Aghata (48) uit Warschau is in tranen. Ze zit voor de tent waar ze samen met haar vriend Boguslaw (62) in leeft, onder een viaduct tussen Den Haag en Scheveningen. Het zeil is aan de voorkant opengesneden. Op de grond liggen losse rollen wc-papier, opengemaakte koffers, tientallen parfumtestertjes en nog meer frutsels. „Normaal gesproken houden we het netjes hier”, zegt ze verontschuldigend. „Maar iemand heeft onze tent geplunderd.”
Aghata is een van de tientallen dakloze arbeidsmigranten die af en aan in een tent in de Scheveningse Bosjes bij Den Haag leven. Ze werkten voorheen veelal in kassen in het Westland, in de vleesindustrie of bij distributiecentra. De meesten zijn dakloos geworden nadat zij hun baan verloren. De werkgever is vaak ook de huisbaas; als de arbeidsmigrant ontslagen wordt, raakt hij of zij ook zijn woonplek kwijt. Vorig jaar waren in Nederland naar schatting zo’n 3.000 arbeidsmigranten dakloos, aldus Stichting Barka die deze groep helpt.
Boswachter
Arbeidsmigranten zijn deze verkiezingen vaker onderwerp van gesprek. Kabinet-Rutte IV viel deze zomer nadat coalitiepartijen het niet eens werden over maatregelen om asielmigratie terug te dringen. Deze eeuw kwamen er echter twee keer zo veel arbeidsmigranten als asielzoekers naar Nederland. De laatste vijftien jaar is het aantal arbeidsmigranten in Nederland verviervoudigd.
In hun verkiezingsprogramma’s spreken het merendeel van de partijen over maatregelen om arbeidsmigratie terug te dringen. Veel partijen noemen de woningnood en slechte woonomstandigheden van arbeidsmigranten ook als reden hiervoor. Zo schrijft de VVD dat arbeidsmigranten „te vaak onder slechte omstandigheden met velen bij elkaar gepropt in te kleine ruimten” leven, en stelt GroenLinks-PvdA dat „arbeidsmigratie extra druk op het tekort aan betaalbare woningen legt”.
Eens per week rijdt boswachter Hans van Popering samen met hulpverlener Natalia Grad langs dakloze arbeidsmigranten in de Scheveningse Bosjes. Door zijn wekelijkse rondes door het bos weet Van Popering precies waar zij verblijven. De verslaggever rijdt mee om arbeidsmigranten te ontmoeten die dakloos zijn geworden na het verlies van hun baan. De boswachter en de hulpverlener waarschuwen: een grote groep blijft buiten beeld.
Grad werkt voor Barka, een van origine Poolse stichting die dakloze arbeidsmigranten in Nederland helpt. Samen met Van Popering brengt ze op een dinsdagmiddag in oktober wollen sjaals en mutsen langs in het bos.
Ring
Aghata droogt haar tranen met de sjaal. De avond ervoor waren zij en haar vriend Boguslaw een paar uurtjes weg om voor het avondeten de soepbus voor daklozen te bezoeken, vertelt ze in het Pools. Grad, die ook Pools spreekt, vertaalt. „Ik denk dat het andere dakloze arbeidsmigranten waren”, zegt Aghata. In een pakje shag bewaart ze half opgerookte peuken. Ze steekt er eentje op. „Ze hebben gehoord dat ik een kostbare ring heb. Die wilden ze stelen.”
Aghata laat de ring zien. Zilverkleurig met een steentje er op. Het is een diamant, zegt ze. Tweeduizend euro waard. Ze vond de ring twee maanden geleden op straat. Ze doet hem nooit af, want ze wacht op het moment dat Boguslaw in aanmerking komt voor een levertransplantatie. Dan gaat ze de ring verkopen, om mee te kunnen betalen aan de operatie en zijn herstel. Boguslaw heeft levercirrose; verlittekening van de lever. Mogelijk door overmatig alcoholgebruik. „Ik ga na de operatie stoppen met drinken”, zegt hij.
Veel dakloze arbeidsmigranten zijn verslaafd, zegt Grad. Als ze hen bezoekt in de bossen, is de kans groot dat ze onder invloed zijn van alcohol of drugs. „Hun verhalen zijn daardoor soms moeilijk te volgen, en kunnen ongeloofwaardig overkomen. Maar het is belangrijk dat er iemand naar de verhalen luistert.”
Uitzendbureaus
Bij de volgende stop zegt Van Popering: „Deze tent heb ik vorige week ontdekt. Maar ik heb nog niemand thuis ontmoet.” Tussen twee bomen hangt een lijn met was – volgens Van Popering een teken dat de tent bewoond wordt. „Hallo?”, roept hij. Als een reactie uitblijft maakt hij de tent open. Leeg. „Ik weet dat je niet zomaar iemands woning in mag. Maar ik vrees ervoor dat ik een keer iemand dood aantref in een tent. Daarom doe ik het toch.”
