De nieuwe generatie in de Cariben: trots, strijdbaar, en klaar met het koloniale verhaal

Nina Jurna

Beeld VPRO

Van Bahia tot Brooklyn Correspondent Nina Jurna reisde voor de VPRO door het Caribisch gebied. Het werd behalve een indringende, ook een persoonlijke reis. „De nieuwe generatie laat zich niet meer beknotten.”

Met diepe, ingetogen klanken en lange uithalen zingt een oude man een lied uit de tijd van de slavernij. „Di ki manera?”, zeg me hoe, zingt hij in het Papiamentu. Hoe moeten we leven, als de zondaars van deze wereld ons zo slecht behandelen? Samen met de Curaçaose cultureel antropoloog Rose Mary Allen (72) luister ik naar het lied, dat zij afspeelt op een oud cassettebandje. In de jaren zeventig en tachtig nam ze gesprekken op met oudere Curaçaoënaars van wie de ouders nog in slavernij hadden geleefd. Omdat ze in officiële documenten en geschiedenisboeken het perspectief van slaafgemaakten niet terugvond, was dit een manier om die verhalen vast te leggen. Di ki manera. Er klinkt pijn en verdriet in de stem. Maar ook: kracht en overleving. Het lied brengt me dichterbij de mensen van toen. Dichter bij mezelf.

Nina Jurna Foto Ian Cheibub

Vier jaar eerder. Op een mooie lentedag in Utrecht vertelt producent Sherman de Jesus over zijn plan. Hij wil een documentaire-serie maken om te laten zien dat het Caribisch gebied meer is dan het clichébeeld van paradijselijke vakantiebestemmingen met een exotische sfeer, met strohoeden en bloemenhemden. De Cariben als gebied van verlaten plantages en landhuizen waar de impact van het verleden nog altijd voelbaar en aanwezig is. Onder meer in de mix van mensen die vanuit Europa, Afrika, Azië en meer windstreken, veelal met geweld, onder valse voorwendselen naar dit gebied zijn gedwongen of er door migratie heen zijn gekomen. Waar de inheemse bevolkingsgroepen, onder wie de Caraïben waar het gebied naar vernoemd is, praktisch zijn uitgemoord, met slechts nog een kleine groep nazaten. De Cariben als plek waar wereldgeschiedenis werd geschreven, bijvoorbeeld door de vaak nog miskende Haïtiaanse vrijheidsstrijders, en waar talloze opstanden tegen slavernij zijn geweest en activisten als Marcus Garvey en Malcolm X vandaan kwamen. Waar muziek vandaan komt die de wereld veroverde, zoals de reggae, salsa, merengue en calypso. Over die Cariben sprak Sherman de Jesus, zelf afkomstig uit Curaçao. Mij als journalist met roots in de regio en al ruim twintig jaar inwoner van dit gebied, bood hij een mogelijkheid om met dit project dieper te duiken in het grotere verhaal van de Cariben.

In mijn werk als correspondent heb ik gaandeweg leren zien dat veel nieuwsontwikkelingen en achtergronden voortkomen uit het koloniaal verleden. Samen met regisseur Martijn Blekendaal – die ook wortels heeft in Suriname en Curaçao – reisde ik de afgelopen twee jaar (met tussenpozen tijdens de pandemie) dwars door de Cariben. In de crew veel mensen met wortels in de Cariben hebben of er sterke affiniteit mee hebben. Bij ieder land werkten we met lokale researchers waardoor we nog meer van binnenuit de verhalen konden vertellen. Vanuit Bahia in Brazilië (de meest ‘Afrikaanse‘ deelstaat en door Brazilianen wel Caribisch Brazilië genoemd) – naar Brooklyn, New York dat de grootste Caribische gemeenschap in diaspora heeft. Wat verbindt al die losse landen en eilanden met elkaar?

Het werd een indringende, en ook persoonlijke reis.

Ontworteling

De hindoegod Shiva krijgt een offer van fruit en bloemen, terwijl een pandit (hindoegeestelijke) met een belletje rinkelt en rook de woonkamer van het echtpaar David en Geeta Lakhan vult. Ik ben op het eiland Trinidad en Tobago waar vandaag Divali wordt gevierd, het hindoeïstische lichtjesfeest dat de overwinning van het goede op het kwaad markeert. Op het eiland wonen ruim een miljoen mensen, die ruwweg uiteenvallen in twee grote bevolkingsgroepen: nazaten van contractarbeiders uit India, en nazaten van slaafgemaakten uit West-Afrika. David en Geeta prevelen de gebeden in het Hindi geconcentreerd mee. Wat ze zeggen weten ze niet, ze spreken de taal van hun Indiase voorouders niet meer. „Maar we houden van de cultuur, van de rituelen en van de feestdagen’’, zegt Geeta, die gehuld is in een prachtige goudkleurige sari. Na de rituelen schept ze kikkererwten, rijst, curry en groente in een bananenblad en reikt me een stuk para-tha, Indiaas platbrood.

