Het is een geliefd onderwerp op de wat rijpere borrel: „Ah, houd jij van opera?” „Ik niet meer nu regies vaak zo modern zijn.” Of: „Ik zie opera liever in de bioscoop, wat je daar ziet [producties van de New Yorkse Metropolitan Opera] is vaak nog zo lekker mooi en ouderwets.”
Een Rosenkavalier met ruisende rokken of Don Carlos in fluweel: de hunkering naar voorstellingen die visueel aansluiten bij de handelings- of ontstaanstijd, is gemakkelijk invoelbaar. Maar ook, vaak, nodeloos nostalgisch: als een regisseur de essentie van een opera doorgrondt en verbeeldt, maakt het immers niet uit of de aankleding van eiken en velours is, of van denim en Ikea-spaanplaat. Dan doet opera als totaaltheater zijn werk, en sleept de mix van spel, orkest en zang je onverbiddelijk mee.
Regisseur Peter Sellars (67) maakte in de jaren 80 furore met zijn radicale theater, gevolgd door operaproducties die opzien én discussie baarden. Denk: Mozarts Figaro in de Trump Tower, een Don Giovanni die frietjes at, een Händel waarin de coloraturen van Cleopatra onvergetelijk samenvielen met de door haar teen koket uit het zwembad omhoog geschopte waterdruppeltjes. Peter Sellars werd – veertig jaar wat oneerbiedig samenvattend in één zin – het gekoesterde enfant terrible van ten diepste geëngageerd, voor een betere, inclusievere en rechtvaardigere wereld agerend regietheater.
Tweeling
En nu is er Jean-Philippe Rameau’s ‘tweelingen-opera’ Castor et Pollux (1737) in Parijs, een productie met een hoge ‘een omreis waard’-factor. Reden: Sellars is er gekoppeld aan dat ándere geëngageerde enfant terrible van de operawereld, de Grieks-Russische dirigent Teodor Currentzis, bekend om de compromisloze perfectie waarin hij zijn ensemble – niet voor niets ‘Utopia’ genoemd – voorgaat.
Lees ook
Teodor Currentzis liet zijn orkest een week lang één akkoord spelen – je kunt hem haten, maar je moet hem ook koesteren
Op papier is het een hemelse match: een opera over broers en liefde en oorlog, uitgevoerd door de utopische tweeling Currentzis-Sellars. De praktijk is weerbarstiger. De productie kent hemelse momenten, maar alleen muzikaal. Het regieconcept is te mager om de spanning een avondlang vast te houden.
De plot van Castor et Pollux, Rameau’s de derde opera, is simpel: oppergod Jupiter heeft zijn zoon Pollux onsterfelijk gemaakt, terwijl Castor sterft in de strijd. Beiden beminnen dezelfde vrouw, Télaïre, die met Pollux trouwt maar van Castor blijft houden. Happy end: Jupiter laat beiden voortleven als het sterrenbeeld Tweelingen aan de nachtelijke hemel.
Video’s (van Alex MacInnis) op een groot scherm maken die nachtelijke hemel zichtbaar. Als in een planetarium zie je poëtische sterrenlichamen, de aarde, steden bij nacht, wolken en mist – en sporadisch wat dystopische hoogbouw of een drukke snelweg.
Sellars’ aanpak op het toneel ervoor is intiem. De goden beleven hun oh zo menselijke intriges in een kringloop-toonzaal: sofa, dekenkist (tevens toegang tot de Hel), douche, keuken, zithoek. Wat de plot daarin vaart moet geven, is de interactie met de uit New York overgevlogen urban dance-groep van choreograaf Cal Hunt. Maar hoe imposant lenig ook, hun ‘flexing’ (denk: slangenmensachtige hiphopdans) is vooral vrij en spontaan – en blijkt ongeschikt om de vertelling een extra laag te geven. Na een uur is het verrassingseffect afgesleten tot een ‘daar zijn ze weer’ – en dan moet je nog tweeënhalf uur.
De match die wél hemels blijkt is die tussen Currentzis, zijn koor en orkest en Rameau. Rameau’s extreme harmonische originaliteit, de mix van ingetogen treurzangen en euforische koren: het zijn kolfjes naar Currentzis’ extreem gedetailleerd dirigerende handen, waarvan elk van de 28 vingerkootjes een geheel eigen leven lijkt te lijden. Hij beeldhouwt er geweldige momenten mee: de verzadigde schoonheid waarmee blazers en strijkers vervloeien met sopraan Jeanine De Bique (Télaïre) in de aria ‘Tristes apprêts, pâles flambeaux’ bij voorbeeld, is echt adembenemend. Onvergetelijk: dat fagotten zó fluisterstil kunnen spelen. En waanzinnig: hoe het koor in één frase samen kan aanzwellen en uitdoven.
In de cast is Laurence Kilsby opvallend kwetsbaar en prachtig als (o.a.) Amor. In de prima gezongen broederrollen is Reinoud van Mechelen (Castor) de menselijke, kwetsbare, en Marc Mauillon (Pollux) de meer ongenaakbare. Maar het is Currentzis die je af en toe een echt eufoor gevoel bezorgt. Musici die samen perfectie klinkend maken, dat is met recht utopisch.