De Nederlandse jazzbelofte Ian Cleaver trok naar New York: ‘Hier kom je dieper tot de kern van jazz’

Als jonge Nederlandse jazzbelofte wonen in New York, meters maken op de jazzpodia, in de voetstappen van de groten. Dat is living the dream, toch? Jazztrompettist Ian Cleaver (28) uit Amsterdam – heldere, gretige toon en een nostalgische hang naar jazz uit de jaren vijftig en zestig – is zeker niet de eerste Nederlandse jazzmuzikant die het er een tijdje probeert.

Er waren er bij die tijdens hun jazzstudie, verpieterend in een kelderkamer zonder ramen, levend van 15 dollar per dag, snel terugverlangden naar thuis. Maar er zijn er ook genoeg die er, ondanks dat New York een grote, individualistische stad is, voor jaren muzikale inspiratie vonden, zoals de saxofonisten Ben van Gelder en Tineke Postma en beslist ook bassist Joris Teepe – al meer dan dertig jaar actief in New York.

De noodzaak te spelen op het scherpst op snede is er hoog, merkt ook Ian Cleaver. Het is ochtend in New York en hij zit in zijn slaapkamer. Met gedempte stem: „Ik wil mijn huisgenoten niet storen, ze slapen nog.” Hij draait de laptopcamera even om. Uit zijn raam heeft hij een fraai uitzicht op Broadway, de lange diagonaal die Manhattan doorklieft via zijn wijk Harlem richting The Bronx. Achter hem hangt zijn eregalerij ter inspiratie: jazzfoto’s van musici als Dizzy Gillespie, Duke Ellington en Louis Armstrong.

Ian Cleaver: „Iederéén speelt op een hoog niveau.”

Foto Adrien H. Tillmann

De reden van dit gesprek is dat Ian Cleaver een plaat heeft gemaakt waarop traditie en vernieuwing naadloos versmelten. Daarover later meer. Eerst vertelt hij hoe hij er „al als tiener” altijd van droomde te wonen en werken in New York. „Ik ben altijd zo gefascineerd en geobsedeerd door jazz geweest, dat ik er altijd meer van wil leren.” In New York heeft hij het idee dieper tot de kern van jazz te kunnen komen. „Waar de muziek om gaat en hoe die tot stand is gekomen.” Daarbij, zegt hij, zijn er nog genoeg levende legendes om eens mee te spelen of thuis les van te krijgen, „Zoals saxofonist George Coleman of jazzdrummer Al Foster.”

Wat hem speciaal trekt, is hoe groot de rol van muziek is in het New Yorkse leven. Dat hij bijvoorbeeld, met zijn trompetkoffer op zijn rug, op straat aangesproken wordt – „Oh man, you play the trumpet. I’ve seen Miles Davis play back in the 80’s and it changed my life. And where do you play?”

„Je voelt oprechte interesse. Muziek maakt hier meer deel uit van het dagelijkse leven, heb ik het idee. Is in Nederland een concert een speciale gelegenheid, hier in New York zijn er vele per avond, aan één stuk door.” Ook ervaart hij „een soort dieper begrip van de muziek, mensen kennen de muziekgeschiedenis”. „Daardoor raken muzikanten ook weer een diepere laag.”

Jazz Juniors

Zijn Britse vader had nog een trompet liggen uit diens schooltijd. Trompetlessen kreeg de jonge Ian, die in Amsterdam opgroeide, van tante Greet, vanaf zijn vijfde jaar bij fanfarevereniging Ons Genoegen in de Jordaan. Rond zijn tiende trad hij toe tot de Jazz Juniors, het jeugdorkest van Peter Guidi – de vermaarde superjazzdocent die menig jonge jazzmuzikant opleidde in zijn bigbands.

Zijn bachelor behaalde Cleaver aan het Conservatorium van Amsterdam. New York lonkte, al vanaf zijn negentiende, toen hij als winnaar van het Prinses Christina Concours voor het eerst ernaartoe ging. „Hier kom ik terug, dat wist ik.”

