Op 37-jarige leeftijd besloot de beeldende kunstenaar stanley brouwn (Paramaribo 1935-Amsterdam 2017) om uit de openbaarheid te verdwijnen. Tot aan zijn dood heeft hij zich aan dit rigoureuze voornemen gehouden. Hij was van mening dat bio- en bibliografische informatie en afbeeldingen van hem en van zijn kunst in de weg zouden staan van het directe contact tussen de beschouwer en het werk en dus volledig moesten worden uitgewist.
brouwn, wiens naam zonder hoofdletters wordt geschreven, was gefascineerd, of geobsedeerd, door het meten en registreren van zijn voetstappen op de aardbol. Hiertoe gebruikte hij een stappenteller die hij in zijn jaszak hield. In 1971 omschreef hij zichzelf en zijn oeuvre in een interview met Betty van Garrel in NRC als „Man loopt op de planeet aarde”. Het Nederlandse museumpubliek kent zijn werk van een marmeren plaquette in de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum met de vermelding ‘beginpunt van een door stanley brouwn op 20 december 1984 gelopen afstand van 7 stappen’.
De kunstenaar streefde naar absolute stilte rondom zijn persoon en verbood de publicatie van biografische gegevens en van foto’s waar hij op stond afgebeeld. Ook verbood hij de publicatie van foto’s van zijn werk en van tentoonstellingen waarop zijn werk was te zien. Interviews gaf hij vanaf 1972 niet meer. Alle interpretaties van zijn werk wees hij af.
Weldadige afwezigheid
Het verbaast dus niet dat brouwn bij het grote publiek onbekend bleef. Maar ook in overzichtsboeken van conceptuele kunst ontbreekt vaak ten onrechte zijn naam. Hij is een van de belangrijkste en radicaalste vertegenwoordigers van de conceptuele kunst vanaf de jaren zestig. Tussen 1972 en 2002 deed hij mee aan vier Documenta-tentoonstellingen, hij vertegenwoordigde in 1982 Nederland op de Biënnale van Venetië en hij had tal van solotentoonstellingen in toonaangevende, internationale musea.
brouwn heeft gelijk dat informatie, in tekst en beeld, afleidt van het directe contact met het werk. Iets kan pas volledig worden begrepen wanneer het vertaald is in termen van de eigen ervaring. Dit is waar brouwn de bezoeker toe uitdaagt. Op de grote overzichtstentoonsteling in het Stedelijk Museum, de eerste sinds zijn overlijden, noodzaakt de weldadige afwezigheid van alle ruis, dat wil zeggen van alles wat niet onmiddellijk betrekking heeft op het werk, de bezoeker om geconcentreerd te kijken. Wie dat niet doet, zal niets zien of beleven. Voor wie wél de tijd neemt opent zich het wonderlijke universum van een man die zijn voetstappen telde en ons daarmee doordringt van de betekenis van het bestaan op aarde.
De tentoonstelling was eerder in Chicago, New York en Los Angeles te zien en kreeg vooral respons van kunstenaars. brouwn heeft in kunstenaarskringen, ook in Nederland, de status van cultfiguur.
In de expositie zijn de strenge regels van brouwn volledig gerespecteerd. Op de website van het Stedelijk is over brouwn dan ook niets te vinden. Er was geen opening, er is geen publicatie uitgebracht, geen persbericht, geen beeldmateriaal. Bezoekers moeten het doen met titelkaartjes en een bondige zaaltekst. De zaaltekst is gebaseerd op de door brouwn goedgekeurde tekst bij zijn laatste solotentoonstelling, in 2005 in het Van Abbemuseum. De kernzin (alles geschreven zonder kapitalen) is: „vanaf het begin van de jaren 1960 tot aan zijn dood in 2017 hield brouwn zich bezig met conventies en systemen voor het meten van ruimte, volume en afstand. dit deed hij met werken waarin hij gangbare, oude en zelfbedachte maateenheden gebruikte om de beweging van mensen door tijd en ruimte te meten en te registreren.”
brouwn registreerde zijn bewegingen en presenteerde ook fictieve metingen van afstanden tussen hem en de beschouwer van zijn werk. Meetinstrumenten en -eenheden hadden zijn warme belangstelling. De afstanden en metingen typte hij op witte kaartjes die hij archiveerde in grijze metalen archiefkasten.
