De snelle ferry bracht de wereld dichterbij Heimaey, met toeristen en arbeidsmigranten

Als de ferry op de Westman-eilanden aankomt, kun je goed het verschil zien. Eeuwenoude, hoge rotsformaties aan de westkant van het dorp Heimaey, half begroeide lavabrokstukken aan de oostkant. Die zijn tussen de twintig en dertig meter hoog, met de vulkanen Eldfjell en Helgafjell op de achtergrond.

Grímur Gíslason (66) woonde als kind aan de oostkant. Tot 1973, toen de Eldfjell opeens actief werd en een enorme hoeveelheid lava naar buiten spoot. De grond barstte over een kilometer of twee open. Vierhonderd woningen verbrandden of verdwenen onder de lava. De vijfduizend inwoners konden nét op tijd weg komen.

Grímur – IJslanders spreken elkaar met de voornaam aan – gaat er nog geregeld heen, naar de plek waar 35 meter lager ergens zijn ouderlijk huis ligt. „Nee, pijn doet het niet meer. Het is wel elke keer heel raar”, vertelt hij in zijn nieuwe huis aan de westkant van Heimaey. Als je huis in brand vliegt, kun je altijd nog de omgeving zien. Maar de buurt uit Grímurs jeugd ligt tientallen meters onder grond. „Het blijft vreemd om daarover na te denken.”

De vijftien Westman-eilanden ten zuiden van het vasteland van IJsland zijn op één na onbewoonbaar. Heimaey, het ‘Thuiseiland’, is in de tiende eeuw gekoloniseerd door Ieren – de Westmannen. De 4.800 inwoners vormen een bijzondere gemeenschap in IJsland, schreef NRC na een bezoek in 1989. Hardwerkend, met de ruige natuur als grootste vijand én beste vriend, en op zichzelf aangewezen. Hulp van het vasteland was altijd ver weg, de visserij floreerde.

Het eiland is 35 jaar later nog altijd welvarend, nog altijd zijn er de lelijke visfabrieken en silo’s tegen de achtergrond van een adembenemend landschap, nog altijd is het een van de meest winderige plekken van Europa, nog altijd komen in de zomer miljoenen Atlantische papegaaiduikers broeden op de kliffen.

Maar er is veel veranderd. De geschiedenis van 1973 kreeg in de loop der jaren steeds meer aandacht. In 2005 begonnen opgravingen van woningen, die soms opvallend goed bewaard waren gebleven. Er kwam een museum waar alles over de uitbarsting wordt verteld, over het relatieve geluk dat de bewoners hadden omdat er door een storm veel boten aan wal lagen, dat het lukte om in de eerste maanden de haven te redden door de lava met zeewater af te koelen, en dat de eerste mensen pas na een jaar konden terugkeren. Heimaey afficheert zich nu als het Pompeï van het Noorden.

Maar ook dankzij het landschap, de schattige papegaaiduikers met hun kleurige snavels en de vele walvissen rond de eilanden, profiteerden de Westman-eilanden volop van het wereldwijd toegenomen toerisme. Dat de orka Keiko, van de Free Willy-films, vanaf 1998 vier jaar in een inham vlak bij de haven verbleef, gaf de Westman-eilanden extra bekendheid. Bovendien zijn de eilanden goed bereikbaar voor Amerikanen én Europeanen, zeker sinds de duur van de overtocht door de opening van een nieuwe haven aan het vasteland in 2011 werd teruggebracht van drie uur tot een half uur.

Het kleine Heimaey staat voor IJsland in het groot: rijk geworden door de visserij, met het laatste decennium een fikse duw in de rug dankzij toerisme. Het inkomen per hoofd van de bevolking in IJsland ligt met zo’n 70.000 euro ongeveer 14.000 euro hoger dan dat van de Nederlander. En in Heimaey werken inmiddels vierhonderd Polen, vooral in de visfabrieken. In heel IJsland vormen zij ook de grootste groep arbeidsmigranten.

Heimaey in 1989 en in 2024.

Foto 1989: Inga Hlödversdóttir

Alles is dichtbij

In een van de guesthouses van haar ouders werkt de 25-jarige Hrafnhildur Stefánsdóttir. Alleen in de zomer, want ze studeert business & marketing in Akureyri, in Noord-IJsland. Ze denkt dat haar toekomst op het eiland ligt. „Het leven is goed hier, alles is er.” Een voetbalclub, een handbalclub, een zwembad, een golfbaan. Ze heeft paarden en honden. Geen reden om weg te gaan. De jongere bewoners zeggen het allemaal: alles is dichtbij, er is werk, het is een veilige en goede plek om kinderen te laten opgroeien. Kom niet te dicht bij een klif, dat moet je ze natuurlijk wel leren.

