Tentoonstelling Schilder en schrijver Jan Veth (1864-1925) krijgt eindelijk de aandacht die hij verdient. In zijn geboortestad Dordrecht wordt de beste Nederlandse portretschilder van omstreeks 1900 geëerd met een overzichtstentoonstelling.
Jan Veth, Portret van Cornelia, Clara en Johanna Veth, 1885. Olieverf op doek, 90,2 x 109,6 cm. Collectie Rijksmuseum.
‘Ik heb een voorlopig besluit genomen waardoor ik me heel gelukkig voel, een besluit betreffende mijn werk”, schreef de schilder Jan Veth, 23 jaar oud, in februari 1888 aan zijn aanstaande echtgenote Anna Dirks. „Ik wil na heel veel gescharrel voorlopig weer eens niets dan portretten schilderen. Ineens voel ik daar weer alle opgewektheid toe.” Maar op het moment dat hij de knoop doorhakte en besloot fulltime portretschilder te worden, had Veth al een aantal gedenkwaardige portretten op zijn naam staan. Hij behoorde, in de woorden van zijn vriend en biograaf Johan Huizinga, „tot de vroeg volkomen gevormden”.
Amper eenentwintig was hij toen hij een grandioos groepsportret van zijn drie zussen en een verbluffend portret van de jonge dichter Albert Verwey schilderde – twee grote doeken die altijd in de zalen met negentiende-eeuwse kunst van het Rijksmuseum in Amsterdam hangen. Behalve nu, want het Rijks heeft ze uitgeleend aan het Dordrechts Museum. Daar, in Veths geboortestad, is tot in de nazomer een groot overzicht van zijn werk te zien, waaruit zonneklaar blijkt dat hij de beste Nederlandse portrettist rond 1900 was.
Hij zat dan ook nooit om opdrachten verlegen. „Alle leden van de maatschappij, of tenminste van elk soort verscheidene, heeft hij geschilderd of uitgetekend”, schreef Albert Verwey na Veths dood in 1925. En inderdaad, daar hangen ze: vrienden en familieleden, geleerden en zakenlieden, de koninginnen Emma en Wilhelmina, een jongetje van twaalf, een dwars door je heen kijkend pubermeisje en een verkreukelde oude tuinman.
Jan Veth, Portret van Albert Verwey (1885) Collectie Stedelijk Museum.
Allemaal koppen met karakter, allemaal mensen van verf die toch levend lijken. Mensen die, als je ze één keer gezien hebt, de rest van je leven in je hoofd blijven wonen. Het oog van Jan Veth is een volle en rijke tentoonstelling, die iedereen met belangstelling voor de portretkunst zou moeten bekijken.
Tachtigerstaal
De samenstellers en de auteurs van de catalogus zullen er een heerlijke klus aan hebben gehad, want leven en werk van Jan Veth zijn uitstekend gedocumenteerd. Hij schreef veel en goed, in bloemrijke maar meeslepende Tachtigerstaal, niet alleen brieven maar ook toonaangevende artikelen voor meer dan tien verschillende kranten en tijdschriften. In het Rembrandtjaar 1906 publiceerde hij een boek over de oude meester op grond waarvan hem een eredoctoraat aan de Universiteit van Amsterdam werd toegekend. Veth was een spil in de Nederlandse kunst- en museumwereld van zijn tijd, een man die zich sterk maakte voor bewonderde kunstenaars, veronachtzaamd erfgoed en de kunstgeschiedenis als wetenschap.
Bovendien werd er óver hem geschreven. De meesterportrettist werd zelf twee jaar na zijn dood meesterlijk geportretteerd door de historicus Huizinga, die de biografie van zijn vriend tot zijn beste werk rekende. Ter gelegenheid van de tentoonstelling is het boek uit 1927 nu opnieuw uitgegeven, met illustraties in kleur en een toelichting door Huizinga-kenner Anton van der Lem. Wie het boek leest wil geheid naar Dordrecht, en wie in Dordrecht is geweest wil weten wat Huizinga allemaal over Veth te vertellen had.
Dat er veel te vertellen valt, blijkt ook uit de tentoonstellingsinrichting. Op de wanden staan citaten uit Veths stukken. In vitrines liggen schetsboekjes, foto’s, publicaties en brieven.
Jan Veth, Portret van Prof. Antoon Derkinderen (1914) Collectie Dordrechts Museum Foto JORGEN M. SNOEP
Behalve zijn eigen werk is er ook af en toe iets van bevriende kunstenaars te zien (Mauve, Breitner, vader en zoon Israëls) of van schilders over wie hij als criticus schreef. De volledige reeks van vijftig gelithografeerde portretten van ‘Bekende Tijdgenooten’ die hij tussen 1891 en 1898 maakte voor De Amsterdammer en De Kroniek wordt in twee blokken getoond. Ervoor staat de gekantelde spiegel die hij bij de vervaardiging van de portretlitho’s gebruikte. Omdat de gespiegelde afdrukken goed gelijkend moesten zijn, tekende hij alle portretten in spiegelbeeld op de lithosteen.
Donker plekje
Bovenal is er natuurlijk een keuze uit Veths geschilderde en getekende portretten tentoongesteld. Het gros van de geportretteerden is Nederlands. Veth heeft ook veel in Duitsland gewerkt en in de Verenigde Staten, waar hij twee keer naartoe reisde, maar in de catalogus staat te lezen dat hij daar probeerde „in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk portretten tegen een zo hoog mogelijke prijs te produceren, waardoor zijn werk wat oppervlakkiger dreigde te worden”.
