innovatieve sectoren van de toekomst en ook op binnenlandse consumptie.”
Sinds 2018 daalt de Duitse industriële productie. Die ligt inmiddels ruim 10 procent lager. Waar komen de problemen vandaan?
„Je had in 2017/2018 het dieselschandaal, het gesjoemel met emissietests door Duitse autofabrikanten. Daaraan zag je dat de industrie zich verzette tegen de veranderende tijden. Duitse bedrijven waren verwend geworden, terwijl de Chinese concurrentie intussen al duidelijk toenam.
„Een grote klap voor de industrie kwam na de Russische inval in Oekraïne, in 2022. Duitse politici en bedrijven konden zich niet voorstellen dat Rusland de gaskraan zou inzetten als politiek wapen. Maar ze draaiden die wel dicht. Bedrijven schrokken enorm van de abrupte stijging van de energieprijzen die daarvan het gevolg was, en ook nu blijft de onzekerheid over energie groot. Sommige industrietakken, zoals de staal en de chemie, hebben gas nog echt nodig. Je ziet Duitse bedrijven nu meer investeren in de VS en in China.
„De tweede schok komt uit China. Sinds de pandemie, en zeker na het barsten van de vastgoedzeepbel daar, probeert het de economische groei op peil te houden door zijn export op te voeren. De overschotten zijn enorm. Een voorbeeld: China bouwt capaciteit op voor de productie van bijna 50 miljoen auto’s per jaar, terwijl de Chinese vraag naar auto’s zo’n 25 miljoen bedraagt. De rest moet dus elders worden afgezet. Voor Duitse autobouwers is die schok acuut voelbaar. En dit is nog maar het topje van de ijsberg: in andere sectoren waar Duitsland traditioneel goed in is, zoals machines, chemie en vliegtuigbouw – dreigt hetzelfde te gebeuren.”
In het paper benadrukken jullie dat de concurrentievoorwaarden niet gelijk zijn: China subsidieert de eigen bedrijven grootschalig.
„We weten dat een van China’s strategische doelen is: zelfvoorzienend worden. In feite is men wantrouwend over buitenlandse handel. Chinese regionale overheden bouwen hun eigen kampioenen op in sectoren waar China tot nu toe nog afhankelijk was van import. Verliezen bij Chinese bedrijven lopen op, maar worden opgevangen vanuit de overheid. Westerse bedrijven moeten winst maken, Chinese bedrijven hoeven dat niet. Dit is een duur ontwikkelingsmodel voor China – maar voorlopig draait het door.”
Welke gevolgen kan dit hebben in Duitsland?
„Denk aan groot banenverlies in regio’s waar de industrie zich concentreert, zoals Noordrijn-Westfalen, maar ook Beieren en Baden-Württemberg, deelstaten die heel welvarend zijn. Niet alleen bij grote bedrijven, maar ook bij de Mittelstand, middelgrote bedrijven die bijvoorbeeld allerlei onderdelen maken, en die heel belangrijk zijn voor de Duitse economie. Ik hoor dat sommige van die bedrijven geen kapitaal kunnen krijgen om zich opnieuw uit te vinden. Dat is echt zorgwekkend.”
Het beeld van ontslagen en fabriekssluitingen doet Tordoir denken aan zijn studiejaar in de Amerikaanse staat Ohio, na zijn middelbare school in Nederland. Hij deed vrijwilligerswerk in de stad Newark, die zwaar was getroffen door de-industrialisatie en werkloosheid. „Armoede, gebroken gezinnen: dat heeft grote indruk op me gemaakt. Het was in 2008-2009, dus ook de tijd van de financiële crisis. Toen bedacht ik dat ik economie wilde gaan studeren.”
In het eerste decennium van deze eeuw werd vooral de Amerikaanse industrie getroffen door wat econoom David Autor de „Chinaschok” noemde. Na zijn toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) kon China vrijer exporteren naar het Westen. Het voerde toen vooral kleding, meubels en elektronica uit. Voor de hoogwaardige Duitse industrie vormde dat indertijd geen bedreiging. Anno 2024 is dat anders: inmiddels maakt China de auto’s, machines, de onderdelen en de chemische producten waarin Duitsland leidend was. Tordoir spreekt van een „tweede Chinaschok”, die nu Duitsland treft.
