Rock Daniel Romano speelt in de Amsterdamse Melkweg verzengende gitaarsolo’s en schakelt zonder pauze van de ene naar de andere prachtsong. De volle drie kwartier, want langer hoeft deze muzikale krachtsexplosie niet te duren.
Het Canadese rockcircus Daniel Romano’s Outfit is volledig self-supporting. Zangeres Julianna Riolino, een van de troeven van Romano’s platenlabel You’ve Changed, verzorgt een explosief voorprogramma in de Amsterdamse Melkweg. Ze zingt als een ontketende countryzangeres met een soul-tic; half Dusty Springfield, half (witte) Tina Turner. Gitarist is Daniel Romano zelf, in een dienende rol naast de fantastische zangeres.
De 38-jarige Daniel Romano is een meester van de transformatie. Hij begon als folkzanger en maakte in 2012 het country-album Come Cry With Me, waarop hij zich tooide met cowboyhoed en zong met een snik in de stem. In de tussenliggende jaren reïncarneerde hij als beatnik, punkzanger en frontman van een James Brown-achtige soulrevue. Anno 2023 is hij een rocker pur sang.
Podiumzweet
Als hoofdact doet Romano er, gehuld in een lila cape, nog een schepje bovenop. Als een menselijke tornado stormt hij over het podium en zingt hij met nasale stem zijn minder-dan-drieminutensongs. De zwarte Rickenbackergitaar speelt hij bijna achteloos vingervlug, soms met Pete Townshend-achtige uithalen. Zijn muziek is powerpop van de meest dynamische soort met echo’s van The Who, The Knack en The Small Faces.
Als Daniel Romano niet de grootste nog levende rocker ter wereld is, wie dan wel? De vergelijking met Prince dringt zich op: hij zingt smachtend, dirigeert zijn band, put uit een enorm zelfgeschreven oeuvre, speelt verzengende gitaarsolo’s en schakelt zonder pauze van de ene naar de andere prachtsong met een onweerstaanbaar ritme. De volle drie kwartier, want langer hoeft deze muzikale krachtsexplosie niet te duren, wordt hij geflankeerd door zangeressen Julianna Riolino (zij weer) en Carson McHone. Totdat de laatste (mevrouw Romano) haar plek als leadzangeres opeist in het driestemmige ‘Hawks Don’t Share’. Romano maakt het af met het naar harcorepunk neigende ‘That’s Too Rich’. Even later rolt hij, nog druipend van podiumzweet, de snoertjes op.
In Sint-Catharinadal in het Brabantse Oosterhout wonen tien ‘zusters norbertinessen’. Samen vormen ze de oudste kloostergemeenschap die onafgebroken heeft voortbestaan – Norbertinessenklooster Sint-Catharinadal werd gesticht in 1271. Elke dag tijdens de avonddienst herdenken de tien zusters in hun kerk de ooit op die dag overleden zusters.
Als je buiten de diensten de kerk binnenwandelt, kom je de zusters niet tegen. Wel zie je Vincent de Boer (1988), de grafisch kunstenaar kalligrafeert op een brede, meters lange rol papier de namen van alle gestorven zusters. ‘Zr Maria Paridaens 1533’, schrijft hij net – hij is intussen vijf dagen bezig – in letters die zo uit een middeleeuws manuscript zouden kunnen komen. Ook lijkt hij zelf te werken als een monnik uit die voorbije tijd: ritmisch, zwijgend, toegewijd.
„Door urenlang een repetitieve handeling uit te voeren, kom ik dicht bij de splitsing van materie en nonmaterie, het biedt mij verlichting”, zegt hij erover in het boekje dat je meekrijgt als je de kunstbiënnale bezoekt waarvan hij deel uitmaakt.
h3h heet deze, dit jaar voor de vierde keer georganiseerde, biënnale, waarbij ‘h3h’ staat voor Heilige Driehoek. Die naam is in de volksmond gegeven aan deze bijzondere plek, waar drie nog actieve kloosters naast elkaar bestaan. Behalve Sint-Catharinadal zijn dat de Sint-Paulusabdij en de Onze Lieve Vrouwe Abdij, kloosters voor respectievelijk de Chemin Neuf-gemeenschap en zusters benedictinessen. Ruim een eeuw geleden vertrokken die door antiklerikale wetgeving uit het Franse Wisques naar Oosterhout.