Aan alles in Derkinderens voorkomen besteedde Veth grote aandacht: de kalme oogopslag achter het brilletje, het grijzende haar bij de slapen, het oor
De twee Amerikaanse portretten op de tentoonstelling, van het New Yorkse echtpaar Schniewind, bevestigen dat beeld. Het Dordrechts Museum heeft ze twee jaar geleden verworven, maar ze verdienen hooguit een donker plekje helemaal achterin het museumdepot – liefst een plekje waar brand of lekkage kan ontstaan. Ze zijn opvallend veel slechter dan de rest van de exponaten.
Maar verder: wat een oeuvre. De verscheidenheid in de portretten is enorm. Veth probeerde – misschien als gevolg van zijn grote kunsthistorische kennis en zijn waardering voor zeer uiteenlopende kunstenaars – veel verschillende technieken, formaten en stijlen uit. Het lijkt erop dat hij per geportretteerde bekeek wat hem of haar het beste paste.
Er zijn statige, in opdracht gemaakte portretten bij, maar ook aangenaam informele, bijvoorbeeld van de schilder en etser Maurits van der Valk die met zijn kin op zijn handen leunt en van de schilder Max Liebermann in profiel met een driedagenbaardje. Overigens gaf Veth zelfs aan formele portretten vaak een losse, onconventionele draai. Veel wetenschappers zijn werkend weergegeven, lezend of schrijvend en in één geval turend in een microscoop. De gewezen koningin Emma zit kantwerkend van haar pensioen te genieten.
Tekenachtig
Ook in zijn manier van schilderen veroorloofde Veth zich speelruimte. In het voetspoor van Rembrandt en Jozef Israëls maakte hij schilderachtige voorstellingen waarin de geportretteerde door schaars licht uit een donkere achtergrond wordt getrokken, maar hij werkte soms ook decoratiever en tekenachtiger, een beetje zoals zijn vriend Antoon Derkinderen of de Vlaamse symbolisten – en dat terwijl die beide benaderingen volgens Derkinderen „met elkander zeer strijdig van beginsel” waren.
Ergens in het midden tussen de twee stijlen, dus halverwege impressionistisch en scherp, maakte Veth bovendien portretten waarin de schildertrant lijkt op die van zijn Franse tijdgenoot Henri Fantin-Latour – voorwaar geen gekke portrettist om de evenknie van te zijn. In die Fantin-achtige tussenstijl schilderde hij in 1914 een portret van Derkinderen, misschien wel om zijn vriend te laten zien dat er uit een vermenging van de twee manieren wel degelijk iets goeds kan voortkomen.
Jan Veth, Portret van Davida Wilhelmina Hacke op 18-jarige leeftijd (1899) Particuliere collectie Foto Tom Haartsen
Aan alles in Derkinderens voorkomen heeft Veth grote aandacht besteed: de kalme oogopslag achter het brilletje in verkort, het grijzende haar bij de slapen, het oor, de gevouwen handen op de over elkaar geslagen bovenbenen, het kuifje boven het voorhoofd en het sikje onder de kin. Een portret van Veth heeft bijna altijd die grondigheid, die intensiteit, die nergens aflatende belangstelling voor de poserende man of vrouw.
Of het poserende kind, want kinderen nam hij net zo serieus als professoren en notabelen. De twaalfjarige Pieter Blussé van Oud-Alblas staat in 1887 te poseren met een hoedje op, één hand in zijn broekzak, de andere hand om een stapeltje boeken of schriften geklemd. Zelfverzekerd als een volwassene, maar nog met een aandoenlijk kindergezicht. „Hij heeft net zijn vader verloren”, lezen we op het bordje naast het schilderij, „en naar verluidt vrolijken de schildersessies met Veth hem op”.
Tijdens een verblijf op Java, begin 1922, maakte Veth een portret van Amsir, een bruine jongen in een wit T-shirt, ingespannen kijkend naar iets buiten beeld, zijn gezicht scherp getekend en meesterlijk verkort. Portretten als die van Derkinderen en de Javaanse jongen bewijzen dat Jan Veth niet alleen rond zijn twintigste, maar ook veel later in zijn leven nog een fenomenale portrettist was. Behalve over de geportretteerden vertellen zijn werken ook iets over de portretkunst: hoe mateloos boeiend het is om andere mensen te bekijken met een penseel of potlood in de aanslag. Of in Veths eigen woorden: om „te pogen door een eerbiedig blootleggen van het waarachtige samenstel en de verborgen wezenstrekken, de innerlijke persoonlijkheid blijvend naar voren te halen”.
Het waren de vrouwen die dit theaterseizoen naar zich toe trokken. Opvallend vaak had de vrouwelijke blik de hoofdrol en die blik wierp nieuw licht op vastgeroeste ideeën en genegeerde misstanden.
Het ging dit theaterjaar mede daardoor vaker over seksisme dan over racisme, en meer over moederschap, familie en generaties dan over identiteit en meer over geestelijke gezondheid dan over vluchtelingen – thema’s die eerdere jaren domineerden.
Vrouwelijk leiders
In januari kreeg Sarah Moeremans de leiding over Het Zuidelijk Toneel. Een gegeven dat naadloos past in de trend dat grote theatergezelschappen een vrouwelijke leiding krijgen. Van de negen rijksgesubsidieerde gezelschappen hebben er nu zes een vrouw aan het stuur.
Zo staat het er nu voor: Eline Arbo werd in 2023 de baas bij ITA, Daria Bukvic in 2022 bij Theater Oostpool, Anne Breure in 2022 bij Theater Utrecht, Alida Dors in 2020 bij Theater Rotterdam, Tatiana Pratley in 2020 bij Tryater. De eerste drie volgden, net als Moermans, een man op.
