N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Albumrecensies Elke week komen er tientallen nieuwe albums uit. Welke zijn de moeite waard in week 20? Paul Simon kreeg zijn nieuwe songs vanuit de hemel aangereikt, zei hij. Alfa Mist staat steviger op z’n benen, vooral op plaat.
De stem van Paul Simon (81) klinkt broos en hees in een serie schetsen van liedjes met de akoestische gitaar als leidraad. Het album laveert tussen vrome gedachten en mijmeringen over liefde en ouderdom. Zijn wrange gevoel voor humor is intact: in een bluesachtig nummer over een ‘Mister Indignation’ spreekt hij zijn spiegelbeeld toe met het professionele advies om terug naar bed te gaan. Lees de hele recensie.
Jazz
●●●●●
Alfa Mist Variables
Doorgaans is het live nog weer wat beter dan op de plaat. Bij de Londense toetsenist en producer Alfa Mist (Alfa Sekitoleko) kan het bij vlagen andersom zijn: dat het live wat achterblijft in energie ten opzichte van de plaat. Zijn vijfde album Variables, waarop jazz leunt op soul en trippy hiphopritmes, biedt een interessanter, veel breder perspectief op de stijlmenger en aanvoerder die hij is. Lees de hele recensie.
Pop
●●●●●
Bongeziwe Mabandla amaXesha
Halverwege het nieuwe album amaXesha van de Zuid-Afrikaanse zanger Bongeziwe Mabandla speelt Nederlandse koeienmest een belangrijke rol. Het nummer ‘Ndikhale’ kwam tot stand tijdens een door corona geteisterde Europese tour. De band had even de mogelijkheid om gezamenlijk in een studio op te nemen, op het Nederlandse platteland. Het stonk er zo naar mest dat de ramen dicht moesten en de sound er door beïnvloed werd. Lees de hele recensie.
Klassiek
●●●●●
Lionel Andrey & Flore Merlin Color Gradient
De kruisbestuiving tussen de Franse klassieke muziek van een eeuw geleden en jazz is het vertrekpunt voor het heerlijke album Color Gradient. Componisten Claude Debussy en Francis Poulenc bewogen zich op dat snijvlak met hun kleurrijke, harmonisch avontuurlijke duo’s. Van daaruit gaat de reis via onder meer Leonard Bernstein en de ietwat bedaagde Welshe componist Alec Templeton naar een splinternieuw werk van de Fransman Fabien Touchard (1985). Lees de hele recensie.
Het New European Ensemble vierde woensdagavond dubbel feest: dit seizoen is het 150 jaar geleden dat muziekvernieuwer Arnold Schönberg geboren werd, én het ensemble bestaat vijftien jaar. In de Hertz-zaal van TivoliVredenburg in Utrecht liet het NEuE twee werken van Schönberg voorafgaan door een wereldpremière van Martijn Padding. Het enige dat je op het programma kon aanmerken, was dat het aan de lange kant was, met drie stukken van elk een goed halfuur. Daartegenover stond torenhoge kwaliteit.
Padding schreef met Ma vie en couleurs een soloconcert voor Emlyn Stam, altviolist en artistiek leider van het NEuE. Toen hij gevraagd werd voor deze jubileumopdracht, verdiepte Padding zich uitgebreid in leven en werk van Schönberg, om vervolgens – zeer paddingiaans – een stuk te schrijven dat daarmee niets te maken heeft. In de drie delen van Ma vie en couleurs portretteert hij eigenlijk Emlyn Stam, via een vrijzinnige omgang met het associatiegamma van de kleuren rood, blauw en geel.
‘Rouge foncé’ staat voor woede, passie, furie. In Paddings handen houden juist zulke compromisloze emoties een zekere ironische speling, zodat de muziek weliswaar stevig en gedreven klonk, maar ook elastisch en geestig. Zo zweepte Stam het ensemble met een manisch-grillige solopartij op, om alleen een puffend tutti te oogsten. Die combinatie van subtiele humor, ongebreidelde inventie en groot vakmanschap maakt Paddings muziek zo verrukkelijk. Stams veelzijdige spel was een perfecte match.
Masterclass
Na de melancholische toets van ‘Bleu’, met schitterend tegenspel van de basfluit van Felicia van den End, bood ‘Jaune puis violet’ een masterclass vormbesef op zich: een vernuftig weefsel van drukke lijnen vertraagde tot een lome groove, waarna Stam alleen overbleef voor een jachtig doorzagende solocadens van dubbelgrepen. De muziek dunde verder uit tot een superieur soort quasi-improvisatie en eindigde vervolgens met een collectief koraal dat één been microtonaal achter zich aan sleepte. Gek, bizar zelfs, meer dan een tikkeltje mesjokke, en toch precies goed.
