De podiumbeesten van Iguana Death Cult: ‘We zijn jongens met een gebruiksaanwijzing’

De Rotterdamse band Iguana Death Cult met zanger Jeroen Reek staand in het midden.

Foto Andreas Terlaak

Interview

Iguana Death Cult De hectische en hoekige stadsmuziek van Iguana Death Cult kreeg een nieuwe impuls tijdens de coronaperiode. „Emoties kroppen we op en gooien we eruit op het podium.”

Het leek zo’n goed idee: afspreken op het adres waar de kiem werd gelegd voor het derde Iguana Death Cult-album, Echo Palace. Maar op de plek waar zanger Jeroen Reek anti-kraak woonde, resten alleen nog een bouwput en een hoop stenen. De stadsvernieuwing in Rotterdam slaat toe in de Tamboerstraat, diep in het hart van Crooswijk. Jeroen wacht een paar deuren verderop en stelt voor naar de Heemtuin aan de Kralingse Plas te wandelen, een andere plek die hem inspiratie gaf tijdens de coronaperiode.

De rust, de natuur, het gekwetter van de vogeltjes in de Heemtuin trokken hem aan. Een opmerkelijk feit gezien de hectische, harde en hoekige stadsmuziek die Iguana Death Cult maakt. „We begonnen als een garageband, met surfinvloeden en heel veel reverb”, zegt Jeroen over de groepsnaam die bij sommige mensen metal-asociaties oproept. „Het hoorde bij de band die we zes jaar geleden waren. Inmiddels zijn we doorgegroeid, geëvolueerd. Soms balen we van de naam Iguana Death Cult, typisch bedacht door jonge gasten die een beetje stoer wilden doen. Op zo’n moment denk ik maar even aan de Red Hot Chili Peppers. Eigenlijk ook een verschrikkelijk stomme naam, maar inmiddels wel een instituut in de rockwereld.”

De band – Tobias Opschoor op gitaar, Justin Boer op bas, drummer Arjen van Opstal en toetsenman-percussionist Jimmy de Kok – funkt en rockt er stevig op los. Echo Park verschijnt net als het voorlaatste album Nude Casino op het Amerikaanse label Innovative Leisure, nadat Iguana Death Cult in 2019 indruk maakte op het festival South By Southwest in Austin, Texas.

Dit jaar stonden ze er weer. Verschillende zalen en zaaltjes speelden ze er plat. „Live spelen is de beste manier om energie kwijt te raken”, zegt Reek over IDC’s reputatie van uitbundige podiumbeesten. „Plankenkoorts heb ik nooit gehad, sinds ik het jongetje was dat bij de schoolmusical wilde. Voor mij is het een verslaving geworden. We maken intense muziek. Zelf kan ik er in ieder geval niet stil bij blijven zitten.”

Onaangepast

Er zit onderhuidse woede in de songs. „Alle vijf zijn we jongens met een gebruiksaanwijzing. Een beetje onaangepast. Emoties kroppen we op en gooien we eruit op het podium. Maar een echt boze band, zoals Ploegendienst, die tegen alles en iedereen tekeergaat, zijn we niet. Mijn teksten zijn eerder observerend. Keiharde politieke denkbeelden zal je er niet in aantreffen.”

Jeroen Reek zingt en rapt over de verwarrende wereld waarin we leven, de overdosis aan informatie (‘Sensory Overload’) en de polarisatie die hij waarneemt in de samenleving. Het nummer ‘Echo Palace’ is een product van de coronaperiode, vertelt hij. „Je hoort tegenwoordig wel vaker dat mensen in een echokamer zitten. Ze klitten samen in groepjes die het continu met elkaar eens zijn over bepaalde onderwerpen. Dan ga je vanzelf geloven in alternatieve waarheden. De coronacrisis werkte dat in de hand. Mensen hielden er opeens de vreemdste complottheorieën op na.

Soms balen we van de naam Iguana Death Cult, typisch bedacht door jonge gasten die een beetje stoer wilden doen

„Toen iemand in mijn directe omgeving durfde te beweren dat de lockdownmaatregelen eigenlijk precies hetzelfde inhielden als wat er met de Joden in de Tweede Wereldoorlog was gebeurd, was voor mij de maat vol. Met zo iemand kan ik niet langer omgaan. Ik zag vanaf de eerste rang wat zo’n echokamer kan doen, tot en met een arts die zich met zogenaamd wetenschappelijke argumenten tegen het vaccineren verzette. ‘Echo Palace’ was een gedicht dat ik over die ervaringen geschreven had. Met muziek eronder kreeg het voor mij een nog diepere lading.”

Iguana Death Cult voelt zich verwant met de no-wave beweging uit New York, van bands als de Bush Tetras en James Chance and the Contortions. Het hoekige, het roekeloze en de zucht naar experiment spreekt ze aan. Het was een logische stap om saxofonist Benjamin Herman te vragen voor een gastbijdrage op het nieuwe album.

Herman kreeg bij de 7/8ste maat van ‘Sensory Overload’ de opdracht om op zoek te gaan naar „zijn innerlijke James Chance”. Zijn saxpartij neigt naar free jazz, tot grote tevredenheid van Reek. „Ik ben een enorme jazzliefhebber, dus het was tof om zo’n goeie muzikant bij ons in de studio te kunnen uitnodigen. Zelf speel ik een beetje trombone, maar dat mag vergeleken bij Benjamin geen naam hebben. Zijn partijen in de nummers ‘Oh No’ en ‘Heaven in Disorder’ deed hij er meteen nog even bij.”

Huisschilder

Van spelen in een garagerockband kun je niet leven, ondervond Reek al snel. „Ik kluste er een beetje bij als barman, maar dat betekende dat mijn leven met de band en in de kroeg elke avond in het teken stond van bier, bier en bier. Mijn vader zag dat het niet goed ging en bood me aan te komen werken in zijn schildersbedrijf. Nu ben ik dus huisschilder, een gouden baan naast de muziek. Ik kan eenvoudig een dag vrij nemen als de inspiratie toeslaat en ik aan een nieuw nummer wil werken. Op tournee kan ik nu ook makkelijker dan bij een andere baas. Die dagen haal je later wel weer in, zegt mijn pa dan.”

Live zijn ze een dampende, funkende machine. „We vinden het lekker om uit ons dak te gaan op het podium. Het publiek een beetje opjutten. Een show hoeven we daar niet bij te bedenken. Dat gebeurt vanzelf.” Wat doen ze als er op een festival van die borden naast het podium hangen: verboden te crowdsurfen? Reek, terwijl hij uit kijkt over de rimpelloze Kralingse Plas: „Crowdsurfen!”