Guy Weizman sinds 2017 bij NITE, Eric de Vroedt, sinds 2018 bij Het Nationale Theater en Michel Sluysmans, sinds 2015 bij Toneelgroep Maastricht houden nog stand… Met de aantekening dat vanuit Den Haag de twee nieuwe huisregisseurs Nina Spijkers en Belle van Heerikhuizen twee van de mooiste voorstellingen van dit seizoen leverden (resp. Antigone, Schuldig kind).
Vrouwelijke blik
Merk je dat een vrouw de leiding heeft? Natuurlijk. Bij Moeremans maakten in 2025 Ada Ozdogan en Silke van Kamp totaal verschillende, maar sterke voorstellingen over vrouwen die de regie nemen. Eline Arbo maakte vorig jaar De Wetten, over vrouwelijke levenskunst en dit jaar De wand, over vrouwelijke overlevingskunst. Bukvic maakt gevoelig werk over de vrouwelijke gesteldheid, zoals The Almighty Sometimes dit seizoen en Girls & Boys eerder. In het artistieke team van Breure is Naomi Velissariou teruggekeerd en vond Carolina Bianchi een plek. Hun respectievelijke Hardkoor en Brotherhood kleurden dit seizoen. Onder Dors kon Romana Vrede, actrice bij Het Nationale Theater, vorig seizoen haar debuut maken als regisseur in de grote zaal.
De blik van vrouwelijke artistieke leiders is vanzelfsprekend niet uitsluitend gericht op vrouwen en verwante onderwerpen, en vrouwelijke makers hebben ook de dringende behoefte niet tot hun gender te worden teruggebracht, maar het perspectief verschuift. Zichtbaar.
En dat is nodig. In 2022 constateerde de jury van de Toneelschrijfprijs nog dat slechts een kwart van de ingezonden teksten van vrouwen kwam, en dat dus „veel theaterteksten vanuit een exclusief mannelijk perspectief geschreven worden”.
Vrouwelijke kracht
De manifestaties van vrouwelijke kracht waren soms triomfantelijk, soms onverzettelijk, soms geestig, soms uit nood geboren, soms razend. Bijna altijd waren het, direct of indirect, aanklachten tegen door mannenhanden geschapen maatschappelijke misstanden en misverstanden.
In maart signaleerde collega Shira Keller al de overeenkomsten tussen My Fair Human van Toneelschuur Producties en Club Lam, Madame Butterfly van Theater Oostpool, regie Char Li Chung en Holly Goosebumps van Het Zuidelijk Toneel, regie Ada Ozdogan, die elk op eigen wijze de ondergeschikte, clichématige rol van de vrouw in grote verhalen in een ander licht stelden.
Keja Klaasje Kwestro in ‘F*ck Lolita’ van Het Zuidelijk Toneel Foto Sofie Knijff
Toen moesten twee verpletterende stukken over woedende vrouwen nog komen. In zowel F*ck Lolita van Het Zuidelijk Toneel, in regie van Silke van Kamp, als Brotherhood van Carolina Bianchi gingen de handschoenen uit. F*ck Lolita fileert de interpretatie van de roman Lolita van Vladimir Nabokov die zegt dat de dertienjarige Lolita bewust een volwassen man verleidt. Zo werd ze jarenlang opgevoerd in films, én zo definieerde het woordenboek haar: als de jonge, sexy verleidster. Ze was dertien!, schreeuwt dit stuk volkomen terecht tegen alle hardhorenden.
Brotherhood van Carolina Bianchi is de overtreffende trap van deze terechtwijzing. De Braziliaanse theatermaker, woonachtig in Amsterdam en deel van het artistieke team van Theater Utrecht, legt het publiek vier uur lang in vele vormen de verwoestende werking van verkrachting voor en de vrouwenhaat die eraan ten grondslag ligt. Wat te doen met een lichaam dat van de wereld van de doden terugkeert naar dat van de levenden, is haar vraag. Haar boodschap is even expliciet als onontkoombaar.
Vele voorbeelden van verkrachting passeren, uit de kunst, uit de geschiedenis, in wat ook een college over verkrachting is – van Persephone tot Gisèle Pelicot. Een theatrale scène is het interview van Bianchi met een fictieve regisseur, die de erotische lading van regisseren onontbeerlijk acht, met wederzijds verlangen als basis van samenwerking. Zijn hypocrisie en narcisme liggen er dik bovenop, denk je dan, maar in een seksscène doet Bianchi er nog een schep bovenop, om de gruwel zichtbaar te maken. Je moet wel bewondering hebben voor haar vuur (een woord dat opkomt als je de versleten term ‘urgent’ probeert te vermijden).
Mooiste scène van het jaarSterfscène in ‘Nachtwacht’
De mooiste scène dit theaterjaar was een sterfscène vol visuele pracht: het uur Nachtwacht van NITE na de pauze. Een oude vader gaat dood, in zijn bed, met geweeklaag van kinderen. Ze zijn omringd door een in witte gewaden en witte kappen gestoken geestenleger van twintig personen, dat swingend en musicerend de dodenreis begeleidt, met een vervoerend requiem dat uitmondt in een funky beat, terwijl een schipper des doods de mogelijke betekenissen en uitingsvormen van de dood opsomt.
De kinderen, broer en zus, Bien de Moor en Sanne den Hartogh, zijn zalig tragikomisch in hun opgekropt verdriet. Kleindochter Sarah Janneh schreeuwt in doorleefde droefheid haar ingewanden eruit. De dansers dragen de dode hoog op handen, op de klanken van het Asko|Schönberg-ensemble, met weerbarstige trombones, geplukte snaren en percussie. Deze aanstekelijke fantasie van een stervensuur wordt gevangen in een schitterend toneelbeeld: een langzaam uit de lucht naar de grond zakkend dode-bomenbos, geworteld in grote kluiten aarde. Puur natuur: de laatste draai aan de onstuitbare cyclus van het leven.
