Ineens, op pagina drie van de zes, krijgt een keurige brief van de Nederlandse Sportraad aan de ministers en staatssecretaris van Volksgezondheid het karakter van een noodkreet.
„Grote onmacht” voelen de wetenschappers, politici en (ex-)sporters die het kabinet adviseren over sport en bewegen. Dat komt in dit geval doordat zij zien dat zorgverzekeraars „wel reclame maken” met projecten waarin mensen worden gestimuleerd om meer te bewegen, maar dat er „in de praktijk” nauwelijks geld aan wordt uitgegeven. De Nederlandse Sportraad „stelt vast dat er in de nabije toekomst sprake gaat zijn van marktfalen. Kwalitatief goede, betaalbare en toegankelijke zorg is straks niet meer leverbaar.”
Het zijn harde woorden, in de brief die dinsdagochtend werd verstuurd aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarin wordt ook het probleem uiteengezet dat de Sportraad ziet, en dat de basis vormt voor het gevoel van onmacht: jaarlijks overlijden, volgens het RIVM, 5.800 mensen doordat ze te weinig bewegen. De helft van de Nederlanders heeft overgewicht, één op de zeven mensen lijdt aan een ernstige vorm daarvan. Diabetes type-2, hart- en vaatziekten, dikkedarmkanker, borstkanker en aftakeling van de hersenen: het gaat allemaal sneller en wordt ernstiger door „de stille ramp” die beweegarmoede volgens de Sportraad is. Op dit moment beweegt 44 procent van de Nederlanders voldoende – een flinke daling ten opzichte van voorgaande jaren.
Eerder al riep de Sportraad de politiek op om van sport een publieke voorziening te maken en wettelijk vast te leggen dat iedere Nederlander recht heeft op voldoende lichaamsbeweging. Nu mogen gemeenten nog zelf bepalen wat ze doen aan het stimuleren van beweging, en vaak is dat weinig. Die oproep was in 2020, maar die wet kwam er tot dusver niet.
Een patroon
Het is al bijna twintig jaar een patroon in de politiek: elk kabinet maakt de keuze om iets te willen doen aan inactiviteit. Ook een mogelijk nieuw kabinet van PVV, NSC, BBB en VVD lijkt daar voorstander van te zijn – zeker de laatste drie partijen. De PVV schrijft in het programma weliswaar niet te geloven in gezondheidspreventie, maar heeft in de praktijk lokaal en nationaal meestal vóór maatregelen gestemd om mensen in beweging te krijgen (zoals een revival van het schoolzwemmen).
Ondanks talloze campagnes, actieplannen en allianties komen er niet meer mensen in beweging en wordt een probleem als overgewicht (dat natuurlijk ook te maken heeft met ongezond eten) alleen maar ernstiger.
Lees ook
hoe Nederland nooit in beweging kwam – een politieke reconstructie
Drie (ex-)Tweede Kamerleden die het onderwerp jarenlang hebben proberen aan te kaarten, vertelden onlangs in NRC dat zij vast zijn gelopen. Het onderwerp is te groot, te complex, en daardoor politiek te oninteressant om werkelijk verschil te kunnen maken. ‘Het systeem’ is er, kortom, niet op gebouwd.
Hetzelfde speelt bij de zorgverzekeraars, die nu zulke felle kritiek krijgen van de Sportraad. Zij zouden doen aan „windowdressing” door mooie sier te maken met spotjes waarin ze mensen oproepen om in beweging te komen of bijvoorbeeld met kortingen op de sportschool. In werkelijkheid investeren ze volgens de Sportraad veel te weinig in preventie (de precieze bedragen zijn onbekend), en zeker niet structureel. Wat ze doen is „een druppel op een gloeiende plaat”, schrijft de raad.
Langetermijndenken niet logisch
Zorgverzekeraars vergoeden zorg voor hun klanten. De overheid stelt vast welke zorg in het basispakket zit en dus wordt vergoed. De verzekeraars hebben daarnaast aanvullende verzekeringen, waarbij mensen extra kunnen betalen om bijvoorbeeld de tandarts of fysiotherapeut vergoed te kunnen krijgen. Sommige verzekeraars hebben programma’s die mensen belonen als ze extra bewegen (en dat via de app bijhouden).
De verzekeraars opereren in een ‘systeem’ dat is bedacht en ontworpen na politieke keuzes. Zo mogen verzekeraars niet zomaar uit het basispakket vergoeden wat ze willen. Geld uitgeven aan preventie is voor verzekeraars financieel ook niet aantrekkelijk: mensen die er gebruik van maken worden niet per direct gezonder. Dat effect is pas op lange termijn zichtbaar. De verzekeraar zou dan minder geld kwijt kunnen zijn aan de gezonder geworden verzekerde, maar diegene kan net zo goed al naar een andere verzekeraar zijn overgestapt. Ofwel: langetermijndenken is niet logisch.
Volgens de Sportraad houden zorgverzekeraars zich veel te strikt aan de regels, en moeten ze ruimte zoeken om wél iets te doen aan de „pandemie van beweegarmoede”. Het ministerie van VWS zou daarover met hen in gesprek moeten gaan.
Uiteindelijk is het, opnieuw, een oproep om ‘het systeem’ te veranderen, en dat is in de afgelopen twintig jaar juist niet gelukt. En juist daarom is de brief van de Nederlandse Sportraad niet zomaar een brief, maar zeker ook een manier om de eigen frustratie – „grote onmacht” – te laten horen.
Leeslijst