De nieuwe baas van het OM is een hardliner met een hekel aan vakantie

Met zijn handen onder zijn kin leunt de dan 32-jarige Rinus Otte op een blauw verkeersbord met witte pijl die aangeeft dat het verkeer rechts moet passeren. Otte promoveert aan de Katholieke Universiteit Brabant op ‘Het stelsel van gedragsregels in het wegverkeer’. Tegen de universiteitskrant pleit hij voor het invoeren van honderden nieuwe verkeersregels.

Door vage gedragsnormen in het verkeersstrafrecht – bijvoorbeeld dat men zich ‘niet laakbaar’ mag gedragen – „weet de burger steeds minder wat hij precies wel en niet mag”. Otte is juist voor duidelijkheid: veel meer regels. Net zoals vroeger, toen nog in de wet stond dat het verboden was om een auto met draaiende motor achter te laten. Burgers moeten die regels natuurlijk ook naleven. Aan de verzuchting dat iemand voor nop voor rood licht wacht, heeft hij een broertje dood. „Er kan altijd iets aankomen.”

Dertig jaar later wordt prof. dr. mr. Rinus Otte de hoogste baas van het Openbaar Ministerie (OM). Zijn medeleden uit het College van procureurs-generaal bevalen hem aan bij minister van Justitie Dilan Yesilgöz. Zij loodste zijn benoeming per 1 juni – overigens zonder Otte daarvoor te spreken – vorige maand door de ministerraad.

Vijf jaar na zijn promotie, in 1998, werd Otte al raadsheer en een jaar later, op zijn achtendertigste, hoogleraar Verkeersrecht in Groningen – zonder rijbewijs. Later behaalde hij dat alsnog, maar borg het diep weg na een paar keer achter het stuur. Op de weg vond Otte het veel te onveilig. Na vicepresidentschappen bij de gerechtshoven in Arnhem, Amsterdam – waar hij met slaande deuren vertrok – en opnieuw Arnhem stapte hij in 2015 over naar het OM.

„Het is een bijzonder intelligente man, die uitzonderlijk hard kan werken en resultaten boekt”, zo verklaart emeritus hoogleraar Marc Groenhuijsen de stevige carrièrepassen van zijn voormalig promovendus, met wie hij nog steeds contact heeft. Met verkeersrecht had Otte destijds bijzonder weinig op, maar de vakgroep strafrecht had nu eenmaal geld beschikbaar voor een promotieonderzoek over het verkeersstrafrecht. „Hij was toen al oorspronkelijk en zeer ambitieus”, vertelt Groenhuijsen. „In de eerste tien jaar was hij niet ergens de baas of leidinggevende, maar dat wilde hij wel worden.”

Het kenmerkende litteken op zijn kin dankt Otte een val met de step als kleuter in Zeeland waar hij opgroeide in een streng gereformeerd gezin. Later viel hij – tot verdriet van zijn ouders – ook van zijn geloof. Ottes religieuze achtergrond is volgens Groenhuijsen van bepalende invloed op zijn arbeidsethos. „Het rentmeesterschap, het dienstbare en je verplicht voelen je talenten maximaal te benutten, komt daarvandaan.”

Thuis in Utrecht is Otte geregeld tot diep in de avond aan het werk. Schrijven ordent zijn gedachten. In zijn boeken en vele blogs voor ivorentoga.nl – een door hem gelanceerd kritisch weblog over de rechtspraak – verwijst hij niet zelden naar de Bijbel, filosofen en literatuur. Het sprookje van De kleine prins van De Saint-Exupéry bijvoorbeeld, waar een volwassene maar geen schaap getekend krijgt, tot hij een doos tekent waar het schaap in zou zitten. Otte geeft ermee aan dat de hedendaagse wens tot transparanter straffen maar moeilijk te vervullen is.

Met op vakantie gaan heeft hij niets. „Reizen doe ik vooral in mijn hoofd”, vertelde hij tegen OM-magazine Opportuun. Vrije tijd spendeert hij het liefst thuis. „Met mijn krantje in mijn leunstoel. Naar de bakker. Vers brood halen. Roomboter erop – dan ben ik als een kind zo gelukkig.”

Intellectueel is Otte een exponent van het legisme: de 19de-eeuwse juridische stroming die het belang van regels en een strikte interpretatie daarvan centraal stelt. Rechters moeten de wetgever volgen, ook bij hen onwelgevallige regels. Hij was kritisch toen bleek dat rechters het taakstrafverbod uit 2012 massaal omzeilden door, in combinatie met een dag hechtenis, alsnog taakstraffen op te leggen. „De wetgever heeft gesproken, dan heb je dat als OM en rechter zo goed mogelijk uit te voeren.”

