In de herfst van 2000 treedt Michel Houellebecq op in Amsterdam. Op de tijd dat ik met hem heb afgesproken, in zijn hotel, komt hij niet opdagen. Rond middernacht stommelt hij binnen. Terug van de wallen. Met zijn parka nog aan gaat hij in bed liggen en dirigeert zijn bandleden en zijn vrouw om hem heen. Ze moeten tegen de muren blijven staan, zo klein is de kamer. Ik word op het voeteneind geplant. Zijn vrouw – minirok, zwarte netkousen – krijgt de opdracht koffie te zetten, met het espressoapparaat dat ze speciaal voor hem heeft meegenomen. Ook zij moet blijven staan, het espressoapparaat balancerend op haar vlakke hand. Grijnzend van genoegen houdt hij, als een achttiende-eeuwse Franse vorst, van onder zijn donzen dekbed audiëntie.
Het is een tafereel dat ik sindsdien steeds voor ogen had bij het lezen van zijn romans. Een man die aandacht afdwingt, die niets liever wil dan in het middelpunt staan, omringd door een hofhouding en dienende vrouwen.
In de loop van zijn carrière heeft Houellebecq, waarschijnlijk met dat doel, alle mogelijke registers opengetrokken. Iedere ophef, alle polemiek was welkom. Schrijven, beledigen, ineens verdwijnen, een film maken, hijgerig poëzie in een microfoon zuchten, een excessieve liefde voor een hond tentoonspreiden, foto’s exposeren – niets wat hij niet deed om in de schijnwerpers te blijven.
Want zonder de blik van de ander, besta je niet. Dat is vooral het manco voor de beginnende dichter of schrijver. Zeker als die onknap of verlegen is. Vanaf het begin is ‘Lijdt!’ Houellebecqs motto, dat hij promoot in zijn eerste proza-dichtbundel, Rester vivant: Méthode (1991). Iedere vorm van lijden is goed, als het maar heftig is: slaan waar het pijn doet. Cultiveer zelfhaat, verzamel frustraties, misluk in het maatschappelijk leven, daar vind je energie om te knokken.
Die methode had een tijdje resultaat. Zijn roman Elementaire deeltjes (1998), een directe aanval op de generatie van mei 1968, die het motto ‘vrijheid, blijheid’ in praktijk bracht, leidde meteen tot heftige reacties. Die generatie die, volgens Houellebecq, leefde voor seksuele losbandigheid en individueel genot, droeg de schuld van alles wat zijn personages treft: scheidingen, losgeslagen jeugd, sociale eenzaamheid en onbevredigd seksueel verlangen. Ook de door hem verfoeide vrouwenemancipatie had die generatie op haar geweten, net als het verdwijnen van religie en de toename van geweld in de maatschappij.
Sindsdien heeft Houellebecq bewonderaars die in hem de geniaalste schrijver van de eeuw zien, en critici die menen dat hij in een psychiatrische kliniek thuishoort. Zijn reputatie van provocateur is dan gevestigd. De een vindt hem visionair, de ander door seks geobsedeerd. De een vindt zijn taalgebruik helder, de ander houdt niet van zijn klinische, bij wijlen sociologische taalgebruik. Hoe dan ook, de manier waarop hij hinkstapspringt tussen proza, poëzie en essay, dwingt bewondering af. Schrijven kan hij, en niet ongeestig.
Bergafwaarts
Door de jaren heen blijft Houellebecq trouw aan zijn thema, hij analyseert waar het in de wereld aan schort, het is ‘déprimisme’ alom. Alles is de schuld van de jaren zestig. Tot die generatie behoren ook zijn eigen ouders, over wie hij nooit iets goeds heeft gemeld. Houellebecq werd in 1956 geboren, op het eiland Réunion, als zoon van een berggids en een arts, beiden communistisch. Aangezien zijn ouders al snel scheidden, bracht hij zijn vroege jeugd door bij zijn grootouders van moederskant, in Algerije. Zijn vader haalde hem daar nogal plots op en vertrouwde hem vervolgens toe aan zijn eigen moeder, in Normandië. Dat is de grootmoeder die Houellebecq vereert en wier meisjesnaam hij als pseudoniem koos.
Houellebecq werd bioloog en agronoom, raakte werkeloos, schoolde zich om tot informaticus en publiceerde in 1994 zijn eerste roman De wereld als markt en strijd. Daarin zet een depressieve computerprogrammeur een seksueel gefrustreerde collega aan tot moord. Het is al een typische Houellebecq-hoofdpersoon: een weinig ambitieuze, cultuurpessimistische, treurige eenling die snakt naar seksueel genot, naar liefde. Een loser, die als een dreinende peuter om aandacht vraagt, een vrouw zoekt om bij te huilen en te schuilen. Een meelijwekkend man die zoekt naar een reddingsboei in een chaotische, gewelddadige wereld vol verandering waartegen hij niet is opgewassen.