Exportnatie Duitsland krijgt straks ook de invoerheffingen van Trump over zich heen; de VS zijn de grootste exportmarkt voor Duitsland. De volgende klap?
„Het hangt sterk af van wat Trump precies gaat doen. Hij heeft gedreigd met invoerheffingen van wel 60 procent voor China, maar met lagere heffingen, van 10 à 20 procent, voor de EU. China zal dan nog meer goederen op de Europese markt dumpen, in plaats van op de Amerikaanse markt – en dat kan de Chinaschok voor Duitsland verergeren. Maar als Trump China inderdaad harder aanpakt dan Europa, kan dat Duitse exporteurs juist kansen bieden. De VS zijn een grote netto-importeur en zullen dat voorlopig ook blijven.”
Hoe moeten de Duitsers, en ook Europa, hun economisch beleid aanpassen in een wereld waarin vrijhandel op zijn retour is? Met díé vraag wilde Tordoir zich bezighouden, vertelt hij, toen hij in 2022 besloot als ‘denktanker’ aan de slag te gaan. Daarvoor was hij werkzaam bij de Europese Centrale Bank. „Bij dat soort organisaties uit je je ideeën vooral intern. Ik wilde hardop vanuit het publieke belang nadenken, op een creatieve manier advies geven.”
De Münzstrasse, hartje Berlijn.
Foto’s: Gordon Welters
Hoe kijk je naar de Duitse verkiezingen in februari?
„Waar ik vooral op ga letten, is of er een tweederdemeerderheid komt voor hervorming van de Schuldenbremse.” Hij doelt op de grondwettelijk vastgelegde ‘rem op de schulden’ die het Duitse begrotingstekort klein moet houden. „Die heeft sterk bijgedragen aan het gebrek aan publieke investeringen in infrastructuur en digitalisering, en zit nu ook de broodnodige extra defensie-uitgaven in de weg.”
Aanpassing van de schuldenrem vergt een tweederdemeerderheid in zowel Bondsdag als Bondsraad, de Duitse senaat. „Ik begrijp niet waarom Duitsland strengere regels moet hebben dan de EU als geheel – en dat zeg ik hier ook in conferenties.” De econoom wordt in Berlijn regelmatig uitgenodigd als spreker – kort na het interview bijvoorbeeld in het Bundeskanzleramt.
Volgens Tordoir staan Duitsers open voor „disruptieve” suggesties van een Nederlandse onderzoeker. „Dat is heel mooi aan het Duitse debat: stemmen van buitenaf worden serieus genomen. Ook als het gaat om thema’s die het Duitse zelfbeeld bepalen, zoals de schuldenrem.”
Wat moet de Duitse industrie doen?
„Duitsland zal moeten wennen aan een kleinere industrie, die minder dominant in de economie is. De huidige energieslurpende industrie, gericht op grootschalige productie, kan niet meer de norm blijven. Ook dát vergt aanpassing van het Duitse zelfbeeld.
„Idealiter ga je naar een industrie die hooggespecialiseerde, niche-achtige producten maakt die veel waarde toevoegen. Dat is het model van de Zwitserse industrie. Duitsland is bijvoorbeeld heel sterk in schone technologie: warmtepompen, elektrolyse-apparaten. En in lasers en lenzen voor ASML’s chipmachines. Het kan die positie uitbouwen.”
Hoe moeten Duitsland en Europa zich teweerstellen tegen China?
„De importheffingen op Chinese elektrische voertuigen die de EU heeft ingevoerd, zijn een goed begin. Ze mogen volgens de regels van de WTO, want het gaat om staatsgesubsidieerde export door de Chinezen. Toch stemde Duitsland in Brussel tegen die heffingen, uit angst dat China ze zou vergelden. De Duitsers zien dat land nog steeds vooral als afzetmarkt. Maar ze verkijken zich. Op korte termijn valt voor Duitse bedrijven nog winst te maken met export naar China. Maar het is een mercantilistisch land: het wil de eigen export continu vergroten en de import juist verkleinen. Het discrimineert buitenlandse bedrijven voortdurend. De Chinese markt slinkt nu al. Het aandeel van China in de Duitse export is al fors gedaald, van 8 naar 6 procent. Die markt zal grotendeels wegvallen.