Otte vindt dat rechters hun rechtsvormende taak, het inkleuren van wetten, tot een minimum moeten beperken. Desondanks stapte het OM onder zijn regie – en tot verontwaardiging van menigeen – in 2018 naar de rechter om de regels voor euthanasie bij dementerenden verduidelijkt te krijgen. Het was de allereerste vervolging van een arts voor de overtreding van de euthanasiewetgeving uit 2002. „Bij euthanasie maakt een arts iemand dood. Als je dat naar eer en geweten zegt te doen, moet je bereid zijn daarover verantwoording af te leggen. Dat is het verschil tussen een democratie en een bananenrepubliek”, zei Otte in Trouw.

Jacob Kohnstamm, destijds voorzitter Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE), stond in nauw contact met Otte en houdt gemengde gevoelens aan die tijd over. Hij vindt dat Otte zich meer empathisch had mogen opstellen. „Hij had ook kunnen zeggen: ‘Het spijt mij voor het leed bij de arts die vervolgd wordt voor moord, maar het is mijn taak dat er een goede interpretatie van de wet komt’.” Tegelijkertijd prijst Kohnstamm dat het OM, toen de rechtbank de arts van rechtsvervolging ontsloeg, niet ook naar het gerechtshof stapte. Daardoor kon cassatie in belang der wet volgen bij de Hoge Raad – die de uitspraak van de rechtbank bevestigde.

Otte kon de zaak moeilijk laten rusten, ondervond Kohnstamm. De Hoge Raad bepaalde dat een schriftelijke wilsverklaring soms de gebruikelijke mondelinge toestemming van de patiënt mag vervangen. Kohnstamms RTE paste daarop de euthanasiecode aan, maar gaf volgens Otte een te ruime, foute uitleg aan het arrest. „Hij vond dat hij de enige was die rechtmatig de interpretatie van de Hoge Raad kon uitleggen.”

Als raadsheer was Otte betrokken bij veroordelingen die nu in een heel ander daglicht staan. Hij was een van de drie rechters die de daders van de Arnhemse Villamoord en Warnsvelde Pompmoord tot lange celstraffen veroordeelde in 2000 en 2004. Het bewijs in beide zaken werd later zowel door de projectgroep Gerede Twijfel als in twee NPO-documentaireseries gefileerd.

Ook veroordeelde hij verpleegkundige Lucia de B. tot levenslang. Deze justitiële dwaling werd in 2010 ongedaan gemaakt. Jaren later verdedigde Otte zich in NRC. De moordzaak was door de Hoge Raad terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam omdat een ander gerechtshof de wettelijke onmogelijke combinatie van levenslang met tbs oplegde. Van de Hoge Raad mocht het Amsterdamse hof zich niet meer over de feiten buigen. „ Wij mochten alleen kijken naar wat een passende straf was voor zeven bewezen verklaarde moorden, en niet naar de schuldvraag, wat ik spijtig vond.”

Voor de magistraat Otte staat trouw aan het Nederlandse rechtssysteem echter voorop. „Je moet binnen het systeem blijven”, stelde hij naar aanleiding van de casus-De B., want „zodra je de regels gaat veranderen, ontstaat willekeur”.


Lees ook: Het interview met Rinus Otte uit 2018: „Te veel luisteren naar emoties ondermijnt de rechtspraak”

Otte heeft een afkeer van hoe media vaak de persoon achter het ambt uitlichten. Die eer viel hem zelf ten deel toen de vader van de vermoorde Anne Faber hem in 2018 via een open brief in de Volkskrant opriep zijn functie neer te leggen „in het belang van de geloofwaardigheid en het vertrouwen in de rechtspraak”. Otte en twee raadsheren hadden de celstraf van Michael P. wegens verkrachting van twee minderjarige meisjes in een eerdere zaak teruggebracht van 16 naar 11 jaar. P. was daardoor vrij in 2017, toen hij Faber verkrachtte en vermoorde. Tevens linkte vader Faber kritische publieke beschouwingen van Otte over tbs aan het feit dat het gerechtshof P. geen tbs oplegde – al had het OM dat niet geëist.

„Ik heb samen met mijn collega’s het systeem toegepast zoals het systeem is. Voor tbs heb je een stoornis nodig. Daar waren geen rapporten over”, verdedigde Otte zich later. Op basis van hoe rechters elders in het land straffen sprak hij van „een aannemelijke strafmaat”. „Maar ik snap heel goed dat vader Faber daar niks voor koopt”, aldus Otte, vader van drie. De kritiek liet hem niet onberoerd. „Wat me enorm raakt is de suggestie dat ík eigenlijk zijn dochter heb vermoord.”