Voorstelling van het jaar’De Sitcom’ van De Hoe
Het was een topjaar voor de komedie. Na jaren kwakkelen kon vorig jaar een comeback worden geconstateerd, en dat succes is gelukkig bestendigd. De Hoe, Circus Treurdier en Blauwdruk waren in blakende vorm.
De Sitcom van De Hoe, bijvoorbeeld, is een briljante satire over tv maken en over de gelaagdheid van kunst en theater. Wat is diepgang, wat is oppervlakkigheid? Als het tragisch is, dan pas is het om te lachen, zegt een van de personages. Alles grijpt in elkaar, in dit virtuoze, verbale steekspel, waarin mensen lijden én grappen worden gemaakt over lijdende mensen.
Zelfs bij voorstellingen over kanker en over het leed van de Palestijnen viel dit seizoen te lachen, juist doordat het zo ongepast voelde. Sander Plukaard en Reindier maakten het publiek in hun heerlijke Metgezwel eerst zacht met het vrolijke verhaal van hun liefde. Dat baande de weg voor zwarte humor in hun gedeelde lijdensweg van zieke en buddy. Alaa Shehada vertelt in het ijzersterke The horse of Jenin met veel aanstekelijke pret en sarcasme over hoe Israëliërs een kunstwerk vernielen in het stadje Jenin, op de Westelijke Jordaanoever. Het verhaal verwijst niet naar Gaza, maar de symboliek druipt ervan af. In het bedje van humor bijt dat besef je des te harder.
Comeback van het jaarDe geweigerden
Dit theaterseizoen werd bij aanvang getackeld doordat falende subsidiecommissies bij het Fonds Podiumkunsten besloten een zwik waardevolle theatermakers bij het grof vuil te zetten. „Niets is gegaan op een manier die niet klopt met de regeling die we hebben gemaakt”, was de cirkelredenering waarmee Fonds-directeur Viktorien van Hulst de miskleunen probeerde toe te dekken. De kwestie etterde door tijdens beroepsprocedures deze winter, waarin groepen soms gelijk kregen, maar nooit gerechtigheid.
De gezelschappen die subsidie was geweigerd, moesten op zoek naar alternatieve bronnen en keerden met triomfantelijke berichten terug. Orkater beleefde een glorieus seizoen, dat elk commissielid in zijn hemd zette, maar het wist bovenal de steun van de Hartwig Foundation te verwerven, goed voor negen ton per jaar. De Warme Winkel wist ruim drie ton aan private fondsen binnen te loodsen en meldde: „De Warme Winkel is UIT DE DOOD OPGESTAAN!”
Nu alleen nog die heilig verklaarde regelgeving transformeren.
Mooiste incident van het jaarDe acteur die van het podium liep
Een vriendin maakte mee dat acteur Jan-Paul Buijs tegen het einde van de voorstelling Wendy Pan van zijn groep Circus Treurdier plots van het toneel liep. De reden: zijn vrouw was aan het bevallen (actrice Ellen Parren, ook een Treurdier).
Bezoekers kregen achteraf van de Leidse Schouwburg, waar het weglopen plaatsvond, netjes een charmante mail met uitleg: „Omdat theater écht is, met echte acteurs op het toneel en met echte mensen in de zaal, is geen enkele voorstelling hetzelfde. Maar de voorstelling van zaterdag was extra bijzonder. Circus Treurdier castlid Jan-Paul Buijs werd namelijk tijdens de voorstelling weggeroepen, omdat de bevalling van zijn vrouw was begonnen: de weeën waren gestart. Op stel en sprong, terwijl ze op het toneel stonden, is er knap en creatief geïmproviseerd en is Jan-Paul in allerijl vertrokken. Dit was dus géén onderdeel van de ‘gewone’ voorstelling. ’s Nachts is hun zoontje gezond geboren!”
Lelijkste ervaring van het jaarDe te warme zaal
Alles kan perfect verlopen, van de koffie tot de voorstelling, maar een te warme, benauwde zaal verstiert alles. Je kan niet meer denken, je kan niet meer kijken, je wilt alleen al je kleren uittrekken. Twee keer gehad dit jaar, in de schouwburg van Theater Rotterdam en in Theater Kikker in Utrecht. Jaren geleden kreeg ik van ITA na een soortgelijke avond een sorry-mailtje. Dat was netjes. Hint…
Gimmick van het jaarToneelrook
Toneelrook was de crispy chili oil van dit theaterseizoen: theatermakers smeerden hun rookwolkjes bijna overal overheen.
Wat zegt de liefde voor de rookmachine? Is het een verlangen te ontsnappen aan de wereld, aan het realisme dat theater aankleeft? Misschien. In eerste instantie is toneelrook gewoon een handzaam ‘decorstuk’: witte nevel suggereert de dauw van de ochtend, de ijle nevel op het land, de koude mist in de stad.
Maar met rook kun je ook een ander, magisch universum oproepen. Holly Goosebumps van Ada Ozdogan speelde zich af in een mythische wereld en die creëerde ze met nauwelijks licht en volop slierten damp.
