De oorlog in Oekraïne is ‘klassiek met frappante nieuwe elementen’


Clausewitz Door de oorlog in Oekraïne is de klassieke krijgskunde onverwachts weer relevant geworden. Alleen waren er „vroeger geen gps-geleide Himars-raketsystemen”.

Een Oekraïense soldaat aan de frontlinie in Donetsk.
Een Oekraïense soldaat aan de frontlinie in Donetsk.

Foto Diego Herrera Carcedo

Clausewitz is terug. Als de Pruisische generaal en militair theoreticus die het standaardwerk over het moderne krijgsbedrijf schreef nú leefde, zou de bloedige oorlog in Oekraïne hem niet verbazen. „Hij zou zijn boek zeker moeten actualiseren”, zegt universitair docent Kai Hebel, „maar hij zou het niet fundamenteel hoeven herschrijven. Het slagveld is van aangezicht veranderd, maar niet onherkenbaar geworden.”

Opmerkelijk, voor wie na twintig jaar oorlog tegen terrorisme dacht dat de tijd van loopgraven voorbij was en de toekomst er een zou zijn van precisie-acties met speciale eenheden tegen wereldwijd verspreide niet-statelijke groepen. In plaats daarvan woedt in Europa nu al tien maanden een bloedige ‘klassieke’ oorlog. Met tanks, loopgraven, beweeglijke frontlinies en geblakerde ruïnes op een schaal die buiten Europa alleen in Syrië recentelijk te zien was.

Hebel, die internationale betrekkingen doceert in Leiden, stelt vast dat door de oorlog nu „allerlei klassieke vragen terugkeren die lang verwaarloosd zijn”. Hoe nationale staten oorlog voeren. De geopolitieke rol van grootmachten. De dreiging van kernwapens. „Die zijn nooit weggegaan, maar ze zijn wel heel lang uit het publieke bewustzijn verdwenen.”

Botsing van wilskrachten

Bij generaal-majoor Carl von Clausewitz (1780-1831), die zijn praktijklessen uit de Napoleontische oorlogen neerlegde in Vom Kriege (1832), is oorlog de voortzetting van politiek met andere middelen. Doel is het opleggen van de eigen politieke wil aan de vijand, middel is het breken van diens weerstand. Dat kan door zijn psychologische of materiële kracht tot nul te reduceren. Met die kijk op oorlog als een botsing van concurrerende wilskrachten is Clausewitz wel vergeleken met de dialectische filosoof Hegel, een tijdgenoot.

De Oekraïne-oorlog is een ontnuchterende herinnering aan de realiteit van die ‘ouderwetse’ krijgskunde in een academische discipline die lang werd beheerst door terrorismevraagstukken. Na de historische dreun van ‘9/11’ zag Hebel veel collega’s „op die trein springen”. Dat was het terrein waar het onderzoeksgeld heen ging. „Dat was bitter voor oudere experts die allerlei nieuwkomers het wiel opnieuw zagen uitvinden. Ik zit niet te wachten op een nieuwe totale ommekeer, maar wat meer evenwicht zou wel heel goed zijn.” Terrorisme, zegt hij, is tenslotte meestal toch een binnenlands probleem: 9/11 was „heel atypisch”.

Tim Sweijs herkent dat. Hij is directeur onderzoek van het Haagse Centrum voor Strategische Studies. „Na 11 september 2001 veranderde het speelveld in ons vakgebied compleet. Toen ging het alleen nog om terroristen vangen”, zegt hij. Dat gold ook voor academisch Nederland, waar de studie polemologie behalve in Groningen nooit echt wortel schoot. Sweijs: „Toen ik oorlogsvraagstukken wilde gaan studeren moest ik naar King’s College in Londen. In Nederland werd dat maar raar gevonden. Oorlog, is dat een studie?”

Een Oekraïense soldaat op de uitkijk in de Donbas, eind november.

Foto Leah Millis/Reuters

Poetin heeft zich schromelijk verkeken op het Oekraïense verzet én op de reactie van de VS en Europa

Kai Hebel universitair docent

Ook hij ziet nu een klassieke oorlog met frappante nieuwe elementen én een „antropologische les” voor westerse landen. Namelijk dat een verwoestende, industriële oorlog dichtbij ook in de 21ste eeuw mogelijk is. „Generaties van na de Tweede Wereldoorlog kunnen zich dat slecht voorstellen. Het strookt niet met ons liberale, economische wereldbeeld. Wat valt er nou te winnen met oorlog? Maar nationalisme en ideologie zijn nog steeds stuwende krachten.”

Nu Clausewitz terug is op het slagveld, wat kan hij ons leren?

Hebel legt het zijn studenten vaak zo uit. In krijgskunde bestaan – „grofweg” – twee scholen. Die van Clausewitz en die van de beroemde Chinese generaal en krijgskundige Sun Tzu (circa 544-496 v.Chr.) met zijn – ook in het zakenleven populaire – The Art of War. Voor Sun Tzu is de beste oorlog eigenlijk een bloedeloze of een die wordt voorkomen. „Bij hem gaat het erom dat je de vijand dankzij betere inlichtingen klem kunt zetten met slimme manoeuvres. Een bloedige veldslag kan dan worden vermeden.”