De tent is bedekt met takken en klimop. Om niet op te vallen, denkt Van Popering. Zelf adviseert hij dakloze arbeidsmigranten ook om hun tent te camoufleren, omdat het officieel niet toegestaan is om in het bos te slapen. Van Popering gedoogt wat hij ziet. „Wonen is een recht”, zegt hij. „Als je dat als overheid niet waar kunt maken, moet je geen boetes uitdelen aan mensen die op straat slapen.”
In de tien jaar dat Van Popering door zijn werk in contact is met dakloze arbeidsmigranten, is hun toestand nauwelijks verbeterd, zegt hij. Het valt hem op dat uitzendbureaus niet goed voorbereid zijn als zij arbeidsmigranten naar Nederland laten komen. „Ze halen massaal mensen hiernaartoe om laagbetaald werk te doen”, zegt hij, „zonder dat de huisvesting goed geregeld is.” Van Popering maakt de lege tent weer dicht. Grad legt een sjaal en muts neer.
Knie-operatie
Een paar honderd meter verderop zitten twee mannen en een vrouw in een kringetje onder een zeil dat tussen boomtakken is gespannen. Ze drinken koffie. In houdertjes branden waxinelichtjes. Om hen heen staan drie tenten.
De 48-jarige Magdalena en Jacek zijn oude geliefden, vertellen ze. In Polen hebben ze samen een dochter van 27. Tegenwoordig zijn ze gewoon vrienden. In december vorig jaar werd Magdalena plotseling ontslagen, volgens haar omdat de minnares van haar baas jaloers op haar was. „Eerst kon ik een plekje krijgen in de winteropvang voor daklozen”, zegt ze. „Toen die sloot ben ik naar Jacek gegaan.”
Jacek woonde toen via zijn baan als orderpicker in een magazijn met andere arbeidsmigranten in een huisje in een vakantiepark. Zijn medebewoners wilden niet dat Magdalena bij hen introk, vertelt hij. Samen zijn ze daarom naar het bos vertrokken.
Een paar maanden later vond Jacek de 39-jarige Leszek uit het Poolse Krajenka op een bankje in het centrum van de stad. Hij nam hem mee naar zijn plek in het bos. Leszek raakte zijn baan en woning kwijt nadat hij door twee mannen met bivakmutsen in elkaar werd geslagen, vertelt hij. Beide knieën waren na de aanval gebroken. „Het UWV heeft gezegd dat ik pas kan werken na een knie-operatie.”
Alle drie zouden ze wel weer aan het werk willen, maar daarvoor is het noodzakelijk om eerst een woning te hebben, zeggen ze. „Ik kan me niet voorstellen dat ik ’s ochtends opsta”, zegt Jacek, „en vanuit mijn tent, zonder een eigen douche en keuken, naar mijn werk vertrek”.
Dat ze een eigen woning vinden voordat ze werk hebben, is bijna een utopische gedachte, zegt Grad later, in hun afwezigheid. Er zijn simpelweg niet genoeg woningen. „De snelste manier om een woning te vinden is door te solliciteren op een baan waar accommodatie aan gekoppeld is. Maar het is voor hen moeilijk om met een lach door te gaan en een cv rond te sturen.”
Familieleden
Dakloze arbeidsmigranten die echt niet meer aan een baan komen, raadt Barka soms aan om terug te keren naar hun land van herkomst, zegt hulpverlener Larisa Melinceanu later aan de telefoon. Bijvoorbeeld omdat ze door hun verslaving niet meer kunnen werken, of omdat het te moeilijk blijkt hun weg te vinden in het Nederlandse systeem doordat ze laaggeletterd zijn. „In het land van herkomst kunnen ze tenminste aanspraak maken op hun sociale rechten. De meeste mensen die ik spreek, werken hiervoor nog niet lang genoeg in Nederland.”
Barka helpt degenen die dat willen met de terugkeer. Voorafgaand aan vertrek verzekeren hulpverleners zich ervan dat de persoon vrienden of familieleden heeft om naar toe te gaan. Als diegene dat niet meer heeft, kan hij of zij bij een gemeenschap van hulpverleners van Barka terecht. „Het sociale systeem is in die landen weliswaar minder goed dan in Nederland”, zegt Melinceanu. „Maar terugkeren is vaak beter dan de situatie waarin ze nu verkeren.”
Nog beter zou zijn om dit helemaal te voorkomen, vindt Melinceanu. Uitzendbureaus moeten volgens haar daarom onder andere meer tijd steken in de selectieprocedure. „Het gebeurt nu vaak dat ze iemand die niet fit is naar Nederland laten komen voor werk dat veel energie kost. Als orderpicker moet je bijvoorbeeld de hele dag door op en neer lopen.” Als blijkt dat de werknemer daar niet toe in staat is, wordt diegene ontslagen en raakt de woning kwijt.
En zo belanden ze vaak in het bos. Daar raken sommigen aan gewend, zegt Grad. Het lijkt volgens haar alsof het leven in het bos een ‘state of mind’ is. „Er zijn arbeidsmigranten in de opvang die het leven in het bos op den duur gaan missen. Een van hen heeft me weleens verteld dat ze zich daar niet hoeft te schamen voor haar situatie. Want in het bos is iedereen gelijk.”