Maar rook kan zo veel meer. In symbolische zin kun je het zo gek niet bedenken of het kan kloppen. Projecteer 1977 op de muur, blaas rook het decor in, en voilà, die schemerige wereld slingert ons terug in de tijd. Rook is het verglijden van uren, de ongrijpbaarheid van de mens, de fictie waarmee personages zijn gecreëerd. Geen voorstelling produceerde meer rook dan Anatomy of a Suicide van Lenz: over de vloer dreef continu een rooktapijtje. De rook kon je koppelen aan het kettingroken van de depressieve hoofdpersoon Carol, maar je kon het ook opvatten als de mist in haar hoofd.
Zelfs afgelopen weekend was het weer raak. In De seizoenen van Het Nationale Theater spreekt God, of althans een Stem van Boven, met een paar flinke rookstoten. Geestig gedaan.
Begrijpelijk is het wel, die liefde voor rook. Theater wordt weer een beetje toveren, op een gezellige, ouderwetse manier. Heel fijn, op zijn tijd.
‘Anatomy of a suicide’ van LENZ en Frascati Producties. Foto Bart Grietens
Tv-opnames, documentaire en theater lopen op onnavolgbare wijze door elkaar in deze superieure satire over oppervlakkigheid in de kunst en de botsende ego’s van de makers.
2. Cadela Forca Trilogy – The Brotherhood, door Carolina Bianchi y Cara de Cavalo
Prettig grillig, ongrijpbaar en verrassend grappig onderzoek naar de oorsprong van vrouwenhaat in de samenleving, met talloze feiten en voorbeelden van fysiek, seksueel en psychologisch geweld tegen vrouwen.
3. Nachtwacht, door NITE, regie Guy Weizman
Visueel spektakel rond het ziekbed en vervolgens het stervensuur van een oude man. Zo mooi kan doodgaan eruitzien.
4. F*ck Lolita, door Het Zuidelijk Toneel, regie Silke van Kamp
Scherpe monoloog, fantastisch gespeeld door Keja Klaasje Kwestro, over de seksualisering van het romanpersonage van Nabokov en in het verlengde daarvan alle jonge meisjes.
5. Op Grond van Leven, door Blauwdruk
In deze bruisende komedie verwerkt het collectief knap de wooncrisis tot een intelligente denkoefening over grondbezit, in een poëtische tekst vol krokante grappen.
6. Wendy Pan, door Circus Treurdier
Doorzichtige theatereffecten, olijke misverstanden en opzettelijke karikaturen, in een verhaal over schuld, neergezet met droogkomische, absurde dialogen.
7. Ocean Breeze, door NITE, regie Mart van Berckel
Plotloos, maar razendspannend theater over de helletocht van een vrouw met een chronische ziekte
8. Dear Frail Male, door Just van Bommel / Frascati Producties
Indrukwekkende, autobiografische monoloog over straatintimidatie en de vraag wat daders bezielt.
9. Stepping Stones, door Orkater, regie Geert Lageveen
10. Antigone, door Het Nationale Theater, regie Nina Spijkers
Alle acteurs floreren in deze tragedie die razendknap een balans vindt tussen komisch spel en drama.
Beste acteur in een hoofdrol
Carolina Bianchi in The Brotherhood (Carolina Bianchi)
Jack Wouterse in Nachtwacht (NITE)
Keja Klaasje Kwestro in F*ck Lolita (Het Zuidelijk Toneel)
Daniël Kolf in De dood van Benny Simons (Orkater/ Shady El-Hamus)
Naomi Velissariou in Hardkoor (Theater Utrecht/ Nederlands Kamerkoor)
Beste acteur in een bijrol
Yela de Koning in Moeder Courage (Het Nationale Theater)
Gillis Biesheuvel in Holly Goosebumps (Het Zuidelijk Toneel)
Fjodor Jozefzoon in Stepping Stones (Orkater)
Justus van Dillen in Cloaca (Dronken mensen)
Maartje Remmers in The Almighty Sometimes (Theater Oostpool)
Beste nieuwe toneeltekst
The Brotherhood door Carolina Bianchi
De sitcom door De Hoe
F*ck Lolita door Annet Bremen
Op Grond van Leven, door Tijn Panis, Romijn Scholten, Bram Walter
Wendy Pan, door Jan-Paul Buijs, Ellen Parren, Peter van Rooijen
Cabaret Top-5
(Door Jelle Brumsen)
1. Tim Fransen – Onbekommerd
Schitterende voorstelling over de kracht en valkuilen van onbezorgd vermaak. Leven met álleen de realiteit is volgens Fransen onleefbaar, maar het tegenovergestelde voert je evenzeer richting het ravijn.
2. Remko Vrijdag – Vrijdag Doemsdag
Vrijdags solodebuut is een bijzonder vermakelijk cabaretesk toneelstuk over iemand die in gedwongen isolement langzaam krankzinnig wordt. Het resultaat is komisch, origineel en actueel.
3. Yentl en de Boer – Rekhalzen
Geweldige liedjesvoorstelling over het moment in een leven waarop je alles hebt waar je van droomde. Maar krijg je vervolgens vanzelf een happy end? Nee, aldus dit fijnbesnaarde én sarcastische duo.
4. Henry van Loon – Keanu
Erg grappige demonstratie van hoe wilde fantasieën verrassend functioneel kunnen zijn. Bijvoorbeeld wanneer je je in een ongemakkelijke situatie bevindt. In Van Loons geval: een talkshow.
5. Jan Jaap van der Wal – Mijn vlakke land
Een van ’s lands beste stand-uppers, inmiddels woonachtig in nieuwe liefde Vlaanderen, keerde voor één seizoen terug naar zijn ex. Een weerzien dat smaakte naar meer.