Met zijn hoofdpersonen gaat het vaker wel dan niet bergafwaarts. In een latere roman (Sérotonine, 2019) is sprake van een „stervend dier, op zoek naar een hol waarin hij zijn einde kan afwachten”. Pathetiek is niet vreemd aan de ouder wordende auteur.
Ik houd van vrouwen. Een misogyn is iemand die vrouwen irritant vindt, ik ben een macho
Bij Houellebecq is de man vooral zo ongelukkig omdat de vrouw haar plicht verzaakt: zij moet de man dat genot bezorgen, in de keuken en in bed. Zorgen moet ze, en onderdanig zijn. Het levert Houellebecq de reputatie van vrouwenhater op. In een interview met NRC sprak hij dat tegen: „Ik houd van vrouwen. Een misogyn is iemand die vrouwen irritant vindt, ik ben een macho.” En wat is daar eigenlijk mis mee, vraagt de auteur zich af. Zelf brengt hij dat machismo graag in praktijk. Tijdens een ander interview, dat ik in Parijs met hem had, liet hij zijn vrouw enkele meters achter mij plaatsnemen, zodat zij op een teken van hem een volgende sigaret kon aanreiken of een nieuw glas witte wijn.
Zo’n dienstbare vrouw blijft een droom, een vrome illusie voor veel van Houellebecqs personages. De hoofdpersoon van Platform (2001) bijvoorbeeld is een cultuurambtenaar die naar Thaïland reist. Wat de wereld nodig heeft, weet hij, is een wereldwijd netwerk van bordelen. Dan kunnen Aziatische prostituées voorzien in datgene waar de westerse man om zit te springen: seksuele diensten. Het idee wordt werkelijkheid, tot een terroristische aanslag een bloedbad aanricht in zo’n seksueel toeristencentrum.
Meteen na verschijning van de roman brak de polemiek los: was het boek nu een lofzang op het sekstoerisme of juist een aanklacht daartegen? De gebeurtenissen in de wereld (de aanslagen van 11 september en op toeristen op Bali in 2002) gaf de roman een enorme actualiteit, waarmee de visionaire reputatie van de auteur nog werd onderstreept. Houellebecq zelf had permanente beveiliging nodig en verhuisde naar Ierland. Aandacht verzekerd.
Tot dan toe hadden zijn boeken wel veel rumoer opgeleverd en dito inkomsten, maar nog geen grote literaire prijs. Een schrijver die de islam neerzet als „de meest stupide religie”, met rumoer en een rechtszaak tot gevolg, dat ligt nu eenmaal gevoelig bij een literaire jury. Maar in 2010 kreeg Houellebecq eindelijk de door hem fel begeerde, prestigieuze Prix Goncourt, voor een voor zijn doen rustige, nostalgische roman. In die bekroonde roman De kaart en het gebied, over een beeldend kunstenaar die obsessief foto’s maakt van gebruiksvoorwerpen, schetst hij nostalgisch de toekomst van Frankrijk: het land wordt een museum. In dit boek geen aanval op de islam, geen vrouwenhaat, maar een vader-zoonrelatie, de kunstmarkt en het grote geld, moord en doodslag en ook: Europa in de toekomst. In die periode exposeert Houellebecq zijn eigen foto’s: duistere bossen, mistige meren, affiches van Franse kaas, stokbrood en folklore, roestend industrieel erfgoed. Niets wat de mens heeft voortgebracht is blijvend van aard. Frankrijk is wel mooi, maar als natie doet het land er niet meer toe in de wereld.
Die lijn trekt Houellebecq door in Onderworpen, een roman die op 7 januari 2015 verscheen, precies op de dag van de fundamentalistische aanslag op het kantoor van het satirische tijdschrift Charlie Hebdo. Toeval of niet, op de cover van die week stond een spotprent van Houellebecq. In Onderworpen wint de leider van de imaginaire moslimbroederschap in 2022 de Franse verkiezingen, waarna het land stap voor stap islamitisch wordt.
Zo portretteert Houellebecq steeds opnieuw Frankrijk, en Europa. We moeten terug naar hoe het vroeger was – daar hamert hij op. Ook al blijft iedere nieuwe roman van Houellebecq een evenement, toch verliezen Franse media hun aandacht voor zijn literaire oeuvre. In het buitenland stijgt zijn roem en is hij vaak de enige Franse schrijver die men kent.