Bereidheid om door te vechten

De school van Clausewitz betwijfelt dat. Inlichtingen zijn vaak onbetrouwbaar of snel achterhaald in the fog of war. Doorslaggevend is de bereidheid om, ondanks zware verliezen, door te vechten. Moreel en wilskracht dus. Hebel: „Dat gaat op voor de Oekraïners, die een verbluffende wilskracht en inventiviteit aan de dag leggen. Tegenover een op papier sterker maar ongemotiveerd Russisch leger.” Het kan nog erger. Bij het beslissende offensief van de Taliban in Afghanistan viel een goed bewapend maar gedemoraliseerd – en minder dictatoriaal geleid – leger in hoog tempo uit elkaar.

Tegelijk weet Oekraïne volop gebruik te maken van nieuwe wapens die onmiskenbaar horen tot 21ste-eeuwse oorlogvoering, zegt Ko Colijn, oud-directeur van het instituut Clingendael. „De klassieke begrippen uit het vak strategische studies zijn nog steeds uitstekend en blijken ook nu nog heel bruikbaar: escalatie, afschrikking, rode lijnen, speltheorie. Ze vereisen wel een actuele invulling omdat de technologie is vooruitgegaan. Vroeger waren er geen gps-geleide Himars-raketsystemen en sprak men niet van een TikTok-oorlog.” Dát is echt nieuw.

Het zijn wapens die ook de burgersamenleving nauwer betrekken bij het krijgsbedrijf. Colijn: „Veel is nieuw aan de manier waarop Oekraïne oorlog voert. Het crowdsourcen van informatie, met burgers die via een app Russische schuilplaatsen doorgeven. De betekenis van private Starlink-satellieten om internet in de lucht te houden. Het massaal hacken van Russische instellingen. Het gebruik van kunstmatige intelligentie. Allemaal voorbeelden van de digitalisering én ‘verburgerlijking’ van strategie.”

Toen de Russen bloedzakken naar de grens met Oekraïne begonnen te brengen, stond wel vast dat er een inval zou komen

Tim Sweijs directeur Den Haag Centrum voor Strategische Studies

Sweijs geeft nog een voorbeeld. Online geld doneren aan eenheden van het Oekraïense leger. Hij pakt zijn telefoon. „Hier, je kan het zo doen. Je hoeft alleen maar even naar zo’n site te gaan.” Oekraïne laat op tal van manieren zien, zegt hij, wat de toekomst van oorlogvoering is. „Kleine eenheden militairen op quads die met satellietinformatie chaos en paniek zaaien in de vijandelijke linies. Geen centralisme zoals bij de Russen maar snelle en decentrale acties, de inzet van onbemande wapens. Dat zijn de sleutels.”

Het zou ook Clausewitz verrassen, maar de Pruisische generaal zag al het belang van technologie en morele steun van de bevolking. Behalve wilskracht was er in zijn ogen een tweede vereiste voor een oorlogvoerende natie: een goede, uitvoerbare en flexibele strategie. Het karakter van de natie legt daarbij gewicht in de schaal. Als jonge natie met een opkomende middenklasse en mediawijze president staat Oekraïne steviger in de 21ste eeuw dan het autocratische Rusland van een leider die zich omringt met ja-knikkers. Ook een ontnuchterende les: de Russische incompetentie. Hebel: „Poetin heeft zich schromelijk verkeken op het Oekraïense verzet én op de reactie van de VS en Europa.”

Ook na hun mislukte eerste offensief toonden de Russen „een onthutsend slecht vermogen om te leren”, zegt Hebel. Waarom? Sweijs legt uit: „We wisten al dat een dictator’s army niet goed functioneert. Slecht nieuws dringt niet door naar boven. Mensen zijn bang en nemen geen initiatief. Het moreel van de troepen is laag, de afstemming tussen eenheden slecht.” Geen wonder, beaamt Hebel. Het Russische leger is opgezet naar het oude Sovjetmodel. „Loyaliteit telt zwaarder dan competentie. Maar zo’n leger werkt niet tegen een meritocratisch systeem dat wél draait om kwaliteit.” Ko Colijn herkent het gebrek aan efficiëntie in het wapenarsenaal: „Zelfs opgedoekte NAVO-wapens doen het beter dan de Russische, die trouwens ook vaak uit de vorige eeuw stammen.”

Geringe voorspellende waarde

Maar was, met al die kennis, de oorlog niet te voorspellen?

Colijn betwijfelt het. „Het is geen verwijt, maar de voorspellende waarde van het vak strategische studies is gering. Nu hadden we experts die ons eerst uitlegden dat de Russen over vier fronten zouden aanvallen, toen dat de Russen de Oekraïense tegenoffensieven niet zagen aankomen, die niet konden voorspellen dat Poetin zich in de hoek zou schilderen en die ook zijn plannen B tot en met Z verkeerd duidden. Die moeten zich achter de oren krabben.” Hij vergelijkt het met de meteorologie: de wetenschap is onomstreden, maar de dagelijkse weerberichten kunnen er fors naast zitten.