Ottes hart, vertelde hij bij zijn overstap naar het OM, ligt bij het efficiënt organiseren van de rechtspraak. „Snel werken. Minder langs elkaar heen.” Hij stond aan de wieg van de ‘Arnhemse proeftuin’ waarbij, door de werkpatronen te uniformeren, rechters veel meer zittingen konden doen. Sinds 2009 richt hij zich via een nieuwe leerstoel op de organisatie van de rechtspleging; zijn boek De nieuwe kleren van de rechter staat vol aanbevelingen. Daar ging bij verschijning in 2010 de aandacht echter niet naar uit, omdat Otte tegelijkertijd het gordijn voor de rechtspraak wegtrok. Onder het mom dat „niets menselijks de rechter vreemd is” beschreef hij de verziekte sfeer bij het Amsterdamse gerechtshof, vol achterklap (door onder meer ‘Tantje Betje van driehoog’) en vriendjespolitiek.

Menig rechter had er volgens Otte beperkte capaciteiten en was lui. Hij doolde er voor negenen en na vijven over „naargeestige verlaten gangen” en kon het „klachtenfestijn” over de werkdruk maar moeilijk plaatsen. Hij ontwikkelde er een afkeer voor thuiswerken: rechters en griffiers konden niet met de vrijheid overweg. „Ik zie het thuiswerken niet als werkverzuim maar het komt er dicht in de buurt.”

„Hij gaat soms zo snel dat hij mensen onderweg kwijtraakt”

Het boek kwam Otte op de nodige kritiek te staan. Zo waren de raadsheren die hij geanonimiseerd opvoerde alsnog herkenbaar, putte hij uit gesprekken die zij vertrouwelijk met hem hielden. Cees Fasseur, oud-raadsheer in Amsterdam, noemde Otte in een ingezonden brief in NRC ondanks al zijn goede bedoelingen en ijver „een ramp voor zijn omgeving”. Ottes grote tekortkoming, stelde hij, was dat hij niet in staat bleek een goed contact met de werkvloer te onderhouden.

Vriend en vijand zijn het erover eens dat Otte zeer intelligent is. Toen hij in 2016 tot het College van procureurs-generaal van het OM toetrad, benoemde Miranda de Meijer – officier van justitie én bijzonder hoogleraar Openbaar Ministerie – zijn grootste valkuil: „Dat hij zo snel gaat dat hij mensen onderweg kan kwijtraken”. De Meijer, die Otte in 2014 leerde kennen en met hem in het bestuur zat van de Nederlands-Vlaamse Vereniging voor Strafrecht, zegt dat dit ook nu een punt van aandacht blijft. Otte, stelt zij, is zich bewust van die zwakke plek. Hij verzamelt mensen om hem heen die hem aanvullen en „organiseert zijn eigen tegenspraak”. Als hij overtuigd wordt, stelt hij zijn standpunt bij.

Otte, zo zeggen ook anderen, kan bovendien wel tegen een stootje. Hij houdt van discussiëren en neemt graag stevig stelling. ‘Tegendenken’, noemt hij dat. Enige zelfspot is hem niet vreemd. Als hoogleraar in Groningen was hij aanvankelijk erg streng en verslond hij pakjes sinaasappelsap. Studenten wilden daarom een poster laten maken met de tekst ‘Van veel pakjes sinaasappelsap word je kaal en chagrijnig’. Otte moest lachen. En het zette hem aan het denken, vertelde hij tegen het OM-magazine. Sindsdien laat hij meer dingen los en geeft hij als leidinggevende meer vertrouwen.

Otte staat straks aan het hoofd van een OM dat gebukt gaat onder een enorme werklast. Het ligt voor de hand dat hij het OM slimmer probeert te organiseren en laat terugkeren naar de basis: zo veel mogelijk strafzaken behandelen. Volgens Otte is het strafrechtsysteem sinds de jaren zestig namelijk afgedwaald van waar het om draait: straffen. Hij hekelt de „vermaatschappelijking van het strafrecht” en bijbehorende focus op preventie en recedivevermindering. Het strafrechtstelsel is daardoor enorm kostbaar en complex geworden.

En het schept irreële verwachtingen. Illustratief is hoe de Inspectie J en V bij het onderzoek naar de Utrechtse tramaanslag in 2019 dader Gökmen T.’s lange criminele geschiedenis van kleine delicten op een rij zet. Otte schrijft in een vakblad dat dit de valse suggestie wekt dat de aanslag voorkomen kon worden door betere risicotaxatie en informatiedeling. Nederland, zo ziet de nieuwe OM-baas, leeft in een „veiligheidsutopie”. „Onveiligheid valt niet op te lossen”, vindt hij. „De samenleving zal risico’s meer moeten (leren) aanvaarden.”