Twintig internationale kunstenaars doen mee, velen hebben speciaal voor de biënnale nieuw werk gemaakt. Zij zijn komen kennismaken, en praten over hun soort kunst, met de broeders en zusters. Curator Nanda Janssen – zelf logeerde ze de afgelopen anderhalf jaar regelmatig een week in een van de kloosters – vroeg het hun. Ze zegt: „We zijn samen op zoek gegaan naar waar kunst en religie elkaar raken.”
Grafisch kunstenaar Vincent de Boer kalligrafeert op een brede, meters lange rol papier de namen van alle gestorven zusters van Sint-Catharinadal.
Foto Peter Cox
‘Silence dense’, sculptuur in de vorm van een kalebas onder een oude kerkklok. In de kalebas, van Shivay La Multiple, zit wijn uit de wijngaard van Sint-Catharinadal.
Foto Peter Cox
De toegangspoort van de ommuurde, gewoonlijk voor publiek afgesloten kloostertuin is nu open. Op de door haar met zink beklede deuren heeft de Franse kunstenares Jenna Kaës (1987) een gedicht gegraveerd van de 13de-eeuwse mystica Hadewijch.
Foto Peter Cox
Verstilling
Het resultaat: kunstwerken in een kerk, in tuinen, in schuren, langs paden, op muren en in kassen die allemaal op een eigen manier verstilling oproepen, als echo’s uit het verleden die contact hebben gemaakt met het heden. Soms gebeurt dat expliciet, zoals bij de gekalligrafeerde namen van de overleden zusters. Of, minder letterlijk maar wel in christelijke beeldtaal, bij de toegangspoort van een ommuurde, gewoonlijk voor publiek afgesloten kloostertuin.
Op die nu opengezette, door haar met zink beklede deuren heeft de Franse kunstenares Jenna Kaës (1987) een gedicht gegraveerd van de 13de-eeuwse mystica Hadewijch. De letters staan rond een met sterren afgezet, langwerpig vlak dat, mede door het gebruik van stukken spiegelend zink, een tweede toegangspoort lijkt, nu naar leegte en oneindigheid. Je krijgt het gevoel erin te verzinken, wat wellicht de bedoeling was van de zusters: zij waren het die op verzoek van de kunstenares het gedicht van de mystica uitzochten.
Je komt bij de poort na een wandeling over een pad dat twee kloosters verbindt. Wanneer je over dat pad loopt, hoor je muziek die lijkt te komen uit de bomen aan weerszijden. The Homeless Wanderer of Evening Breeze heten de pianoliedjes van de Ethiopische Emahoy Tsege Mariam Gebru (1923-2023). Begonnen als zangeres aan het hof van keizer Haile Selassie, overleed ze als zuster (emahoy betekent vrouwelijke monnik) in een Ethiopisch klooster in Jeruzalem. De muziek is tegelijk melancholisch en sprankelend, misschien zoals haar leven, misschien zoals het leven zelf.
‘Duin der dagen’ van Inge van Genuchten: een stellage waaruit een dunne straal zandkorrels naar beneden stroomt. Als bij een zandloper, alleen komt er geen eind aan de straal. Het zand zit in een silo en zal de komende weken een steeds hogere berg vormen.