In de winter is het wel anders, vertelt Hrafnahildur. Vroeg donker, veel wind, steenkoud. De meeste restaurants zijn dan maar drie dagen per week open. „Maar dan is het ook gezellig. Met vrienden blijven we bij elkaar komen. Dan kaarten we of spelen we spelletjes.” En de Lundinn, dé bar annex nachtclub van het eiland, is altijd open.

Heimaey is een goede plek om kinderen te laten opgroeien. Kom niet te dicht bij een klif, dat moet je ze natuurlijk wel leren

Svanur Birkir Jóhnsson (36) staat op een doordeweekse avond achter de tap van de Lundinn, genoemd naar de Lundi – papegaaiduiker in het IJslands. Eind jaren tachtig was dit nog de pub Skütan. Je betaalde er omgerekend 10 gulden voor een blikje Löwenbrau, een gin-tonic kostte 20 gulden. Of de Skütan daardoor failliet ging, weet Svanur niet. Zijn vader kocht de pub in 1998 van de bank en maakte er weer een succes van. „We leven van de locals. Toeristen zijn een bonus voor ons.”

Het is deze avond rustig. Svanur denkt dat de meeste jongeren nog moeten bijkomen van het Zomerfestival – twee weken geleden. In de groene vallei van de vulkaankrater Herjolfur – een van de mooiste plekken ter wereld voor een festival – komen dan vijftienduizend mensen om het einde van de zomer te vieren.

De Lundinn beleefde ook topdagen, vertelt de barman. „Het geld zal nu wel op zijn.” Door hoge belastingen is een biertje in zijn bar nog steeds duur: vanaf 10 euro, tenzij je alcoholvrij bestelt. „Jongeren drinken veel alcohol. Ze verdienen hier goed. Zeker als je op een vissersboot werkt.”

Spreekuur in de kerk

Een kilometer ten zuiden van de haven staat de Landakirkja, de baptistenkerk die de vulkaanuitbarsting overleefde. Er bestaat een iconische foto van het kerkje met daarachter de vuurspuwende Eldfjell. Gudmundur Örn Jonsson is al 18 jaar priester in de kerk, vertelt hij tijdens een korte rondleiding. Elke zondag komen honderd tot tweehonderd mensen naar zijn kerk. Ze zijn een tikkeltje conservatief, zegt Gudmundur. Elk plan tot modernisering van het kerkgebouw leidt tot veel verzet. Er zijn nog steeds kerkgangers boos omdat het plafond niet meer blauwwit is, maar roomwit met gouden sterren.

De gemeenschap is hecht, vertelt hij, althans het grootste deel. „Het is hier geweldig als je je aanpast. Als je dat niet doet, heb je het moeilijk. Dan is het toch een klein eiland.” Er leven heel wat mensen geïsoleerd, zegt de priester. „Er is weinig psychologische hulp. Dus komen mensen naar ons spreekuur. Dat gebeurt best veel.”

Het samenleven met de vierhonderd Polen gaat over het algemeen goed. „Eens in de maand is er een katholieke dienst, dan zit de kerk vol met Polen.” Ook niet iedereen was er voorstander van dat de kerk zich zou openstellen voor katholieken, maar de leiding van de kerk heeft dat genegeerd. „We hebben één god. Dus waarom niet?”

Sigurjón Oskarsson (79) en zijn familie verkochten hun vissersbedrijf en investeren nu in een zalmkwekerij die werk biedt aan honderd inwoners van Heimaey.
Svanur Birkir Jónsson (36) runt samen met zijn broer de plaatselijke pub annex nachtclub. Zijn vader nam in de jaren negentig de failliete pub Skütan over en gaf die de naam Lundinn.
Grímur Gíslason (66) woont aan de westkant van het eiland. In 1973 is zijn ouderlijk huis bedolven door lava; het ligt nu circa dertig meter onder de grond.
Hrafnhildur Stefánsdóttir (25) werkt in de zomer in Guesthouse Hamar. „Het leven is goed hier, alles is er.”

Foto’s: Sigga Ella

Visquota

Kabeljauw, schelvis, koolvis, haring en makreel zorgen voor de grote welstand op Heimaey. Maar de visserij kwam sinds de jaren tachtig wel steeds meer onder druk te staan. Zoals het zijn vader verging, vertelt barman Svanur Jóhnsson, verging het velen op het eiland. Hij was eigenaar van een van de tientallen vissersboten. Vanwege de dreigende overbevissing voerde IJsland visquota in en breidde dit systeem langzaam maar zeker uit. Dus mocht er minder worden gevist. Om het hoofd boven water te houden moest je visrechten bijkopen of leasen. Dat was voor veel eigenaren niet te doen. De meesten verkochten hun boot aan een grotere onderneming. Uiteindelijk bleven er in Heimaey twee vissersbedrijven over die met zo’n tien grote trawlers en enorme netten veel en snel vis kunnen vangen.

