De pot augurken en Chopin, die maken ‘The Pianist’ onvergetelijk

Na twintig jaar is er één reden om The Pianist (2002) van Roman Polanski nog eens te bekijken: het laatste half uur. Dat daar zeker met de blik van vandaag twee uur van nogal statig drama aan voorafgaat, is misschien niet zo erg.

Dat laatste half uur, waarover zo meer, haakt aan bij actuele discussies over de verbeelding van gruwel, goed en kwaad. Distributeur Dutch FilmWorks brengt de film na het verwerven van een grote ‘back catalogue’ met klassieke en minder klassieke films. The Pianist bezorgde Polanski indertijd drie Oscars, waaronder beste regie. Dat gold als een soort rehabilitatie voor de regisseur die in 1978 de VS was ontvlucht na seksueel misbruik van een dertienjarige.

Eerst maar even kort waar het ook alweer over ging. Regisseur Roman Polanski (1933), zelf opgegroeid in het getto van Krakau, keerde voor The Pianist voor het eerst sinds de jaren zestig terug naar Polen om een film te maken. Hij baseerde zich op de memoires van de Joods-Poolse pianist Wladyslaw Szpilman, die de Holocaust overleefde door zich na de vernietiging van het getto van Warschau met hulp van niet-Joodse Polen schuil te houden op diverse plekken in de stad.

Ingewikkelde paradox

De film legde destijds een ingewikkelde paradox bloot: de verhalen van eenlingen die de Holocaust overleefden zijn niet representatief en toch hebben we ze nodig om de immensiteit van de genocide te begrijpen. En dat is precies wat er in dat laatste half uur gebeurt. Hier verlaat de film z’n realisme en gaat over in een abstract schimmenspel.

Szpilman is dakloos geraakt na de opstand van Warschau in 1944. Hij is de laatste mens op aarde. In een verlaten huis vindt hij een blik augurken. Hij zeult ermee rond alsof hij een personage is uit een van de absurdistische verhalen van Samuel Beckett.

Dan wordt hij betrapt door een Duitse officier die hem vraagt wat hij doet, en dan als hij „pianist” zegt, vraagt te spelen op een achtergelaten piano. Misschien redde Chopin zijn leven, misschien was die officier er inderdaad zo eentje voor wie kunst zwaarder woog dan bevelen. Je zou het willen, maar het blijft een moreel mijnenveld. De officier is niet per se een ‘goede Duitser’, Szpilman niet per se een held. Hij redt het dankzij geluk en instinct.

Die kleine absurdistische bittere sketch roept precies al die verwarrende emoties op die nodig zijn om via de kunst een heel klein beetje greep te krijgen op het onbegrijpelijke.

https://www.youtube.com/watch?v=RqjNIzdt7UY