Foto Peter Cox
Dunne straal zandkorrels
Hoe langer je rondloopt over het terrein, hoe meer je beseft dat de kunstwerken je laten stilstaan bij waarden als bezinning, innerlijke rust, het verstrijken van tijd. Dat begon al meteen na binnenkomst in een boerenschuur – de pachtende boer heeft hem tijdelijk afgestaan – met daarin een stellage waaruit een dunne straal zandkorrels naar beneden stroomt. Als bij een zandloper, alleen komt er geen eind aan de straal: je kunt de stellage niet omkeren. Duin der dagen heet de installatie van Inge van Genuchten (1988). Het zand zit in een silo en zal de komende weken een steeds hogere berg vormen in de schuur.
Er zijn associaties met ambachten die werden (of worden) beoefend door de broeders en zusters. Het kalligraferen is er een voorbeeld van, maar ook de vijf medaillons van metaaldraad aan een kloostermuur door de Franse Armel Barraud (1979). Ze zijn fijntjes en fragiel als kantklos, als je niet oplet kun je er zomaar aan voorbijlopen. Zie je ze wel en kijk je, dan ontwaar je bloemen en planten, vleugels van engelen, handen die elkaar vasthouden. Contemplations heten ze, overdenkingen.
Er is ook heftige kunst. Zoals de schilderijen van de Oostenrijkse Ceija Stojka, opgehangen in de processiegang van Sint-Catharinadal. Ceija Stojka (1933-2013) overleefde als Romameisje drie concentratiekampen. Haar naïeve, kleurrijke schilderijen zijn levenslustig – vrolijke mensen bij woonwagens, kleurrijke landschappen – maar er zijn ook Dunkle Bilder: spoorlijnen, hakenkruizen.
En er is vrolijke kunst, zoals de met gekleurd glas, glazen kralen en kleine schelpen versierde sculptuur in de vorm van een kalebas, die ligt onder een oude kerkklok. In de kalebas, Silence dense door Shivay La Multiple (1993), zit wijn uit de wijngaard van Sint-Catharinadal (de flessen zijn te koop in de kloosterwinkel en de webshop).
De kunstwerken, krijg je het gevoel, kloppen met het leven en werken in de kloosters. En ja, dat was precies de bedoeling. Curator Nanda Janssen: „We hebben geprobeerd elkaar te leren kennen. Kunst en religie proberen allebei betekenis te geven aan onze plek onder de zon, aan wat het is om mens te zijn.”
Lees ook
Kan kunst hoop bieden, of blijft toch altijd de wanhoop over?
Vlak na de wereldpremière van Study for life (1981) voor sopraan, elektronica en licht kreeg Kaija Saariaho bericht van de erven van de Amerikaanse Brit T.S. Eliot: ze had een fragment uit Eliots apocalyptische gedicht ‘The hollow men’ gebruikt, en de dichter had het toonzetten van zijn teksten expliciet verboden. Dus lag Study for life vervolgens decennia op de plank. Maar nu vormt het werk toch het vertrekpunt voor een interdisciplinaire hommage aan Saariaho door choreograaf Tero Saarinen en ensemble Asko|Schönberg. De voorstelling Study for life ging 24 juni in première in het Amsterdamse Muziekgebouw, als onderdeel van het Holland Festival.
Op papier staat dit eerbetoon als een huis. Saariaho (1952-2023) geldt met haar iriserende klankpalet als een van de boeiendste componisten van onze tijd. Study for life was haar eerste poging tot muziektheater en plaatst haar oeuvre bovendien mooi in een kader: een vroeg ‘verloren’ werk dat ze kort voor haar dood bewerkte. In 2018 kreeg Saariaho (inmiddels wereldberoemd) namelijk alsnog toestemming Eliots fragment te gebruiken en maakte ze een nieuwe versie, die in 2022 in première ging.
Toch kwam de voorstelling moeizaam op gang. Dat lag deels aan de muziek: Study for life bevatte vlagen van kenmerkende lyriek, maar soms ook een knoestige logheid, en het verdronk te vaak in kitscherige galm. Het lag ook aan de zware, donkere choreografie van Saarinen. Op de spiegelzwarte vloer, omringd door tribunes, vormden musici en dansers in flakkerend hel wit licht grillige lichaamssculpturen en tableaus, waarbij ze getormenteerd in de verte tuurden. De vijf composities op het programma waren bovendien ingebed in een rauwe noise-soundscape van Tuomas Norvio, die in combinatie met stroboscooplicht een wat eendimensionale Berghain-annex-Onderwereld-sfeer opriep.