Na de pauze klonk nog een première: de ensemblebewerking van het Vioolconcert van Schönberg door Henk Guittart, die het NEuE daarbij zelf dirigeerde. Guittart maakte al vaker zulke bewerkingen en die ervaring hoorde je in het raffinement waarmee hij Schönbergs orkestpartituur heeft ingekookt. Het resultaat was transparant, messcherp gesneden en stak vol treffende details.
Het New European Ensemble met solist Maria Milstein en dirigent Henk Guittart.
Foto Nienke de Groot
Blikvanger
Maar de blikvanger van een vioolconcert is toch de solist, en daarvoor had het NEuE Maria Milstein aangetrokken. Milstein heeft inmiddels een grote reputatie in een breed repertoire, maar het was toch verrassend dat ze Schönbergs post-tonale tour de force speelde alsof ze het werk al jaren in de vingers heeft. Wat heet: van begin tot eind was ze een muzikale verteller bij wie je aan de lippen hangt, in volmaakte afstemming met het ensemble. Het voordeel van de uitgedunde instrumentatie was bovendien dat je iedere nuance van Milsteins intense en virtuoze spel kon horen.
Je zou bijna vergeten dat het NEuE ook nog Schönbergs Serenade opus 24 speelde, een zevendelige meesterproef uit de periode dat hij zijn twaalftoonstechniek ontwikkelde. Het was vijftien jaar geleden het allereerste werk dat bij het New European Ensemble op de lessenaars stond – al klonk het toen vast niet zo subliem als nu.
Wie betoverd was door Saya Grays nieuwe, met verleidelijke melodieën en koorzang gevulde album Saya (2025), had een verwarrende ervaring bij haar eerste Nederlandse concert. De Japans-Canadese muzikant bleek zo veel muzikale wendingen in petto te hebben, dat het de liefhebber die was aangetrokken door recente liedjes, als ‘Puddle (Of Me)’ en ‘Line Back 22’, soms duizelde.
Deze nummers zijn veelal tere bouwsels van melodie en ingenieuze instrumentaties, waarlangs Gray haar stem laat glijden of schallen. Maar tijdens het concert lag de nadruk op oudere nummers, met daarin zo veel variatie dat bijvoorbeeld ‘Dizzy PPL Become Blurry’ klonk alsof het achterstevoren gespeeld werd.
Het begon veelbelovend. Als een vrouwelijke krijger met lange haarpieken, ingebakerd in een sjaal met daarboven een bikinitopje afgezet met bont stuiterde Gray het podium op. Daar pakte ze een reusachtige gitaar met een dubbele hals, de eerste van een reeks gitaren en basgitaren, en speelde ze meteen het prachtige ‘Puddle (Of Me)’ en ‘Thus Is Why (I don’t Spring 4 Love)’. Haar band van vier muzikanten speelde toegewijd en nauwkeurig en klonk tegelijkertijd fris.
Energiek en bizar
Het was het eerste concert van de huidige tournee, voor het eerst met het nieuwe repertoire. Zo’n zeven jaar geleden trad Gray in Nederland op als bassist in de band van r&b-zanger Daniel Caesar, vertelde ze. Gray, dochter van een Japanse muziekschoolhouder en de Canadese trompettist Charlie Gray (die speelde met Aretha Franklin en Tony Bennett), speelt vanaf haar kleutertijd piano, bas en gitaar, en zong in de kerk.
Tien jaar geleden vertrok Gray naar Londen. Ze maakte daar twee albums en twee uitgebreide ep’s waarop ze originele thema’s behandelde in nummers als ‘Edible Thong’ en ‘Pap Test’. De elektronica klinkt er als stuiterende pingpongballen terwijl andere instrumenten aanzwellen en even makkelijk worden afgekapt. Slechts de ploppende baslijn is constant.
Tijdens het concert was Saya Gray energiek en bizar. Haar commentaar tussen de liedjes was soms onbegrijpelijk en over haar bikinitop zei ze dat deze was gemaakt uit het vel van een overleden dierbare kat, maar altijd was er de overdonderende muzikaliteit en ambitie. Gray leek zichzelf bijna niet te kunnen bijhouden, springend, headbangend, schakelend van de ene zangstijl naar de andere: als een anime-karakter, als een sirene, als een macho hardrocker, smekend als een r&b-zangeres. Met band of akoestisch in haar eentje, van onbegrijpelijke experimenten naar punky boosheid in ‘ok Furikake’, waarbij ze op blote voeten tussen het publiek verdween.