Hun voorouders kwamen na de slavernij, in 1845, als contractarbeiders uit India, om – net als in Suriname en Guyana het geval was – het werk van Afrikaanse slaafgemaakten over te nemen. In ruil voor een karig loon en een stukje grond bouwden ze een nieuw bestaan op. Hun nakomelingen voelen zich, net als veel nazaten van slaafgemaakten, vaak ontworteld en proberen met oude en nieuwe rituelen de band met de voorouders te herstellen. Zo hebben de paar koeien die David erop na houdt, een warm plekje in zijn hart, omdat zij voor hem de band met India – waar de koe heilig is – symboliseren. Op zoek naar zijn wortels ging hij zo ver dat hij de nog in India woonachtige familie van zijn voorouders wist op te sporen. Hij werd als een verloren zoon onthaald.

Stills uit de serie

Ik kan me die drang helemaal voorstellen, en voel een parallel met mijn eigen leven. Terwijl we aan tafel zitten te eten en David vertelt over zijn reis naar India ga ik in gedachten terug naar mijn eigen zoektocht naar mijn biologische familie. Dat zoeken naar mijn roots kwam ook voort uit een gevoel van ontworteling, dat ik met me mee droeg als geadopteerd kind in een witte omgeving. Wat ik miste, wist ik toen nog niet. Maar mijn zoektocht leidde onder meer naar Suriname en werd een belangrijke reden dat ik al ruim twintig jaar in Zuid-Amerika woon. Moet je terug naar je wortels? Moet je je verleden kennen om vooruit te kunnen? Mij gaf het uiteindelijk meer rust.

Terwijl voor David zijn Indiase roots belangrijk zijn, identificeert Usha Lakhan, zijn 22-jarige dochter, zich vooral als Trinidadiaans en Caribisch. Maar zij blijft ook nazaat van Indiërs. „Ik vier Divali, maar ook carnaval en Kerstmis”, aldus Usha.

Het hebben van verschillende identiteiten speelt overal in de Cariben, net als dat gevoel van ontworteling. Door slavernij en kolonisatie werden oorspronkelijke Afrikaanse en inheemse culturen vernietigd. Hun religies werden verboden door de Europeanen, mensen werden tot het christendom bekeerd. En dus eerden Caribische mensen hun Afrikaanse goden en rituelen vaak in het geheim, of ze goten er voor de vorm een christelijk sausje over, zoals in bijvoorbeeld Brazilië, Cuba, Curaçao en veel andere plaatsen gebeurde.

In Jamaica bracht ontworteling zelfs een nieuwe, eigen religie voort. De Rastafari’s willen – in de voetsporen van denker en activist Marcus Garvey (voor de Rastafari is Garvey een profeet) – nog altijd terug naar Afrika, maar dan wel op dezelfde manier zoals ze ooit door de Engelsen naar de Cariben werden gehaald: met schepen. „Dit land is niet van ons, het is het land van de inheemsen, van de Taino. Wij willen terug naar ons eigen land’’, zei een van de leiders tegen me toen ik op bezoek was bij de zeer behoudende Bobo Shanti-gemeenschap. Het teruggaan naar Afrika en het verlangen daarnaar moeten worden gezien als een manier om het gevoel van ontworteling te dempen. Om het losgesneden zijn van de oorsprong recht te zetten.

Maar ontworteling betekent meer dan weemoed alleen. Het is bijzonder om te zien hoe het ook tot nieuwe dingen leidt en creatieve processen op gang brengt. Danslerares Gabri Crista, die Caribische moderne dans geeft op de Columbia University in New York, zei dat juist misschien wel door die onderdrukking zoveel nieuwe cultuuruitingen ontstaan zijn in dans en muziek. Bijna altijd hoor je er de Afrikaanse drum in terug, ondanks verwoede pogingen van de Europeanen die te verbieden.

Tijdens de reis door de Cariben besefte ik meermaals dat ik vanwege mijn huidskleur ongewild in een bepaalde hiërarchie werd ingedeeld

Het viel me op hoe, waar we maar kwamen, een jonge generatie zich minder door de koloniale structuren laat beknellen en anders denkt. In Santo Domingo luisterde ik vol verbazing naar het verhaal van de 66-jarige zwarte muzikant Jose Duluc, die vertelde dat hij pas toen hij ging studeren, ontdekte dat er ooit slaafgemaakten uit Afrika per schip naar de Dominicaanse Republiek waren vervoerd. En dat hij daar zelf van afstamde. Onder de gewelddadige en racistische dictator Rafael Trujillo die tussen 1930 en 1961 aan de macht was op het eiland, werd Dominicanen vooral minachting aangeleerd voor zwarte mensen. Er werd haat gecreëerd tegen Haïtianen, terwijl Trujillo zelf deels van Haïtiaanse komaf was. De Dominicanen moesten trots zijn op hun Spaanse voorouders, meende Trujillo, van wie gezegd wordt hij zijn huid poederde om witter te lijken.