Ook tekende hij met dunne, kaarsrechte potloodlijnen lengte-eenheden op vellen papier, of hij registreerde ze in sober vormgegeven boekjes die hij in beperkte oplagen liet drukken. Deze boekjes, die voor weinig geld bij zijn tentoonstellingen te koop werden aangeboden, waren voor hem als kunstwerk gelijkwaardig aan de andere werken. Vanaf de jaren zeventig hanteerde brouwn consequent hetzelfde tentoonstellingsconcept, waarbij de objecten op grijsgeverfde schragentafels, al dan niet in glazen vitrines, worden getoond.
In het Stedelijk stapt de museumbezoeker in een grotendeels lege ruimte, waarin langs de muren en in het midden de vertrouwde schragentafels en archiefkasten staan opgesteld. In de eerste vitrine aan de rechterhand liggen archiefkaartjes waarop brouwn het totaal aantal gezette stappen in verschillende steden ter wereld heeft getypt, van Oslo in 1972 en Dublin in 1974, tot Moskou in 1985 waarbij de stappen niet zijn ingevuld, gevolgd door nog zes lege kaartjes. Hier ligt ook een vroeg werk, een handgeschreven kaartje uit 1962, Amsterdam, met de tekst: „a walk through a grassfield exactly on the same line a – b every day during a full year a ———– b”.
Gaandeweg verlegde brouwn de aandacht van daadwerkelijk gelegde afstanden naar imaginaire afstanden en ruimten. „Op dit moment bedraagt de afstand tussen stanley brouwn en uzelf x voet”, staat op een kaartje uit 1996 (collectie Van Abbemuseum). In 2005 legde brouwn met smalle aluminium strips op de tafel een schaalmodel van „een imaginair vierkant van 14 x 14 voet”.
Lichamelijke aanwezigheid
Historische maateenheden kunnen sterk van elkaar afwijken. Tussen de el van Bremen (57,8 cm) en die van Lübeck (77,7 cm) zit 20 centimeter verschil. brouwn legde ze als metalen strips op tafel, ook zeven oude Nederlandse ellen, de kortste die van Nijmegen (62,2 cm) en de langste die van Middelburg (70,3 cm). Hij ontwierp ook zijn eigen maateenheden, de sb stap, sb el en sb voet. Hierdoor roept het bestuderen van zijn meet-verrichtingen sterk de lichamelijke aanwezigheid van de kunstenaar op.
Door zo strikt in de anonimiteit te leven werkte brouwn, bedoeld of onbedoeld, de mythevorming rond zijn persoon in de hand. De enkele foto’s die er van hem circuleren, met bril, vroeg kalend hoofd en lichte regenjas, krijgen een extra lading. Ook de weinige biografische gegevens worden betekenisvol. Ooit gaf brouwn les aan het vermaarde instituut Ateliers ’63, destijds nog gevestigd in Haarlem. Lesgeven kon het strikt genomen trouwens niet worden genoemd, de mensenschuwe en zenuwachtige kunstenaar wilde het liever niet hebben over kunst en ontvluchtte het gesprek zo snel mogelijk. Juist hierdoor liet hij een onuitwisbare indruk na op de deelnemers.
De vroegste werken op de tentoonstelling, de this way brouwns, zijn vermoedelijk door brouwn geantedateerd. Dit wordt toegelicht in een interview met de verzamelaar en galeriehouder Harry Ruhé dat is opgenomen in een binnenkort te verschijnen nieuw boek over brouwn door het Rijksmuseum, onder redactie van Julia Mullié. Een this way brouwn is de getekende weergave van een route van a naar b in een stad. brouwn vroeg een willekeurige persoon de weg naar een bepaalde locatie en liet de route uittekenen. Vervolgens eigende hij zich met een stempel de notatie toe als kunstwerk. Ruhé laat zien dat deze performatieve werken plaatsvonden in 1964, en niet in 1961, zoals ze de geschiedenis zijn ingegaan. brouwn was zeker niet de enige kunstenaar die in de jaren zestig zijn werk antedateerde. In een tijd waarin het maken van kunst verschoof van het expressieve schildersgebaar naar het verrichten van een handeling of naar de toepassing van voor de kunst nieuw materiaal (zoals plastic, spijkers enzovoort) was het zaak voor de kunstenaar om zich tijdig een bepaalde werkwijze toe te eigenen.