„Intussen loopt Duitsland enorm veel risico op afbraak van de eigen industrie door China. Dus moet je via de EU doen wat je kunt om een gelijk speelveld te bewaken.”
Duitsland, zegt Tordoir, „moet zich afvragen waar het mee bezig is” in Brussel. Een klein groepje lidstaten, waaronder „enfant terrible Hongarije” was ook tegen de heffingen. Landen die doorgaans voorvechters zijn van vrijhandel, waaronder Nederland en Denemarken, waren voor.
Is het voor het klimaat niet juist goed als China betaalbare elektro-auto’s en andere technologie levert?
„Op de korte termijn maakt China de transitie misschien goedkoper, maar ik waag te betwijfelen of dat op de lange termijn goed is, óók voor het klimaat. China drukt de Europese industrie weg, en daarmee ook de innovatie van de bedrijven hier.
„Wereldwijde versnelling van de energietransitie vraagt om meer bronnen van vernieuwing. Naast de Chinese staatsgeleide innovatie heb je ook de Amerikaanse nodig, meer door durfkapitaal gedreven, én de Europese, die meer voortkomt uit fundamenteel onderzoek. Europa moet zijn eigen kennis beschermen en versterken, niet alleen van China afhankelijk zijn.
„Daarnaast: als klimaatbeleid neerkomt op de-industrialisatie en massaontslagen, loop je het risico dat de publieke steun voor de transitie wegvalt. Je moet ook economisch van de transitie willen profiteren.” Tordoir is voorstander van een sterke Europese industriepolitiek, zoals voormalig ECB-president Mario Draghi ook bepleit in een veelbesproken rapport over het Europese concurrentievermogen.
In het artikel over China en Duitse de-industrialisatie opperen jullie buy European-regels. Overheidssubsidie voor verduurzaming zou de EU dan koppelen aan de eis in te kopen bij Europese bedrijven. Dat heeft toch niets meer met vrijhandel te maken?
„China bevoordeelt zijn eigen producenten, de VS doen dat ook. Zij maken zo’n koppeling bij de klimaatsubsidies voor hun industrie. Wij in Europa moeten niet naïef zijn. We kunnen de vraag van buiten de EU naar onze producten niet sturen, maar de Europese vraag wel. Frankrijk had tot voor kort een subsidieregeling voor elektrische auto’s en had die zo ontworpen dat alleen auto’s uit de EU in aanmerking kwamen. Je kunt specifieke klimaateisen stellen, maar ook bijvoorbeeld eisen over arbeidsomstandigheden.”
De eigen industrie voortrekken – dat is toch niet volgens de regels van de WTO? In elk geval niet volgens de geest van de WTO.
„De WTO heeft Frankrijk niet op de vingers getikt. Maar je hebt gelijk dat het tegen de geest van de WTO is, je opereert in een grijs gebied.”
Dat is nogal wat. Moeten Duitsland en de EU, export-economieën die van vrijhandel profiteren, die vrijhandel dan maar opgeven?
„Nee, Europa moet alléén zulke maatregelen nemen in de sectoren waarin het speelveld ongelijk is en waarin wij grote belangen hebben. Europa is sterk van de handel afhankelijk. We hoeven niet, zoals de VS, als een cowboy op te treden, met importheffingen te strooien en de WTO helemaal op te geven. We moeten een tussenweg vinden. Vrijhandel waar het kan, geopolitiek volwassen worden en sterker optreden waar het moet. Andere landen maken zich óók zorgen over Chinese overcapaciteit. De VS, maar ook Turkije en Brazilië.
„Vrijhandel is in feite een politiek construct. Heel waardevol, maar de realiteit in de wereld gaat nu een andere kant op. Het Internationaal Monetair Fonds spreekt van ‘geo-economische fragmentatie’ – dat de wereldeconomie uiteen valt – maar je kan beter zeggen dat de globalisering Chinees is geworden. Daar hebben we rekening mee te houden.”