Miljoenen Atlantische papegaaiduikers bezoeken van april tot begin september de Westman-eilanden om te broeden.
Foto Sigga Ella

Penigar lykt – letterlijk de geur van geld, maar de eilanders duiden hier de vislucht mee aan die bij noordenwind uit de haven komt. Niet meer zo erg als dertig jaar geleden, toen er enorme rook van de visfabrieken kwam. Dan had het geen zin om je was buiten te hangen. De fabrieken werken inmiddels een stuk schoner, maar de penigar lykt is er nog steeds.

Grímur Gíslason – die heen en weer pendelt naar zijn bedrijf in Reykjavik dat onder meer scheepsonderdelen maakt – maakt zich zorgen over de toekomst van de visserij op Heimaey. „Het quotasysteem maakt het eiland kwetsbaar. De twee grote visbedrijven zijn nu nog hier gevestigd. Bijna alles is rond deze bedrijven geconcentreerd. Maar wat als ze worden verkocht? En dat ze inclusief de visquota naar het vasteland worden verplaatst? Dat is best beangstigend.”

Zalmkwekerij

Als het over de toekomst van Heimaey gaat, valt in bijna elk gesprek de naam van de 79-jarige Sigurjón Oskarsson, dit jaar door de plaatselijke krant Eyjafrettir uitgeroepen tot Eilandbewoner van het Jaar. Op Heimaey zijn ze dol op helden en Sigurjón is zo’n held. Als schipper redde hij vier keer de bemanning van een zinkend schip. Maar hij is zelf ook wel eens gered, vertelt hij bij een ontmoeting in zijn nieuwe bedrijf: „Heb je met Grímur gesproken? Toen ik vijf of zes was, heeft zijn vader me uit het water gehaald toen ik in de haven was gevallen.”

Sigurjón staat aan de wieg van een belangrijke ontwikkeling op Heimaey: de bouw van een grote zalmkwekerij. Niet in zee, zoals wereldwijd de meeste zalmkwekerijen worden aangelegd, maar op land. Het bedrijf heet Laxey: Lax is zalm in het IJslands, Ey betekent eiland. In een gele veiligheidsjas komt Sigurjón een half uur te laat op de locatie van Laxey in de haven. Hij was matten aan het opruimen. Dat klusje moest wel af zijn.

Met zijn familie bouwde Sigurjón vanaf zijn jeugd een groot vissersbedrijf uit, vanaf 2000 met een visverwerkingsfabriek. Die verkocht hij in 2022, omdat ook hij te weinig visrechten had om het hele jaar door te vissen en zijn werknemers voldoende werk te bieden. Belangrijk voor hem was dat de visquota op het eiland bleven. Dat gebeurt, althans voor nu.

Sigurjón en zijn familie besloten hun vermogen in de zalmkwekerij Laxey te steken. „Wij hebben het geld op het eiland verdiend en het blijft op dit eiland”, zegt hij. Samen met enkele Europese investeerders gaat het om 40 miljoen euro. Laxey claimt duurzaam en zonder schade aan het milieu Atlantische zalm van hoge kwaliteit te gaan produceren. In de locatie in de haven worden al miljoenen zalmeitjes in zoetwaterbassins opgekweekt. Aan de oostkant, op een stuk dat ontstond na de uitbarsting van 1973, komen de bassins waar de 1,2 miljoen zalmen per kwartaal de laatste fase van hun leven doormaken.

Mooi wordt het niet, de 48 silo’s vlak bij de zee. Een lelijke blikvanger als je met de ferry of een cruiseschip aankomt. Maar er heeft niemand geprotesteerd. Penigar lykt. Er moet geld worden verdiend. Als er gebouwd zou worden op het eeuwenoude land dan zou er wel verzet zijn geweest. Grímur: „We noemen dat stuk: de nieuwe lava. Het nieuwe land. Het is pas vijftig jaar oud. Daar zijn we niet zo aan gehecht.”


Lees ook

Vulkaanuitbarstingen in IJsland: bloeiende vissersplaats veranderde plotseling in een spookdorp

De vulkaanuitbarsting op het schiereiland Reykjanes, in de nacht van donderdag op vrijdag. Dit was de zesde uitbarsting in de regio sinds december 2023.

De Westman-eilanden zijn circa tienduizend jaar geleden ontstaan. Er is nog steeds vulkanische activiteit.
Foto Sigga Ella