Vaak wordt het oeuvre van brouwn gezien als voorbeeld van het dematerialiseren van de kunst vanaf de jaren zestig. Maar de term dematerialisatie, ontstoffelijking, past niet bij zijn werk. brouwn probeerde juist met alle macht om voorbij te komen aan iedere vorm van taal. Het enige dat hij na wilde laten waren fysieke sporen en registraties van aanwezigheid, van een mens, kunstenaar of beschouwer van zijn werk, die zich oriënteert in de ruimte. Dit maakt zijn werk juist uitgesproken stoffelijk. Het enige dat hier telt is de realisatie: de mens bestaat. En brouwn bestond om ons dit duidelijk te maken.
Correctie: In een eerdere versie stond dat er binnenkort een nieuw boek verschijnt over brouwn, onder redactie van Julia Ruhé. Dat moet zijn Julia Mullié.
Grappige kappersrekening van minister Marjolein Faber. Ze heeft haar dooie punten laten snoeien voor het schamele bedrag van 571 euro en 74 cent. Die Haagse kapper heeft het inmiddels drukker dan ooit. Honderden kansloze koppies grijpen hun kans. Zo ook ik.
Donderdag zat ik er en het was gezellig. We namen de wereld door. Iedereen vroeg of ik afgelopen vrijdag de persconferentie van dappere Dickie had gezien. Onze premier was na zijn door de mand gevallen kabinet in bloedvorm. Vooral dat mantra over racisme was adembenemend. Hoe zei hij het ook alweer? Er was in Den Haag geen racisme. Hij kon het niet vaak genoeg zeggen. Niet in de regering en niet in de fracties. Ik dacht aan staatssecretaris Jansen. Dat is die van die Marokkanen. Inderdaad geen racisme rond het Binnenhof.
„Maar wel in de tram, de kroeg en de voetbalkantine”, lachte een klant die Dickie steevast ‘het schoofhondje van Geert’ noemde. Op dat moment belde een woedende Sywert. Omdat we met de hele zaak zin hadden om een beetje te lachen zette ik hem op de speaker. Sywert stak meteen van wal. Of ik nu mijn zin had?
„Ik niet alleen”, lachte ik, „het hele land vindt het leuk.” Hierop gaven alle klanten een spontaan applausje. Op datzelfde moment begonnen Bernd en Camille op de achtergrond keihard te schreeuwen.
„Zijn de heren overspannen of nog steeds gillend rijk?”, vroeg ik aan onze Melkmuil des Vaderlands. Nu begon Sywert zelf ook radeloos te foeteren. Hij was onschuldig en dat ging hij nu bewijzen. Het woord smaad viel. Laster uiteraard ook. Ik was nog niet van hem af.
Jij ook niet van mij, dacht ik zacht in mezelf, waarop de klanten vroegen of ik die gluipkop wilde ophangen. Op dat moment zwaaide de deur open. Een sterk vermagerde Frans Timmermans betrad de winkel. Glimmend van trots zei hij: „Ik ben afgevallen.” Een oude dame keek de limbo smalend aan en zei: „Maar dat was je toch al bij de verkiezingen schat!” Hierop draaide Fransje zich geïrriteerd om en beende de Van Loostraat in. Vroeger konden die zuiderlingen nog wel eens tegen een geintje.
Voor ik het wist kreeg ik weer telefoon. Netanyahu dit keer. Of Wilders in de zaak was? Nee, alle blondeerstoelen waren bezet met onzekere botoxdames. Dan wilde hij Casper.
„Bedoel je Veldkamp?”
Ja, die bedoelde hij en of ik tegen hem wilde zeggen dat hij niet hoefde te komen. Ze zouden hem daar meteen arresteren of gewoon laten omleggen door de harde kern van Maccabi. Of ik had gehoord dat hij gezocht werd door dat Strafhof?