Cleavers beste vriend, saxofonist Gideon Tazelaar, die hij leerde kennen in Guidi’s jazzorkest en met wie hij de jamsessies van saxofonist Benjamin Herman platliep, verhuisde het eerst. Cleaver volgde. Maar zijn eerste uitwisseling als jazzstudent strandde, door de eerste lockdowns van de pandemie. IJlings vloog hij terug naar Amsterdam. In 2021 kwam het er dan echt van: een tweejarige master ‘jazzperformance’ aan de Manhattan School of Music.

Binnenharken

Toen al wist Cleaver: de jazzopleidingen zijn voor het binnenharken van jazzskills. De artistieke zoektocht is er buiten. Het bewijs is het deze week uitgekomen in New York opgenomen album Yarn! . Het is zijn eerste album als bandleider met voornamelijk zijn eigen composities, twee standards en een original van Joe Henderson. Opgenomen in de vermaarde Rudy Van Gelder Studio. Als er één plek de heilige graal is van de jazz, waar heel wat legendarische jazzalbums vandaan komen, dan is dit het.

Het album is de uitkomst van hoe goed hij zich voelt in de jonge levendige jazzcommunity die hij nu zijn thuis noemt. Waar uitblinken in het basispakket zit – „Iederéén speelt op een hoog niveau.” De muzikanten in zijn internationale kwintet kent hij allemaal uit de scene.

Zijn jazz is helder en speels en is zonder poespas. Net als op de goed ontvangen plaat Volume 1 die hij in 2021 uitbracht met maatje Tazelaar – een klassieke alliantie van trompet en saxofoon in de frontlinie. De hang naar de jazz van tóén, uit de jaren vijftig en zestig is niet te missen. „Van bebop tot hardbop, die jazz is heel complex, intuïtief en sterk bij volksmuziek liggend. Het spreekt me aan dat er zo veel kon gebeuren in het moment.”

Weemoedige swing-ode

Tegelijkertijd rijgt Cleaver zijn muziek aan verhalen en invloeden van nu. Niet voor niets heet zijn plaat Yarn!, een ‘geweven narratief’ van zijn New York-jazzavontuur. Met uitzondering van de weemoedige swing-ode (‘Marijn’) aan zijn overleden moeder na.

En is dan alles leuk? Nee. Een nummer als ‘Gloria’ verklankt de twijfels die er soms ook zijn. Wat doe ik hier? Wat doe ik zo ver van huis? „Zeker als ik een paar weken eigenlijk bijna niks aan optredens hebt staan, denk ik dat.” Maar het trekt altijd weer aan, weet hij.

Voor zijn tweejarige opleiding kwam steun van de Van den Ende Foundation. Sindsdien is het een kwestie van zo veel mogelijk optreden. Spelen, spelen, spélen – van wijnbar tot bruiloft. „Je moet wel. Je pakt alles aan, dat doet iedereen. Ja ook de groten.” Een vaste gig als muzikant bij de off-Broadway dagelijkse theatershow Sleep No More bood tot sinds kort zekerheid. „Ik speelde zo’n tien keer per maand, dat was lekker. Het was een immersive Macbeth-productie: acteurs, muzikanten én het publiek liepen rond in een soort roaring twenties filmset met een jazzbar.”

Inmiddels heeft Cleaver een artiestenvisum – een staaltje bureaucratisch door veel hoepels springen waarbij je met veel aanbevelingen moet aantonen dat je een ‘toevoeging bent aan de kunstwereld’. „Just in time”, grinnikt hij. „Nog net voordat Trump alles aan banden legt.” Tot eind 2027 zit hij goed. „Tegen die tijd zie ik wel of ik hier blijf of niet.”

Het album Yarn! is te luisteren via alle streamingdiensten.