Eerder verdwenen al festivals als Parkpop, Tuckerville en, eind vorig jaar, Indian Summer. De afgelopen paar weken ging er ook een streep door Supercharged Festival in Zaandam, Graveland Festival in Hoogeveen, The Rock Circus in Den Bosch en Mañana Mañana in Laren (Gelderland). Het Katwijkse Haringrock gaat alleen nog door als indoor feest, festival Grasnapolsky slaat vanwege de financiële situatie een jaar over, en dancefestival Ground Zero houdt om die reden dit jaar nog een laatste editie, om er daarna definitief mee te stoppen.
Het is al vaak gezegd de afgelopen jaren, alles wordt duurder in festivalland: personeel, materialen, inkoop, energie, logistiek, vervoer, horeca, de artiesten. En die kosten blijven stijgen, zegt Berend Schans, directeur van brancheorganisatie Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF). „Vaak zijn de marges te klein en de risico’s te hoog. Het zijn de hoge kosten, maar het is ook steeds moeilijker om een vergunning te krijgen, en het traject om die wel te krijgen wordt ook steeds duurder, omdat je externe partijen moet inhuren om dingen uit te laten zoeken.” Of er deze zomer nog meer festivals op omvallen staan, wil Schans niet zeggen. „Ik ben geen onheilsprofeet. Maar ik wil wel zeggen: als je een organisator bent van een festival waar de marges niet zo groot zijn, dan is het logisch ondernemersgedrag om wel drie keer na te denken of je het wel door wilt laten gaan.”
Kosten- en batencijfers voor popfestivals zijn er niet, maar Schans denkt dat die balans ongeveer hetzelfde zal uitslaan als voor podia. En daarvan maakte het CBS vorige maand bekend dat er weliswaar meer omzet was gedraaid in 2023, zo’n 6 procent, maar dat de kosten harder gestegen waren, namelijk met 9 procent.
Trendbreuk
Dankzij de problemen loopt het totale aantal festivals voor het eerst terug. Schans ziet het aantal festivals onder de leden van het VNPF slinken – organisaties die niet een jaar overslaan of een stap terug doen, maar in z’n geheel niet meer bestaan. Dat strookt met de cijfers van onderzoeksbureau Respons, dat in januari bekendmaakte dat er weliswaar 46 festivals bij kwamen in 2024, maar er ruim 100 mee ophielden. Dat maakt vorig jaar het eerste jaar in lange tijd (met uitzondering van de coronajaren) dat er minder festivals dan het jaar ervoor werden gehouden. En ook in 2025 verwachten de onderzoekers een daling.
„Het is echt een trendbreuk”, zegt onderzoeker Martijn Mulder van Poplive, een onderzoeksproject van de Erasmus Universiteit in Rotterdam in samenwerking met de VNPF en organisator Mojo. „Niet alleen vanwege het grote aantal festivals dat stopt, maar ook vanwege het type festival dat er een punt achter zet. De afgelopen twee jaar zagen we een flink aantal dancefestivals annuleren, sinds afgelopen jaar zien we daarbij een heel groot aantal kleine, gratis toegankelijke en middelgrote popfestivals stoppen.” Het valt Mulder ook op dat het niet alleen meer de kleinere organisaties zijn die het moeilijk hebben, maar dat ook de grotere worden geraakt, zoals de Feestfabriek (Mañana Mañana), Friendly Fire (Tuckerville, Indian Summer) en Mojo (The Rock Circus). „Daaruit blijkt dat een organisatie met meer financiële slagkracht niet meer voldoende is, deze festivals hebben uiteindelijk te weinig tickets verkocht. Je zag het zelfs bij Down The Rabbit Hole, dat dit jaar veel later uitverkocht was dan voorgaande jaren.”
Kieskeurige ticketkopers
Naast de gestegen kosten en regeldruk, ziet Mulder nog een oorzaak voor de moeilijkheden: „De kaartverkoop verloopt veel moeizamer. Mensen wachten langer met tickets kopen en worden kieskeuriger, omdat die tickets steeds duurder zijn. En in zo’n markt kiest men liever voor een premium-product dan voor een festival waarvan je nog moet afwachten wat je krijgt; liever één keer veel geld uitgeven aan Lowlands dan voor datzelfde geld vier keer naar een kleiner festival met minder bekende namen.”
Zorgelijk? „Deels is het gewoon marktwerking en is het ook een logisch proces na de extreme groei van de sector tussen 2005 en 2019”, zegt Mulder. „Maar het kan wel zorgelijk zijn als er straks een heel uniform, hoogdrempelig aanbod overblijft. Dat Lowlands 350 euro kost is op zich niet erg, het wordt pas zorgelijk als er geen gratis of betaalbare alternatieven meer zijn.”