Dans Top-5
(Door Francine van der Wiel)
1. Il cimento dell’armonia et dell’invenzione van Anne Teresa De Keersmaeker en Radouan Mriziga.
Vier dansers roepen de sfeer van de vier seizoenen (ja, die van Vivaldi) op in een prachtige mix van pure abstractie en mimetische natuurreferenties, afgemeten dansfrasen, kraakheldere tapdans en relaxte breakdancesolo’s.
2. Guintche door Marlene Monteiro Freitas
In haar doorbraaksolo blijft de Kaapverdische danseres en choreografe een fascinerend, ongrijpbaar wezen, voortdurend transformerend van mens, naar carnavalesk figuur, naar dier, naar automaat.
3. Typhoon van Krisztina de Châtel door Introdans
Onverdroten gaan vijf dansers de strijd weer aan tegen de stormkracht van drie reusachtige windmachines, waarmee ze een ontroerend portret schilderen van veerkracht en verzet.
4. Told by my mother van Ali Chahrour
Ontroerende onopgesmukte impressie in dans, muziek en zang van de rauwe pijn, maar ook de kracht van (Libanese) moeders die hun zoons zijn verloren door oorlog en geweld.
5. Jewels van George Balanchine door Het Nationale Ballet
Het gezelschap steekt over de hele breedte in uitstekende vorm, maar met name het duet in Diamonds, gedanst door Olga Smirnova en Jacopo Tissi, is werkelijk onaards en bloedstollend mooi.
Musical Top-5
(Door Elisabeth Oosterling)
1. Dear Evan Hansen door MediaLane en Theateralliantie
Deze musical overrompelt door wendingen, prachtige composities en een sterke cast, aangevoerd door talent Ward van Klinken.
2. Elisabeth door Albert Verlinde Theater, Senf Theaterpartners en JK Theater
Deze duistere ‘remake’ van de bekende musical over keizerin Sisi zindert van het toneel door talent Danique Dusée, een vocaal superieure Milan van Waardenburg en William Spaaij als lekker nonchalante gids.
3. Frozen door Stage Entertainment
Kleurrijk, humoristisch, ronduit spectaculair – Frozen is op en top Disney mét een Nederlandse topcast.
4. Onze Jordaan door TEC
Misschien wel dé verrassing van dit musicalseizoen, in regie van Diederik Ebbinge: sprankelend, grappig en met fijne composities.
5. The last five years door Nanoek
Een intieme voorstelling met drie performers die (vocaal) floreren in een mooi minimalistisch toneelbeeld.
Die negen levens van een kat, Ozzy Osbourne lacht erom. Niemand verbaast zich er méér over dat hij nog leeft dan hijzelf. De Prins der Duisternis, frontman van Black Sabbath en mede-uitvinder van heavy metal leek rond de eeuwwisseling al weinig meer waard, toen hij mompelend door realityshow The Osbournes schuifelde – „Shaaarooon! Fookin’ hell”. Hij had het tegen die tijd al verdomd lang volgehouden, vond hijzelf. Een BBC-journalist vroeg hem, vlak voor het (toen ook al) allerlaatste Black Sabbath-concert in 2017 of hij zich onsterfelijk voelde. „Nee!”, antwoordde hij resoluut. „Dat ik nog leef is puur geluk!”
De nu 76-jarige Brit bleef het volhouden. Er kwam in 2013 nog een Black Sabbath-album (13), hij maakte een plank vol soloplaten en ging op afscheidstour met de briljante naam No More Tours 2. Zolang het nog ging, ging het nog.
Tot zijn crazy train begon te sputteren. Die tour kon hij niet afmaken. Eerst de coronacrisis, en vervolgens omdat hij bij een ongeluk met een quad in zijn achtertuin zijn nekwervels had beschadigd, wat na talloze operaties en stamcelbehandelingen niet goedkwam. Vooral omdat hij nóg eens was gevallen, op z’n Ozzy’s: hij dook in het donker niet op maar náást zijn bed en landde plat op zijn gezicht. De metalen platen die aan weerszijden van zijn ruggenwervel waren geplaatst na het quadongeluk, waren losgekomen met botsplinters en laesies tot gevolg. Bovendien bleek hij niet, zoals Ozzy zelf dacht, nog altijd last te hebben van een buitengewoon zware kater, maar van Parkinson. Het is inmiddels zo zwaar, zei hij onlangs in The Guardian, dat hij regelmatig bij het naar bed gaan, hoopt niet meer wakker te worden.
Maar zijn vrouw Sharon bedacht iets om voor wakker te worden: een waardig afscheidsconcert, Back to the Beginning, in het Aston Villa-stadion in zijn geboortestad Birmingham. Hij staat er met solowerk én de originele line-up van Black Sabbath, voor het eerst in twintig jaar, en voor het laatst. En om ze uit te zwaaien is er een ‘voorprogramma’ met onder meer Metallica, Slayer, Tool, Guns n’ Roses, Pantera en Judas Priest. Allemaal acts die zelf arena’s of stadions kunnen vullen, maar die niet zouden bestaan zonder Ozzy en Sabbath, en dus graag onder hem op de poster staan. Het is alsof ze hem de voorlaatste eer bewijzen. Een metal-herdenking met de gastheer nog in leven.
Loodgieter
Die gastheer komt van ver. John Michael ‘Ozzy’ Osbourne, geboren op 3 december 1948, was een nerveus, hypochondrisch kind. Zo’n kind dat niet op de randen tussen de tegels durfde te staan, omdat z’n moeder dan dood zou gaan. In het kleine huis in Aston, Birmingham, waar hij met zijn ouders, drie oudere zussen en twee jongere broers opgroeide, ontbrak altijd iets. Riolering bijvoorbeeld, en warm water. Vaak ook een voedzame maaltijd. Voor schoenen was geen geld, en ook niet voor wc-papier. De Osbournes veegden af met stukjes krant.