Wat ik er van vond? Ik legde uit dat ik nog wel eens schrik van fotootjes van uitgemergelde kindertjes met hongerogen en dat die plaatjes me ergens aan doen denken. Net als de hulpgoederen die worden tegengehouden. Daarna fluisterde ik voorzichtig dat ik 40.000 doden ook wel wat aan de hoge kant vind.
„Antisemiet” brieste hij en hing op.
„Hij heeft zijn dag niet”, sprak mijn buurman die alleen zijn snor liet bijpunten.
De klanten vroegen me om het niet over politiek te hebben. Een oude dame lachte: „Voor je het weet heb je bonje met humorloze rechtse of linkse minkukels.”
We kregen het veilig over de tuinkabouter van MDMA die in Brabant is aangehouden. Daarna vroegen we ons af of in die roomse provincie een kerststalletje met het hele zootje van geperste cocaïne een leuk idee zou zijn. Dus Jozef, Maria, de herders, de os, de ezel en dat je na het kerstdiner met de hele familie de kleine Jezus uit zijn kribbe snuift.
Een keurige Haagse meneer begon over het Belgische bejaardenhuis waar ze strippers hadden ingehuurd en dat hij zich daar nu ging inschrijven.
„Of moet ik tot mijn urn sjoelen en scrabbelen?”, lachte hij.
Toen was ik aan de beurt. In tien minuten was ik geknipt. Kosten 10 euro.
Ik zei tegen de kapper dat ik dacht dat hij hartstikke duur was.
Sinds de overwinning van Donald Trump hangt de belofte van een spoedig staakt-het-vuren in Oekraïne in de lucht. Trump heeft beloofd dat hij dat binnen 24 uur na betreden van het Witte Huis wel even zal regelen. Niemand neemt die aankondiging letterlijk en het duurt ook nog twee maanden voordat Trump president is, maar een staakt-het-vuren beheerst inmiddels het gesprek over de oorlog.
Het vooruitzicht op een wending ten goede in Poetins oorlog is na ruim 1.000 dagen een perspectief waar velen zich graag aan vastklampen. Wie gunt Oekraïners niet een leven in vrede en veiligheid?
Maar met de belofte ligt ook wensdenken op de loer. Om tot een staakt-het-vuren te komen, moeten nog vele hordes worden genomen. En als het al lukt, betekent dat geenszins dat Europa zal terugkeren naar een onbekommerd tijdperk van vredesdividend en goedkoop gas uit Rusland.
Ook met een staakt-het-vuren zit in het Kremlin een onberekenbare autocraat die gezocht wordt voor oorlogsmisdaden. Europa zal daarop nog jaren moeten antwoorden met een stevige én kostbare militaire afschrikking én met vergaande militaire en economisch steun voor Oekraïne.
Vooruitlopend op eventuele onderhandelingen is de oorlog in de afgelopen week geëscaleerd. Mocht het tot gesprekken komen, dan willen beide partijen zo sterk mogelijk staan. De VS gaven, eindelijk, de inzet van langeafstandsraketten op Russisch grondgebied vrij en leverden omstreden antipersoonsmijnen. Oekraïne nam doelen in de regio Bryansk onder vuur. Rusland wees weer eens uitdrukkelijk op zijn kernwapens.
De twee hoofdrolspelers hebben alvast hun posities gemarkeerd. Het Kremlin liet doorschemeren dat het wel wil praten, maar dat het niet van plan is bezet gebied op te geven en het niet zal accepteren dat Oekraïne lid wordt van de NAVO.
Onduidelijk is of president Poetin daadwerkelijk bereid is te onderhandelen, of dat hij alleen maar aan de onderhandelingstafel gaat kijken of er iets te halen valt. En er is altijd het risico dat hij een gevechtspauze aangrijpt om te hergroeperen. In de entourage van Trump is geopperd dat de VS nog genoeg economische machtsmiddelen hebben om druk op Poetin uit te oefenen. Ook de inzet van langeafstandsraketten op Russisch grondgebied zou een drukmiddel kunnen zijn.
De Oekraïense president Zelensky heeft Trump onthaald op een charme-offensief. Zo zei hij deze week dat de kans op vrede met de komst van Trump is gestegen. Eerder uitte hij zich positief over zijn ontmoeting met Trump in september in New York. Zijn overwinningsplan bevat suggesties die duidelijk bedoeld zijn om Trump te paaien. Zo oppert Zelensky de mogelijkheid om gezamenlijk met bondgenoten de delfstoffenrijkdom van Oekraïne te ontginnen. Ook spiegelt hij de VS voor dat het goedgetrainde en ervaren Oekraïense leger straks de taken van Amerikaanse militairen in Europa kan overnemen.