Pas toen cellist Sebastiaan van Halsema op een plat karretje het podium op was gereden voor de elektronisch vervormde cellosolo Petals ontstond er iets: frêle, dan weer bulderende cellolijnen kregen fijnzinnig weerwoord van twee dansers, die elkaar in een schrijnend duet als poppen bewogen. Ook erg sterk was de overgang van een verzameling individualistische, robotische of juist geëxalteerd-bezeten bewegingsroutines naar een collectief, Boukje Schweigman-achtig rondzwiepen.
De tweede helft van de voorstelling, waarin het aandeel live muziek flink toenam, vergaarde gaandeweg momentum. Sopraan Raquel Camarinha zong vervoerend in Quatre instants nr. 1, ‘Attente’, met een stralend helder en toch fluwelig warm geluid. De dansers duwden nog meer karretjes de vloer op, met daarop de rest van het ensemble, en Asko|Schönberg gaf een zinderende uitvoering van Lichtbogen. Terwijl een langgerekt grijzig geluid openbrak in alle mogelijke kleuren, hield een danser een karretje rechtop om een lichtbundel te breken: schitterend beeld.
Een vreemd en verrassend hoogtepunt was een duel tussen slagwerker Joey Marijs en een danser, die trommelden en wreven over een met contactmicrofoons uitversterkt karretje. Sopraan Camarinha kreeg niettemin het laatste woord in Quatre instants nr. 3, ‘Parfum de l’instant’: gevangen in een trechter van lichtend gaas, omzwachteld door een elektronisch floers, zong ze etherisch en glashelder. Zo ging de voorstelling van duistere zwaarte naar licht, maar helaas zonder dat die boog echt op spanning kwam te staan.
Als Daniel Glück zijn ogen sluit, draait de klok decennia terug. Hij ligt niet meer op zijn bed, omringd door verpleging of vrienden, maar stapt in een wereld in zwart-wit. Daar is het oorlog, zijn vader en hij gevangen achter prikkeldraad. Als Duitse Brit zit Daniel in een interneringskamp tijdens de Tweede Wereldoorlog. En dan opeens is hij weer in het nu en staat er iemand aan zijn bed.
Daniel is een van de centrale figuren in ‘De seizoenen, de theatermarathon’ van Het Nationale Theater die dit weekend in première ging op het Holland Festival. Regisseur Eric de Vroedt bewerkte de boekenreeks van de Schotse schrijver Ali Smith tot een voorstelling in vier delen, waarvoor je als theaterganger zo’n zeven uur in de schouwburg zit – inclusief drie pauzes.
Turbulentie
De boeken waarop ‘De seizoenen’ is gebaseerd, stammen uit de periode van 2016 tot 2020. Ze reflecteren op dat tijdsbestek: de turbulentie in de aanloop naar de coronapandemie, waarin het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie stapt en populisme meer en meer terrein wint. Het VK worstelt met immigratiestromen en racisme, ‘woke’ staat tegenover conservatievelingen. En onder alles dreunt het gevoel dat de geschiedenis zich herhaalt – iets dat ook blijkt uit de wilde sprongen door de tijd in de voorstelling.
In dit universum is Daniel als een planeet waar andere personages, als manen, omheen draaien. Het vierluik begint en eindigt bij hem. Hij is een oudere einzelgänger die naast de leergierige Elisabeth woont. Tussen hen ontstaat in het eerste deel – ‘Herfst’, gebaseerd op Smiths roman die de shortlist voor de Booker Prize terechtkwam – een innige vriendschap, terwijl de twee in leeftijd vele jaren verschillen. Daniel vertelt Elisabeth onder meer over de collages die een bevriende kunstenaar maakte – een associatieve bezigheid, iets dat ook de vertelstijl van ‘Herfst’ kenmerkt. De andere ‘seizoenen’ zijn chronologisch(er) en werken steeds toe naar een soort ontknoping.