Ozzy dacht zijn geld te gaan verdienen in een fabriek, want op school bakte hij er niets van en zijn eerste baantjes – slager, loodgieter, tester van autotoeters (echt waar) – kon hij niet langer dan een paar weken vasthouden. Hij bleek beter in de clown uithangen, vechten en stelen, en zat nog voor zijn achttiende een paar weken achter de tralies. „Ik voelde me een geboren loser”, schreef hij in zijn autobiografie I Am Ozzy (2009). En later: „Veel kids belandden in de criminaliteit. Ik ook, maar ik was er gewoon niet zo goed in.”
Muziek bood een uitweg. Met buurtgenoten Tony Iommi, Bill Ward en Geezer Butler vormde hij de Polka Tulk Blues Band, later omgedoopt naar een obscure Italiaanse horrorfilm uit 1963: Black Sabbath. In februari 1970 kwam hun titelloze debuut uit, op vrijdag de dertiende. Hun looiige, slepende heavy sound kreeg een duistere horrorsaus dankzij de occulte teksten met de neusfluitstem van Osbourne. Het album Black Sabbath verkocht dat jaar meteen een miljoen exemplaren. En die duistere sound, gebouwd op de unieke riffs van Iommi, die een paar vingerkootjes miste, werd een blauwdruk voor alle heavy metal die erna kwam.
Lees ook
Black Sabbath-gitarist Tony Iommi: ‘Eenvoud is de oorsprong van alles’
Binnen zeven maanden volgde Paranoid, en elk jaar daarna een nieuw album met telkens groter succes. Parallel daaraan stapelden de verdovende middelen zich op. Osbourne dronk zo onwaarschijnlijk veel, dat alleen coke hem bij bewustzijn hield. En vervolgens kwam de speed. En hoestdrank. Lsd. Quaaludes. Lijm. Rohypnol. Als je er high van kon worden, propte hij het in z’n neus. Het verpestte zijn huwelijk met Thelma Riley, met wie hij twee kinderen kreeg, Jessica en Louis. Hun geboortes kan hij zich niet herinneren.
Hij maakte zichzelf ook onmogelijk in Black Sabbath, dat hem in 1979 de laan uit stuurde. „Ik vond Black Sabbath veel te serieus”, zei hij later. „Ik ben geen serieuze zanger, ik ben een frontman die het publiek wil vermaken.” Maar de breuk raakte hem, en hij sloot zichzelf op in een waas van drank en coke. Tot hij uit zijn misère werd getrokken door de dochter van Sabbath-manager Don Arden, Sharon. Zij moedigde hem aan om zijn eigen band op te richten. In 1981 bracht hij soloplaat Blizzard of Ozz uit, met veel zorgelozere heavy metal dan de doem van Black Sabbath, en met een frontman die het publiek vermaakte.
Ozzy Osbourne bij een optreden in 2022.
Foto David Davies/PA Wire/Sports Inc
Duiven
Zijn gedrag was niet enkel nog problematisch, het werd ook goeie reclame. Zo had Sharon bedacht dat Osbourne bij een bijeenkomst over een Amerikaans platencontract twee duiven zou loslaten, als vredesteken. Osbourne verveelt zich, en trekt een van de dieren tevoorschijn. „Oh schattig!”, zegt de vrouw naast hem nog, voordat hij als een wilde de kop van de duif afbijt en in haar schoot spuugt. Een van de mannen in pak gaat over zijn nek, de vrouw raakt in totale paniek. Sharon was pragmatisch: „Hier gaat de pers van smullen.”
Het meest infameuze moment in Osbournes carrière vond plaats in 1981, als iemand tijdens de Diary of a Madman-tour in Des Moines een vleermuis het podium op gooit. Rubber, denkt Osbourne, als hij zijn tanden erin zet en de kop eraf rukt. Geen rubber, het bloed loopt hem over de kin. De rest van de tour krijgt hij in elke stad waar hij komt een injectie tegen hondsdolheid. Voor de fans kon de maniakale ‘Prince of Darkness’ niet meer stuk. En ook niet voor Sharon, ze trouwen snel en krijgen drie kinderen: Aimee, Kelly en Jack.
Na de dood van gitarist Randy Rhoads in een bizar vliegtuigongeluk, waarbij de tourbus waarin Osbourne lag te slapen zelfs werd geraakt, belandde hij in een afkickkliniek. Daar werd het hem duidelijk hoeveel problemen hij naast zijn verslavingen had. Een minderwaardigheidscomplex, vertrouwensproblemen, obsessief-compulsieve stoornis, ADHD. Zijn oplossing: nog meer verdoven.
In de lift poepen
De verhalen over zijn uitspattingen worden steeds wilder. Tijdens een beruchte tour met Mötley Crüe zou Ozzy in een hotel een lijntje mieren hebben opgesnoven (vereeuwigd in de film The Dirt), om eerst zijn eigen pis van de grond te likken en vervolgens in de lift poepen. Hij gooide graag tv’s uit hotelramen, hij vermoordde in een trip al zijn zeventien katten, hij surfte op het dak van een kabelbaan, en werd stomdronken uit concentratiekamp Dachau gegooid.
Zijn gedrag werd steeds treuriger. Hij begon in zijn broek te poepen, plaste in bed, en hij gedroeg zich als een eikel tegen zijn kinderen. Niets kon hem van zijn verslavingen afhelpen, tot hij in 1989 in een cel wakker werd omdat hij had geprobeerd Sharon te wurgen, en hij verplicht moest afkicken.
