De mens bestaat, wilde kunstenaar stanley brouwn ons tonen. Dat lukte, zij het via een omweg

Op 37-jarige leeftijd besloot de beeldende kunstenaar stanley brouwn (Paramaribo 1935-Amsterdam 2017) om uit de openbaarheid te verdwijnen. Tot aan zijn dood heeft hij zich aan dit rigoureuze voornemen gehouden. Hij was van mening dat bio- en bibliografische informatie en afbeeldingen van hem en van zijn kunst in de weg zouden staan van het directe contact tussen de beschouwer en het werk en dus volledig moesten worden uitgewist.

brouwn, wiens naam zonder hoofdletters wordt geschreven, was gefascineerd, of geobsedeerd, door het meten en registreren van zijn voetstappen op de aardbol. Hiertoe gebruikte hij een stappenteller die hij in zijn jaszak hield. In 1971 omschreef hij zichzelf en zijn oeuvre in een interview met Betty van Garrel in NRC als „Man loopt op de planeet aarde”. Het Nederlandse museumpubliek kent zijn werk van een marmeren plaquette in de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum met de vermelding ‘beginpunt van een door stanley brouwn op 20 december 1984 gelopen afstand van 7 stappen’.

De kunstenaar streefde naar absolute stilte rondom zijn persoon en verbood de publicatie van biografische gegevens en van foto’s waar hij op stond afgebeeld. Ook verbood hij de publicatie van foto’s van zijn werk en van tentoonstellingen waarop zijn werk was te zien. Interviews gaf hij vanaf 1972 niet meer. Alle interpretaties van zijn werk wees hij af.

Weldadige afwezigheid

Het verbaast dus niet dat brouwn bij het grote publiek onbekend bleef. Maar ook in overzichtsboeken van conceptuele kunst ontbreekt vaak ten onrechte zijn naam. Hij is een van de belangrijkste en radicaalste vertegenwoordigers van de conceptuele kunst vanaf de jaren zestig. Tussen 1972 en 2002 deed hij mee aan vier Documenta-tentoonstellingen, hij vertegenwoordigde in 1982 Nederland op de Biënnale van Venetië en hij had tal van solotentoonstellingen in toonaangevende, internationale musea.

brouwn heeft gelijk dat informatie, in tekst en beeld, afleidt van het directe contact met het werk. Iets kan pas volledig worden begrepen wanneer het vertaald is in termen van de eigen ervaring. Dit is waar brouwn de bezoeker toe uitdaagt. Op de grote overzichtstentoonsteling in het Stedelijk Museum, de eerste sinds zijn overlijden, noodzaakt de weldadige afwezigheid van alle ruis, dat wil zeggen van alles wat niet onmiddellijk betrekking heeft op het werk, de bezoeker om geconcentreerd te kijken. Wie dat niet doet, zal niets zien of beleven. Voor wie wél de tijd neemt opent zich het wonderlijke universum van een man die zijn voetstappen telde en ons daarmee doordringt van de betekenis van het bestaan op aarde.

De tentoonstelling was eerder in Chicago, New York en Los Angeles te zien en kreeg vooral respons van kunstenaars. brouwn heeft in kunstenaarskringen, ook in Nederland, de status van cultfiguur.

In de expositie zijn de strenge regels van brouwn volledig gerespecteerd. Op de website van het Stedelijk is over brouwn dan ook niets te vinden. Er was geen opening, er is geen publicatie uitgebracht, geen persbericht, geen beeldmateriaal. Bezoekers moeten het doen met titelkaartjes en een bondige zaaltekst. De zaaltekst is gebaseerd op de door brouwn goedgekeurde tekst bij zijn laatste solotentoonstelling, in 2005 in het Van Abbemuseum. De kernzin (alles geschreven zonder kapitalen) is: „vanaf het begin van de jaren 1960 tot aan zijn dood in 2017 hield brouwn zich bezig met conventies en systemen voor het meten van ruimte, volume en afstand. dit deed hij met werken waarin hij gangbare, oude en zelfbedachte maateenheden gebruikte om de beweging van mensen door tijd en ruimte te meten en te registreren.”

brouwn registreerde zijn bewegingen en presenteerde ook fictieve metingen van afstanden tussen hem en de beschouwer van zijn werk. Meetinstrumenten en -eenheden hadden zijn warme belangstelling. De afstanden en metingen typte hij op witte kaartjes die hij archiveerde in grijze metalen archiefkasten.

Ook tekende hij met dunne, kaarsrechte potloodlijnen lengte-eenheden op vellen papier, of hij registreerde ze in sober vormgegeven boekjes die hij in beperkte oplagen liet drukken. Deze boekjes, die voor weinig geld bij zijn tentoonstellingen te koop werden aangeboden, waren voor hem als kunstwerk gelijkwaardig aan de andere werken. Vanaf de jaren zeventig hanteerde brouwn consequent hetzelfde tentoonstellingsconcept, waarbij de objecten op grijsgeverfde schragentafels, al dan niet in glazen vitrines, worden getoond.