Zelensky wil met steun van de VS het gesprek aangaan, maar zal formeel nooit accepteren dat bezet gebied Russisch wordt en hamert op snelle toetreding tot de NAVO, de beste veiligheidsgarantie die hij zich kan wensen. In de VS is geopperd dat een bestandslijn bewaakt moet worden door een internationale of Europese troepenmacht.
Het is aan Zelensky om te bepalen wanneer hij gesprekken aangaat en wat hij over heeft voor een staakt-het-vuren. Maar wat daar straks op tafel komt is ook van groot belang voor de veiligheid van Europa.
Zo zou het uit moreel én strategisch oogpunt moeilijk verteerbaar zijn als Poetin een overwinning zou kunnen claimen. Rusland houdt nu ongeveer een vijfde van Oekraïne bezet. Het zou onacceptabel zijn als Rusland dat als oorlogsbuit zou kunnen houden. Het zou een signaal zijn dat agressie loont. Het zou een aanmoediging zijn voor Poetin én voor andere autocraten met ambitie om basale omgangsregels tussen staten te schenden.
De gedachtevorming over onderhandelingen is nog pril, maar dit is wel het moment om vooruit te denken over randvoorwaarden. Een Oekraïense vrede is ook een Europese vrede. Het zou een geschenk zijn voor Oekraïne als het in 2025 langs diplomatieke weg tot een staak-het-vuren komt, zoals Zelensky hoopt. Maar het is ook van het grootste belang dat Poetin en geestverwanten niet tot nog meer agressie worden aangemoedigd. Europa moet intussen beseffen dat een staakt-het-vuren iets anders is dan langdurige vrede en zich voorbereiden op een lange fase van afschrikking met hoge defensie-uitgaven.
Ze wist meteen dat er iets mis was. Op donderdag 15 augustus, zo rond de klok van half vier, lag Demi Vollering ineens op het asfalt. Iets ten noorden van Metz, zes kilometer te gaan tot de finish van etappe vijf van de Tour de France Femmes. Een renster achter haar stuurde niet goed een bocht in en kon nog nèt op haar fiets blijven. Vollering niet.
„Ik had eerst helemaal geen gevoel aan mijn linkerbeen. Mijn fiets lag naast me op de grond maar het duurde gewoon een minuut voordat ik voorover kon buigen om hem op te pakken. Ik dacht eerst: ik heb mijn heup gebroken. Mijn broek was ook nat dus ik dacht dat ik bloedde.”
Ze stapte uiteindelijk weer op de fiets. De gele trui, die ze dag ervoor veroverd had, was ze kwijt – en zou ze ook niet meer terugkrijgen. Drie dagen later eindigde Vollering als tweede in de Tour de France, na een zenuwslopende slotklim naar Alpe d’Huez waarin ze verging van de pijn. Het verschil met winnaar Kasia Niewiadoma in het eindklassement: vier seconden.
Na de Tour bleek in een Zwitsers ziekenhuis waarom Vollering met zoveel pijn had rondgereden: ze had haar stuitje gebroken. „Toen begreep ik ook waarom ik die natte broek had. Als je een fractuur in je staartbeen hebt, vertelde de arts, moet je vaak spontaan plassen.”
Vollering staat thuis aan het aanrecht en maakt koffie. Het is de eerste keer dat ze dit verhaal deelt met de buitenwereld – als ze er tijdens het seizoen over had verteld, zegt ze, was iedereen er maar de hele tijd naar blijven vragen. „En je gaat de concurrentie niet wijzer maken.”
Ze woont in Zwitserland, iets buiten Luzern, samen met haar vriend en manager Jan de Voogd. Het uitzicht op de omliggende bergen is fenomenaal: recht voor ons ligt de Pilatus, op links de Titlis, achter ons de Rigi. Een heerlijke plek voor een wielerprof om te trainen – en ’s winters sta je met twintig minuten rijden bij de eerste skilift. „De bergen is waar ik het allerliefst ben”, zegt ze. „Als kind trokken ze me al heel erg.”