Universum
In De seizoenen zijn actuele thema’s verwerkt in poëtische scènes. Droom en werkelijkheid stromen door elkaar. Denkbeeldige personages en hersenspinsels hebben een plaats naast wat je voor realiteit aanneemt in deze fictieve wereld. Dat begint al bij de aftrap van ‘Herfst’, als Daniel zich in een coma bevindt en het publiek wordt meegevoerd door zijn brein. Ook andere personages zien dingen die er niet zijn of praten met de stemmen in hun hoofd.
Door de veranderingen in tijd of plaats en de hoge tekstdichtheid vraagt De seizoenen heel wat van z’n toeschouwers. De personages hebben veel te vertellen en het is makkelijk de weg kwijt te raken in dit uitdijende universum. Wat helpt om de aandacht erbij te houden, zijn de wisselende theatrale stijlen die regisseur De Vroedt hanteert. Zo is ‘Herfst’ een trip die poëtisch heen en weer hopt, terwijl ‘Zomer’ een klassieker aandoend (gezins)drama is. Maar De Vroedt laat zijn acteurs ook in een film spelen, waarbij heden en verleden door elkaar lopen. De schouwburg is dan even een bioscoop, terwijl de spelers en een cameraman – grotendeels onzichtbaar achter het grote scherm – live hun (knap gechoreografeerde) scènes spelen. Dat soort keuzes verrassen en geven de lange performance kleur.
Lees ook
een interview met Eric de Vroedt: ‘Kunnen veranderen, durven veranderen, is het antwoord op de verrotte wereld van nu’
Subliem spelend
De scenografie van De seizoenen is op het eerste gezicht sober: een nagenoeg leeg toneelbeeld, één ruimte zonder attributen of kamers. Maar gedurende de voorstelling blijkt dit een ingenieus decor met houten muren, die neergelaten en weer gehesen worden, met videoschermen en projecties. Ook wisselt steeds de plek van de twee muzikanten die de voorstelling zonder traditionele instrumenten, maar met elektronica, van een indrukwekkende ‘soundscape’ voorzien. Op een lentedag sjirpen de vogels; als we inzoomen op vroegere tijden knarst het; piano-akkoorden of strijkers begeleiden kalme scènes.
En dan is er nog de sublieme cast. Acteur Hein van der Heijden speelt Daniel Glück als een levensgenieter die charmant door het leven dwarrelt, maar ook blijkt te worstelen. Daarnaast schitteren onder meer Mariana Aparicio, Joris Smit en Antoinette Jelgersma als verschillende personages. Aparicio speelt beveiliger Brit bijvoorbeeld lekker nonchalant, als zij in ‘Lente’ op roadtrip gaat met een activistisch schoolmeisje (leuke rol van Esther Scheldwacht) en heeft in ‘Winter’ de lachers op haar hand als de onaangepaste Lux, die moet doen alsof ze de vriendin van een van de personages is bij een kerstdiner.
Lijntjes
Het vertalen van Smiths boekenreeks naar het toneel is een ambitieus project, waarin De Vroedt uiteindelijk niet alle lijntjes laat samenkomen. In de fragmentarische kijkervaring trek je zelf je conclusies. Maatschappelijke kwesties zoals (het wegkijken van) racisme of milieuvervuiling, komen meermaals terug; er zijn verschillende perspectieven en – bewonderend – komen activisten en eigengereide figuren voorbij, maar De seizoenen is uiteindelijk een puzzel die je zelf moet leggen en waarbij de stukjes samen een veelkleurig beeld geven – afhankelijk van welk personage je naar de voorgrond van het podium duwt.