Een oorlog tussen natiestaten is met name moeilijk te voorspellen, zegt Tim Sweijs. Simpelweg omdat die niet vaak genoeg voorkomen om grote hoeveelheden data te verzamelen. Oekraïne had in academische modellen wel één duidelijk risicokenmerk dat het in de gevarenzone bracht: het is een pivot state, een scharnierstaat tussen grootmachten die beschikt over strategische goederen. Sweijs: „Dat kan van alles zijn. Olie, een positie langs een vaarroute, of religieuze plaatsen van betekenis zoals Israël.” Als natie tussen Oost en West heeft Oekraïne economische en strategische waarde. Voor Poetin is het bovendien een ideologische obsessie, vanuit de imperiale Groot-Russische gedachte.

Een vernietigde Russische T-72 tank in de regio Donetsk, 20 december.

Foto Sameer Al-Doumy/AFP

De meeste gewapende conflicten eindigen binnen een jaar of vijf aan de onderhandelingstafel

Ko Colijn oud-directeur Clingendael

Naast academische modellen is er ook nog gewoon ratio en intuïtie. Vanaf zijn strijdbare toespraak op de NAVO-top in München in 2007 – en zeker na zijn annexatie van de Krim in 2014 – mocht duidelijk zijn dat het Poetin menens was. De opbouw van troepen aan de grens was het laatste signaal. Dan nog blijft de vraag, zegt Sweijs, „doet-ie het of doet-ie het niet?” De Amerikanen hadden het eerst door dat Poetin ‘het’ inderdaad zou doen, dankzij hun satellietbeelden. Sweijs: „Toen de Russen bloedzakken naar de grens met Oekraïne begonnen te brengen, stond wel vast dat er een inval zou komen. Europa bleef ook toen nog twijfelen, maar heeft zich verrassend snel herpakt toen de oorlog een feit was.”

Kan David winnen van Goliath? In aanleg wel, zegt Sweijs: „Oorlogvoerende partijen met een kleinere bevolking, economie of leger kunnen sterkere verslaan. Dat gebeurt steeds vaker, zie de nederlagen van de Amerikanen in Vietnam en de Sovjets in Afghanistan.” Statistieken bevestigen een trend. In de negentiende eeuw won Goliath nog negen van de tien keer, een eeuw later was dat gedaald tot iets minder dan de helft. Allerlei factoren kunnen meespelen in het voordeel van de Davids: de bereidheid menselijke verliezen en economische kosten te dragen, de proliferatie van effectieve, makkelijk hanteerbare wapensystemen, en humanitair oorlogsrecht.

En déze David? Sweijs, nuchter: „Alles hangt af van westerse steun. Zonder wapenleveranties zou Oekraïne het onderspit delven. Als die stoppen zal Kiev naar de onderhandelingstafel moeten.” Zo ver is het nog niet, zegt Hebel: „In Europa bestaat nog steeds een brede consensus dat dit een illegale aanvalsoorlog is die moet worden weerstaan. Anders is straks Georgië aan de beurt of Moldavië.”

De worsteling met China

Maar hij voegt eraan toe: „De belangen van Europa en Oekraïne zijn niet honderd procent hetzelfde. Het is ook in Europees belang om Rusland opnieuw te integreren in de internationale gemeenschap, met het oog op andere crises: klimaat, energieschaarste.” Colijn waarschuwt: „Nederland zou zich erop moeten instellen dat de VS dit in principe een Europees conflict vinden en de worsteling met China voor hen belangrijker is. We kunnen nu niet zonder de VS, maar een Europees alternatief zou prudent zijn. Daar zouden we in elk geval over moeten nadenken.”

Vredesbesprekingen komen meestal pas aan de orde, zegt Tim Sweijs, „als beide partijen ervan overtuigd zijn dat ze hun militaire positie niet meer kunnen verbeteren en de baten niet meer opwegen tegen de kosten. Dan wordt het tijd om te onderhandelen”. Zo ver zou het volgend jaar kunnen komen, denkt ook Hebel: „Rusland kan niet winnen, maar Oekraïne uiteindelijk ook niet. Niet als een overwinning zou moeten betekenen dat Rusland al het bezette gebied inclusief de Krim moet prijsgeven. Dat zie ik niet gebeuren.”

Hij sluit niet uit dat het tot een ‘koude vrede’ komt. Met statische frontlinies die beide partijen op den duur als permanent accepteren. „Denk aan de deling van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog. Het duurde decennia voordat Bonn het bestaan van Oost-Duitsland accepteerde. Zoiets kan een generatie duren.” Ko Colijn houdt een impasse voor mogelijk: „De meeste gewapende conflicten eindigen binnen een jaar of vijf aan de onderhandelingstafel. Dat zal met deze ook gebeuren. Al is het maar als een frozen conflict.” En, voegt hij eraan toe, „driekwart ervan laait vroeg of laat weer op”.