Het hele seizoen heeft Vollering gezwegen over wat er speelde achter de schermen. Nu wil ze één keer terugblikken op hoe ze dit jaar heeft beleefd
Demi Vollering (28), ’s lands beste wielrenster, heeft een turbulent seizoen achter de rug. Ze vertrok bij haar ploeg SD Worx – een proces dat zich rommelig en half in de openbaarheid voltrok. Ze haalde geen medaille op de Olympische Spelen, bij de tijdrit noch op de weg. Ze slaagde er als topfavoriet niet in om het WK op de weg te winnen, waarna een storm van kritiek volgde op hoe ze had gekoerst. En dan was er die Tour de France, met het gebroken stuitje en die vier seconden op Alpe d’Huez.
Het hele seizoen heeft Vollering gezwegen over wat er speelde achter de schermen. Nu wil ze één keer terugblikken op hoe ze dit jaar heeft beleefd. Ze wil graag ook iets meer vertellen over zichzelf als persoon – over hoe ze in het leven staat en hoe ze naar het wielrennen kijkt. In de hoop dat mensen beter snappen waarom ze „bepaalde keuzes” gemaakt heeft. En om enkele – in haar ogen onjuiste – beelden recht te zetten.
Ze gelooft dat dit een goed moment is. Het wielerseizoen is afgelopen. Ze heeft een verkwikkende vakantie achter de rug aan de Turkse kust. En eind oktober werd eindelijk officieel bekend wat al sinds april dit jaar rondzong: vanaf volgend seizoen rijdt Vollering voor de Franse ploeg FDJ – iets waar ze „ontzettend veel zin in” heeft.
Van nature verlegen
Vollering groeide op in het Zuid-Hollandse Pijnacker, als oudste dochter van een bloemenkweker. School was niet haar ding: ze was dyslectisch en bracht haar tijd het liefst buiten door, in het weiland achter de hortensiakassen van haar ouders.Haar eerste liefde was de fiets, maar aan het eind van haar tienerjaren wilde ze professioneel schaatser worden. Totdat haar vriend Jan haar overhaalde om voor het wielrennen te kiezen.
Op haar twintigste zegde ze haar twee banen op als bloemenschikster, met tweeëntwintig jaar tekende ze een profcontract, op haar vierentwintigste boekte ze haar eerste grote zege: Luik-Bastenaken-Luik.
Vorig jaar beleefde Vollering het beste seizoen van haar carrière. In het voorjaar won ze Strade Bianche, alle drie de Ardennenklassiekers voor vrouwen (Luik, Waalse Pijl, Amstel Gold Race) en – in een rechtstreeks duel met de afzwaaiende kampioene Annemiek van Vleuten – voor het eerst de Tour de France. Daarmee kroonde ze zichzelf tot nieuwe vaandeldrager van het Nederlandse vrouwenwielrennen.
Je komt over als iemand die van nature nogal verlegen is.
„Heel erg zelfs. Maar ik heb daar een grote ontwikkeling in doorgemaakt. Dat was toen ik stage ging lopen bij een bloemenwinkel. De eigenaresse liet me al snel alleen, ging ze even naar de veiling. Vond ik verschrikkelijk. Als er klanten kwamen, hoopte ik dat ze zo snel mogelijk weer de winkel zouden verlaten zonder me aan te kijken. Maar hoe beter ik werd in het vak, hoe makkelijker het werd om klanten te helpen.”
„Toen ik profrenster werd, vond ik zo’n groep journalisten na een etappe ook heel lastig. In het begin was ik na een wedstrijd vaak heel emotioneel. Ik denk ook dat die tranen kwamen omdat ik zo verlegen was. Ik had geen woorden paraat, de emoties waren een manier om me te uiten.”
Tijdens de Tour de France van deze zomer vertelde je dat je die emoties op een gegeven moment „omarmd” hebt. Hoe is dat gegaan?
„Toen ik vier jaar geleden voor SD Worx ging rijden, begon ik er echt een beetje mee te worstelen. Danny [Stam, ploegleider, red.] is van: niet zeuren. Dus kreeg ik het idee: emoties zijn niet gewenst. Maar elke keer als ik na een koers dacht: ik mag niet huilen, dan gebeurde het juist wél. En kwam er geen woord meer uit m’n mond.”