Voor veel Dominicanen geldt Columbus dan ook nog steeds als een belangrijk man. Hier gaat zijn standbeeld niet snel om, terwijl elders in de Cariben Columbusbeelden vaak zijn vernield doordat bijvoorbeeld de handen eraf zijn gehakt.

Maar scholieren in de Dominicaanse Republiek zijn zich veel bewuster van de geschiedenis dan hun ouders, merkte ik tijdens een bezoek met hen aan een oude suikerplantage waar ooit een grote slavenopstand was geweest. Vol trots identificeerden ze zich met hun strijdbare voorouders, een nieuwe generatie die zich niet altijd meer laat beknotten. Zo ook de vrouwengroep Dida in Bahia, Brazilië. In een land waar het slavernijverleden vaak wordt weggemoffeld en verdoezeld, hebben ze in een voormalige slavenwijk een van de eerste volledig vrouwelijke drumbands opgericht, een fier antwoord op een samenleving die ze nog steeds confronteert met racisme en vooroordelen.

Dat de hiërarchie van kleur nog steeds een rol speelt in deze postkoloniale samenlevingen, wist ik door mijn werk en ervaringen in Brazilië en Suriname. Maar het was confronterend om ook persoonlijk te ervaren hoe diepgeworteld dat nog zit. Als kind voelde ik me vaak een bezienswaardigheid in het dorp in Overijssel waar ik opgroeide: mijn haar en donkere huidskleur waren anders. Als kind wilde ik het liefst net als iedereen zijn. Tijdens de reis door de Cariben besefte ik meermaals dat ik vanwege mijn huidskleur ongewild in een bepaalde hiërarchie werd ingedeeld.

De witte nazaten van de plantagehouders bleven na de slavernij in machtsposities in het gebied, en vormen zelfs nu nog een kleine maar dominante elite, waarbij ze veelal de lichtgekleurden ook toelieten in hun klasse. „Als jij hier zou zijn opgegroeid, dan zou je vanwege je lichte huidskleur een bepaalde mate van privilege hebben ervaren”, hield de Trinidadiaanse activist Shabaka Khambon me voor. Nog in de jaren negentig moest hij protesteren omdat op het eiland clubs waren met avonden uitsluitend voor witte Trinidadianen, een groep die nauwelijks een paar procent van de bevolking uitmaakt. Die verschillende lagen van kleur spelen in het hele gebied.

Registratie

In Brazilië staat dat kleurensysteem nog recht overeind. Zelfs in de zwarte deelstaat Bahia, ontdekte ik tijdens mijn ontmoeting met een politicus die volgens de Braziliaanse kleurhiërarchie mulat of pardo (lichtbruin) genoemd zou worden. Maar tijdens zijn registratie bij de verkiezingen – waarbij je in Brazilië ook je kleur moet aangeven – had hij zich wit verklaard.

Waarom? Zijn eigen verklaring was dat een als zwart of gekleurd geregistreerde politicus subsidie krijgt. Hij had dat geld niet nodig. Dit klonk me allemaal iets te nobel; de harde realiteit in Brazilië is immers nog altijd dat je met een registratiepapier in de hand waarop staat dat je wit bent, je toegang krijgt tot die hoogste klasse in het land.

Maar al dit soort verschillen lijken ineens weg te vallen in Little Caribbean, in New York, waar de grootste Caribische diaspora ter wereld woont. Ik voelde me er meteen thuis. Van een bar die gerund wordt door iemand uit St. Vincent, loop je naar een broodjeszaak waarvan de eigenaar uit Guyana komt, verderop krijg je een kokosnoot in je handen gedrukt van iemand uit Jamaica. Een soort eilandhopping midden in New York. Hier komt alles samen, ook voor de mensen zelf.

Led Black, een influencer van Dominicaanse afkomst, leidde me rond in de wijk waar de Dominicanen wonen. Hij kwam in contact met het werk van Malcolm X en ging ineens anders naar de wereld kijken en naar zichzelf. Toen ik hem vroeg wat verschillende mensen in de Cariben met elkaar bindt, zette hij thuis het nummer Slave driver op van Bob Marley.

Every time I hear the crack of a whip, my blood a-runs cold
I remember on the slave ship
How they brutalized our very souls
Today they say that we are free
Only to be chained in poverty
Good God, I think it’s illiteracy
It’s only a machine that make money

„In die zweep zit een gedeelde pijn”, zegt Led Black. „Het is die pijn en strijd die ons bindt”.

Al die connecties die ik in de verschillende Caribische landen zag, leverden herkenning op. Ik realiseerde me dat ondanks alle pogingen om culturen te verbieden en verledens uit te wissen, dat niet is gelukt. Het verleden klinkt door in alles. Ook de nieuwe generatie in de Cariben, die voouit kijkt en haar plek opeist, ze zoekt naar wat hen bindt en put uit het verleden voor eigen, nieuwe verhalen.

Een jonge Dominicaanse filmmaakster uit New York die net terug was van een ‘rootsreis’ naar Ghana, zei het zo: „We zijn op verschillende haltes van de boot gestapt. Maar we zijn één volk”.