De muzikale estafette van het Nationaal Jeugdorkest met pianist Boris Giltburg doet je hart sneller kloppen

Tomeloze energie, vertrouwen en vreugde: dat zijn de sleutelwoorden op zaterdagavond. Niet alleen bij de Nederlandse estafettevrouwen, die dan in Parijs naar het Olympisch zilver razen, maar ook bij hun leeftijdsgenoten van het Nationaal Jeugdorkest (NJO), die op hetzelfde moment in het Apeldoornse theater Orpheus een concert geven waar de levenslust vanaf spat.

Misschien horen we hier wel de toekomstige koperblazers van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, de nieuwe generatie violisten van het Metropole Orkest, of Concertgebouworkestleden in spe. Want professionele Nederlandse orkestmusici komen veelal uit de talent pool van het NJO, dat ieder jaar wordt geselecteerd uit Nederlandse (en Belgische) conservatoriumstudenten. Maar de overkoepelende organisatie Nationale Jeugdorkesten Nederland, die ook het Jeugdorkest Nederland (JON, voor tieners) en het Jong Metropole onder zijn hoede heeft, is een van de zes ontwikkelingsinstellingen voor klassiek talent die op wankele fundamenten staat, nadat het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft geadviseerd om geen rijkssubsidie meer te bieden.

Desondanks zindert de avond in Apeldoorn. De stukken op het programma zijn er ook naar. Met het derde deel uit de Eerste symfonie van Joey Roukens (1982) stuift het orkest ervandoor. Onder de evocatieve titel ‘Night Flight’ schreef Roukens een perpetuum mobile doorspekt met accenten die dwars tegen het voortdenderende ritme ingaan. Dat soort dollemansritten staan of vallen met ritmische mutaties die zo automatisch gaan als ademen. In dat opzicht hapert het af en toe, maar dat belet niet dat de bite die Roukens hier voor ogen had goed voelbaar is.

‘Probeer om te keren’

Dan door naar het weinig uitgevoerde Vierde pianoconcert van Rachmaninoff. Dat heeft het vanaf de première dik een eeuw geleden al niet mee: het werd afgeserveerd als oninteressant, te lang, en niet te volgen. Ook de drastisch ingekorte versie uit 1941 klinkt – oneerbiedig gezegd – als een navigatiesysteem dat keer op keer een nieuwe route gaat berekenen. Alleen al het begin van het eerste deel: alsof je midden in de finalesprint komt binnenvallen, waarna het plots een andere richting opgaat. Die onvoorspelbaarheid vraagt erom de oren niet in te stellen op dopamine-opwekkende ontknopingen, maar om onbevangen te luisteren. Dan blijkt deze Rachmaninoff-route langs grandioze muzikale momenten te voeren.

De spaarzame muzikale wegwijzers vragen van de musici een continue stuwing, zodat het geheel niet fragmentarisch aandoet. Aan solist Boris Giltburg (1984), in deze krant betiteld als Rachmaninoff-profeet, heb je dan een eersteklas gids. Hier en daar staat dirigent Anthony Hermus even flink met de armen te hakken om het muzikaal estafettespel tussen de orkestleden te begeleiden, maar qua vertelkracht zitten Giltburg en het orkest op dezelfde golflengte, waaronder in mooie blazerssolo’s (fluit! althobo!) in dialoog met de piano. Het langzame tweede deel, dat in plaats van zwijmelmelodieën meer verstilde overpeinzing biedt, speelt Giltburg zo spannend dat je hart er flink van tekeergaat. Ook het bijna jazzy roetsjwerk van deel drie blinkt onder zijn handen.

Tot slot klinkt de balletmuziek van Stravinsky’s Petroesjka, met een choreografie voor het orkest. Koren die ‘iets doen met choreografie’ komt wel vaker voor. Logisch, die zijn niet gebonden aan een stoel en hoeven geen instrument vast te houden. Maar een bewegend orkest? Dat kan zomaar een gimmick worden. Die vrees bleek ongegrond, bewees de smaakvolle choreografie van oud-Nationaal Balletdanser Peter Leung. Die had de jolige carnavalssfeer van het ballet precies aangevoeld en vertaalde Stravinsky’s muzikale effecten naar toepasselijke bewegingen. Zo ‘walsen’ de NJO’ers in het rond met hun hoofd, wiegen ze heen en weer op een fluitsolo, en zwiepen strijkstokken ritmisch de lucht in. De meeste orkestsolo’s worden staand uitgevoerd – een trompettist klimt zelfs op zijn stoel – en krijgen zo extra cachet. Speels is de contrastwerking die ontstaat als solo’s een bijpassende beweging in de rest van het orkest uitlokken. Ook gekleurde doekjes, confetti en ballonnen worden ingezet. Zo eindigt deze NJO-avond in een feestje. De vraag is of dat feestje er over een paar jaar nog is.


Lees ook

De basis van de klassieke muziek in Nederland dreigt een tweede grote klap te krijgen

Het Nationaal Jeugdorkest repeteert in de grote zaal van het Concertgebouw.