Ze vertelt over de mental coach die ze twee seizoenen geleden in de arm nam, toen ze het gevoel had steeds te „blokkeren” in haar duels met Annemiek van Vleuten. „Die coach vroeg me: waarom vecht je zo hard tegen die emoties? Tja, zei ik, omdat mensen het niet willen zien. Maar zelf vind ik het eigenlijk wel mooi om die gevoelens zo krachtig te beleven. Toen zei hij: als je het accepteert, wordt het misschien wel minder. Dat bleek te kloppen.”
Wat leer je nog meer van die coach?
„Om me niet te veel aan te trekken van wat anderen van me denken. Ik ben een pleaser, heb van huis uit meegekregen dat je mensen altijd met respect moet behandelen. Ik heb nooit echt geleerd om van me af te bijten. Op een gegeven moment kreeg ik vaak te horen: je bent te lief. Ik vind het gewoon lastig om bitchy te zijn, maar dat heb je wel af en toe nodig in topsport.”
Speelde dat dit seizoen ook, dat idee van: ik ben te lief?
„Ja, ik vind het moeilijk om bij anderen kansen weg te nemen. Om tijdens een voorbespreking heel duidelijk te zeggen: ‘Nee, vandaag gaan wij even alleen voor mij rijden.’ Dit seizoen bijvoorbeeld liep het contract af van mijn ploeggenoten Niamh Fisher-Black en Marlen Reusser. Dan snap ik dat zij ook voor mooie resultaten willen gaan, ik gunde ze etappeoverwinningen. Dat kan nog wel eens botsen met de winnaar die ik óók ben, want zelf wil ik altijd zó graag winnen.”
Wat zijn de gevolgen daarvan?
„Dat anderen met je aan de haal gaan, stiekem toch voor hun eigen kansen proberen te rijden. En dan wordt de ploeg los zand, heb je niet één duidelijk plan meer. In koers lukt het me wel beter om hard te zijn, dan heb je die adrenaline, durf je wat sneller streng te zijn. Het is vooral vóór de wedstrijd.”
Afgelopen winter, zegt Vollering, was ze in principe van plan om haar contract bij SD Worx na dit seizoen te verlengen. Maar de onderhandelingen daarvoor liepen al vroeg in het jaar spaak. Over de details van die gesprekken wil ze niet al te veel kwijt, maar duidelijk is dat het ergens niet goed is gegaan in de onderhandelingen.
Ze voelde vorige winter ook wel enige twijfel. Vollering had het gevoel dat de ploeg na het ongekende succesjaar 2023 „zoekende” was. „Ik had het idee dat er niet echt een plan bestond om een stap verder te zetten. Ze wilden het gewoon weer doen zoals het jaar ervoor. Maar toen ik daar met de ploegleiding over wilde praten, stonden ze daar niet voor open. Ik kreeg letterlijk te horen: ‘Hoezo, is het hier niet goed genoeg dan?’”
Eind maart zei ploegleider Danny Stam tegen journalisten dat Vollering na dit seizoen bij SD Worx zou vertrekken. Meteen daarna publiceerde de ploegleiding een officieel statement, waaruit ergernis sprak over de manier waarop Vollering en haar vriend/manager Jan de Voogd onderhandelden.
Die opmerking van Stam, zegt ze, voelde „als een klap in mijn gezicht.” Het was een volslagen verrassing. „Ik had nog geen keuze gemaakt en hoopte nog steeds dat de ploeg wél aanpassingen zou doen.”
Was het niet moeilijk om daarna nog een heel seizoen met de ploeg te werken?
„Nee, want als we onderweg waren voelde het nog steeds als familie. Natuurlijk wist ik wel dat de relatie met de ploegleiding anders was geworden, maar we hebben altijd geprobeerd het zakelijke en het sportieve gescheiden te houden.”
Eind juni maakte een andere ploegleider, Anna van der Breggen, plotseling bekend dat ze vanaf volgend seizoen weer gaat koersen. Hoe hoorde je dat?
„Ik zag het op sociale media. Later bleek dat de ploegleiding twee uur van tevoren een intern mailtje had gestuurd, dat had ik even gemist.”