Hij vond toch nog een nieuw publiek toen MTV een reallife soap rond zijn gezin startte: The Osbournes, die liep van 2002 tot 2005. Het bracht de zanger nieuwe, ongekende roem, ook al was hij bij dat jonge publiek vooral bekend als stamelende, trillende metal-opa. En ook al was hij muzikaal niet zo sterk meer, met z’n laatste soloplaat won hij nog twee Grammy’s.
Maar nu komt er toch struikelend een einde aan de moeilijk te overschatten, invloedrijke carrière van Ozzy Osbourne, met een knallend afscheid. Als hij het haalt. In de aanloop naar het concert wordt vijftien keer per dag zijn bloed gecheckt, en is er constante hartmonitoring. „Ik bereid me voor op het ergste, en hoop op het beste”, zei Maynard James Keenan van Tool. Misschien, zo speculeren fans, wordt het wel zijn dood. Zou erg Ozzy zijn: shockerend, theatraal, morbide en rock ’n roll. Maar gezien hij tegen alle natuurwetten in überhaupt zo ver is gekomen, kan hij ook gewoon honderd worden. En áls het misgaat met hem, sterft hij dan echt? Op zijn laatste album zong hij: „Bury me down below, but I’ll never die ’cause I’m immortal!”
‘Het ziet er hier echt heel anders uit.” Ik weet nog dat ik als kind voor het eerst bewust een grens overstak, en vanaf de achterbank van de auto hoopte dat alles anders zou zijn. Ander land, andere lantaarnpalen, andere wegwijzers, andere planten en dieren. En zag ik daar niet een heuvel? België was echt volkomen anders dan Nederland, 1 meter van de grens.
Zes jaar en al geïndoctrineerd met de natiestaat. Eén volk, één rijk – we weten hoe dat afloopt… En toch blijft het idee maar ideaal. Zo dacht ik als kind ook dat Amsterdam precies in het midden van Nederland lag, ongeveer naast Soest. De hoofdstad van een land moet daar eigenlijk liggen, niet alleen volgens zesjarigen, als dat niet zo is wordt er nog weleens een gesticht, zoals Brasilia in Brazilië en Abuja in Nigeria. Of een andere stad wordt hoofdstad, zoals Ankara in plaats van Istanbul in 1923 de hoofdstad van Turkije werd. Veel dichter bij het midden van de nieuwe republiek, op weg naar het Soest van Turkije.
Maar terug naar de grens. Dat de wereld is opgedeeld in landen en dat al die landen grenzen hebben, lijkt een natuurlijk fenomeen, zoals veel diersoorten nu eenmaal hun territorium afbakenen en verdedigen tegen indringers. Sommige dieren doen dat inderdaad, zoals het roodborstje en de tijger. Andere niet.
Grenzen lijken steeds ondoordringbaarder te worden. In plaats van slagbomen staan er nu vaak muren en hekken; hoewel de beroemdste al duizenden jaren oud zijn – de Chinese muur, de muur van Hadrianus –, zijn veel grensmuren juist pas in dit millennium gebouwd, met het Amerikaanse hek tussen de Verenigde Staten en Mexico en de Israëlische muur tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever als bekendste voorbeelden.
Schrale, schrale, schraalste troost: sommige muren zijn tijdelijk gebleken. De Berlijnse Muur heeft maar 28 jaar gestaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liep er op de grens van Nederland en België een ‘dodendraad’, een door de Duitsers aangelegde Grenzhochspannungshindernis, die vluchtelingen, spionnen en Duitse deserteurs moest tegenhouden. Die was er drie jaar.
Zullen we de landbouw maar weer de schuld geven? En de cartografie? Sinds de agrarische revolutie, omstreeks 12.000 jaar geleden begonnen, werd het bezit van land voorstelbaar en inderdaad, de vroegste grenzen die historici hebben kunnen vinden, liepen in gebieden die de landbouwrevolutie al vroeg doormaakten: Mesopotamië en Egypte. Op de meer dan 4.000 jaar oude Stele van de Gieren, gevonden in wat nu Irak is (en nu in het Louvre in Parijs) wordt het eerste grensconflict tussen twee staten beschreven. Op een grenssteen uit Egypte (nu in Berlijn) van een paar eeuwen later laat een farao weten dat Nubiërs niet welkom zijn in zijn rijk. Waarmee zeker niet gezegd is dat de komst van de natiestaat onvermijdelijk was. Blijf lezen in The Dawn of Everything. A New History of Humanity, waarin David Graeber en David Wengrow die boodschap blijven herhalen. Er waren altijd alternatieven; er blijven altijd alternatieven mogelijk.
Die grenzen moeten we ons nog niet voorstellen als een lijn door een landschap, dat idee kwam pas op na vernieuwingen in de cartografie, waardoor de wereld gelezen kon worden als een tekening. Waar grenzen in Europa soms nog logisch leken door het volgen van rivieren of gebergtes, werd dat idee bij de Europese verdeling van Afrika in 1885 geheel losgelaten.
Van de absurd rechte lijnen op de kaart van Afrika dwaal ik af naar Fazanteneiland, een eilandje in een rivier die de grens vormt tussen Frankrijk en Spanje. De Fransen en Spanjaarden sloten op dit eiland in 1659 het Verdrag van de Pyreneeën. Voor dit verdrag werd een aantal grenzen fiks verschoven; sommige Spaanse gebieden waren opeens Frans, en andersom. Behalve Fazanteneiland. Dat wordt sindsdiende ene helft van het jaar bestuurd door Frankrijk en de andere helft door Spanje. Helaas wonen er geen mensen.