In het Stedelijk stapt de museumbezoeker in een grotendeels lege ruimte, waarin langs de muren en in het midden de vertrouwde schragentafels en archiefkasten staan opgesteld. In de eerste vitrine aan de rechterhand liggen archiefkaartjes waarop brouwn het totaal aantal gezette stappen in verschillende steden ter wereld heeft getypt, van Oslo in 1972 en Dublin in 1974, tot Moskou in 1985 waarbij de stappen niet zijn ingevuld, gevolgd door nog zes lege kaartjes. Hier ligt ook een vroeg werk, een handgeschreven kaartje uit 1962, Amsterdam, met de tekst: „a walk through a grassfield exactly on the same line a – b every day during a full year a ———– b”.

Gaandeweg verlegde brouwn de aandacht van daadwerkelijk gelegde afstanden naar imaginaire afstanden en ruimten. „Op dit moment bedraagt de afstand tussen stanley brouwn en uzelf x voet”, staat op een kaartje uit 1996 (collectie Van Abbemuseum). In 2005 legde brouwn met smalle aluminium strips op de tafel een schaalmodel van „een imaginair vierkant van 14 x 14 voet”.

Lichamelijke aanwezigheid

Historische maateenheden kunnen sterk van elkaar afwijken. Tussen de el van Bremen (57,8 cm) en die van Lübeck (77,7 cm) zit 20 centimeter verschil. brouwn legde ze als metalen strips op tafel, ook zeven oude Nederlandse ellen, de kortste die van Nijmegen (62,2 cm) en de langste die van Middelburg (70,3 cm). Hij ontwierp ook zijn eigen maateenheden, de sb stap, sb el en sb voet. Hierdoor roept het bestuderen van zijn meet-verrichtingen sterk de lichamelijke aanwezigheid van de kunstenaar op.

Door zo strikt in de anonimiteit te leven werkte brouwn, bedoeld of onbedoeld, de mythevorming rond zijn persoon in de hand. De enkele foto’s die er van hem circuleren, met bril, vroeg kalend hoofd en lichte regenjas, krijgen een extra lading. Ook de weinige biografische gegevens worden betekenisvol. Ooit gaf brouwn les aan het vermaarde instituut Ateliers ’63, destijds nog gevestigd in Haarlem. Lesgeven kon het strikt genomen trouwens niet worden genoemd, de mensenschuwe en zenuwachtige kunstenaar wilde het liever niet hebben over kunst en ontvluchtte het gesprek zo snel mogelijk. Juist hierdoor liet hij een onuitwisbare indruk na op de deelnemers.

De vroegste werken op de tentoonstelling, de this way brouwns, zijn vermoedelijk door brouwn geantedateerd. Dit wordt toegelicht in een interview met de verzamelaar en galeriehouder Harry Ruhé dat is opgenomen in een binnenkort te verschijnen nieuw boek over brouwn door het Rijksmuseum, onder redactie van Julia Mullié. Een this way brouwn is de getekende weergave van een route van a naar b in een stad. brouwn vroeg een willekeurige persoon de weg naar een bepaalde locatie en liet de route uittekenen. Vervolgens eigende hij zich met een stempel de notatie toe als kunstwerk. Ruhé laat zien dat deze performatieve werken plaatsvonden in 1964, en niet in 1961, zoals ze de geschiedenis zijn ingegaan. brouwn was zeker niet de enige kunstenaar die in de jaren zestig zijn werk antedateerde. In een tijd waarin het maken van kunst verschoof van het expressieve schildersgebaar naar het verrichten van een handeling of naar de toepassing van voor de kunst nieuw materiaal (zoals plastic, spijkers enzovoort) was het zaak voor de kunstenaar om zich tijdig een bepaalde werkwijze toe te eigenen.

Vaak wordt het oeuvre van brouwn gezien als voorbeeld van het dematerialiseren van de kunst vanaf de jaren zestig. Maar de term dematerialisatie, ontstoffelijking, past niet bij zijn werk. brouwn probeerde juist met alle macht om voorbij te komen aan iedere vorm van taal. Het enige dat hij na wilde laten waren fysieke sporen en registraties van aanwezigheid, van een mens, kunstenaar of beschouwer van zijn werk, die zich oriënteert in de ruimte. Dit maakt zijn werk juist uitgesproken stoffelijk. Het enige dat hier telt is de realisatie: de mens bestaat. En brouwn bestond om ons dit duidelijk te maken.

Correctie: In een eerdere versie stond dat er binnenkort een nieuw boek verschijnt over brouwn, onder redactie van Julia Ruhé. Dat moet zijn Julia Mullié.