Over zijn privéleven zwijgt de auteur het liefst: dat in 2018 zijn huwelijk bekend werd, kwam door het Instagramaccount van Carla Bruni, de echtgenote van François Sarkozy, die een foto van het paar plaatste. Wat je geheim houdt, baart opzien als het naar buiten komt.
Tragische romanticus
Een jaar later verschijnt Sérotonine, genoemd naar een antidepressivum, een wit pilletje met het ‘gelukshormoon’. Het is een politiek getoonzette roman over depressie en uitzichtloosheid, waarin de samenleving in zijn geheel naar de ratsmodee gaat: „niemand zal meer gelukkig zijn in het Westen”.
Dat motief zet Houellebecq met ieder boek een beetje zwarter aan. De dood loert om de hoek en er is geen ontsnappen aan. Het verval is alom. Dat is meer dan ooit het geval in Anéantir, zijn recentste roman uit januari 2022, die op 10 maart in de vertaling van Martin de Haan verschijnt als Vernietigen.
Opnieuw is het een veelomvattende, ambitieuze roman, waarin Houellebecq hete hangijzers van nu agendeert: de gezondheidszorg, het gezin, de toekomst van Europa, technologische ontwikkelingen en opvallend: het verlangen naar een veilig, rustig buitenhuis tussen de wijngaarden.
In Anéantir slaat Houellebecq zeker niet waar het pijn doet. Hij prikt een beetje in de wond, zoekt naar een pleister, terwijl hij, in zichzelf gekeerd, een traantje laat over het menselijk tekort en treurt over de teloorgang die hij om zich heen ziet. De tragische romanticus, die Houellebecq ook is, krijgt hier de overhand.
Stap voor stap gaat de schrijver op zijn hoofdpersonen lijken en wordt hij een karikatuur van zichzelf. Steeds vaker krijgt hij als publiek persoon het stempel ‘reactionair’, steeds meer ontspoort hij naar rechts, blijkt hij een aanhanger te zijn van de theorie van ‘de grote omvolking’. In een recent gesprek met de filosoof Michel Onfray, in het tijdschrift Front populaire, betoogt Houellebecq dat dit geen theorie is, maar ‘een feit’.
Naarmate de dood nadert, wordt Houellebecq milder – in zijn romans tenminste. Als publiek persoon wordt hij steeds rechtser
De publieke persoon Houellebecq lijkt de zo broodnodige aandacht te willen genereren waar dat de schrijver Houellebecq niet meer lukt. Recent verleende hij zijn medewerking aan een niet-literair project, een ‘erotisch-artistieke’ film van het Nederlandse Collectief Kirac. Dat Houellebecq meespeelt in een film is niet nieuw, eerder figureerde hij al in Near Death Experience (over een man die de bergen in vlucht) en L’Enlèvement de Michel Houellebecq (naar aanleiding van zijn eigen, tijdelijke verdwijning). Deze nieuwe film lijkt van een ander, pornografisch kaliber. De trailer laat de auteur halfnaakt in bed zien, met een jonge vrouw. Toen de schrijver het eindproduct zag, vond hij de film „lasterlijk”, er zouden ook leugens over zijn vrouw worden verteld. Vorige week verloor hij het kort geding waarmee hij een verbod op vertoning wilde afdwingen. Inmiddels is de trailer overal ter wereld bekeken en wist hij zich op weer iets extremere wijze van aandacht te verzekeren.
Naarmate de dood nadert, wordt de schrijver Houellebecq milder – in zijn romans tenminste. Als publiek persoon daarentegen is er van kalme wijsheid met de jaren geen sprake. Waarom speelt Houellebecq met vuur, vroeg Libération zich af. Het dagblad suggereert dat de auteur vooral wil provoceren nu zijn grote tegenpool, de feministische auteur Annie Ernaux, met de Nobelprijs is bekroond.
Misschien ligt het anders: hij is zijn plek als Franse achttiende-eeuwse vorst op het grote tweepersoonsbed kwijt, en zijn hofhouding heeft de benen genomen. Wellicht staat Houellebecq steeds dichter bij Charles d’Orleans, de Franse prins die tijdens de Honderdjarige Oorlog decennialang opgesloten zat in een Engels kasteel, de man aan wie Houellebecq het motto van Onderworpen ontleende: Le monde est ennuyé de moy/ Et moy pareillement de luy. Oftewel: De wereld heeft genoeg van mij/En ik al evenzeer van haar.