Hoe vond je dat?
„Toch wel kenmerkend voor het team, communicatie is niet altijd het sterkste punt. Niemand wist dat dit eraan zat te komen, ook de soigneurs en mecaniciens niet. Maar goed, met de andere meiden konden we ook wel weer om lachen om die manier van communiceren.”
Van der Breggen was je persoonlijke trainer, ze wist alles van je terwijl ze volgend jaar je concurrent wordt. Dacht je niet: hé, had je me dat niet even eerder kunnen vertellen?
„Ja, ik was daar ook wel een beetje gefrustreerd en boos over. Aan de andere kant, ik weet hoe Anna is, ze heeft daar denk ik helemaal nooit over nagedacht. Bij het NK hebben we het er even over gehad. Ik zei: je weet álles van mij. Toen zei ze: jij weet in principe ook alles van mij. Hoe ik jou train is ook hoe ik mezelf ga trainen. En dat is natuurlijk ook zo.”
Het kopvrouwschap moest Vollering de afgelopen seizoenen delen met de Belgische Lotte Kopecky, tweevoudig wereldkampioen
Ik begreep dat je wel meteen bent gestopt met het delen van je trainingsdata.
„Na de Tour de France ben ik begonnen met mijn nieuwe coaches bij FDJ en heb ik Anna uit mijn Trainings-Peaks [programma voor het uploaden van trainingswaardes, red.] gezet. Maar verder ben ik gewoon alles blijven doen met de ploeg, heb ik contact gehouden met mijn teamgenoten.”
Het kopvrouwschap moest Vollering de afgelopen seizoenen delen met de Belgische Lotte Kopecky, tweevoudig wereldkampioen. In de koers waren Vollering en Kopecky even zo vaak ploeggenoten als rivalen – wat regelmatig tot spanning leidde.
Hoe was dit jaar je relatie dit jaar met Kopecky?
„Heel anders dan vorig jaar. Naar mijn idee probeerde ze mij een beetje te vermijden, ze was meer op zichzelf gericht. Op zich snap ik dat ook wel, met al die verwachtingen die ze van haar hebben in België. Maar ze was wel erg gefocused op volgend jaar, wanneer ik er niet meer ben.”
„Het hele seizoen werd er, als ik samen met Lotte een wedstrijd reed, gekoerst met twee plannen. Een plan voor met Lotte, een plan voor met Demi. Maar ik heb gewoon een strakke tactiek nodig.”
In de Ronde van Romandië, begin september, spraken jullie niet meer met elkaar.
„Ik heb dat het hele seizoen geprobeerd, maar ik merkte dat de communicatie maar van één kant kwam. In Romandië vermeden we elkaar een beetje. Toen dacht ik: nu is het gewoon klaar.”
Waarom bleef je het hele seizoen voor de camera’s zo netjes, terwijl er van alles speelde?
„Dat vond ik soms ook moeilijk, maar ik wilde mezelf en de ploeg beschermen. Ik wist dat we nog het hele seizoen samen moesten rijden, dus ik wilde dat de sfeer goed bleef. Commentaar van de buitenwereld kregen we al genoeg. Bovendien ben ik het team nog steeds dankbaar voor de enorme groei die ik heb meegemaakt.”
De Tour de France begon voor Vollering deze zomer feestelijk en zonder zorgen. Twee dagen lang trok het peloton door een zonnig Nederland, met massa’s mensen langs de kant. Vollering reed praktisch langs haar ouderlijk huis. Op dag twee, nadat ze de gele trui had gepakt bij de tijdrit in Rotterdam, maakte ze een opgewekte indruk. Niets leek een tweede opeenvolgende Tourzege in de weg de staan.
En toen kwam die val bij Metz.
Meteen na de etappe barstte de kritiek los op Vollerings teamgenoten. Waarom hadden ze niet gewacht op hun kopvrouw? Op tv was te zien hoe Vollering kilometers lang alleen naar de finish moest rijden. Sprintster Lorena Wiebes, haar ploeggenoot, zei naderhand dat ze „iets geels op de grond” had zien liggen. Ze reed toch verder.
Na de etappe zei Vollering dat ze haar teamgenoten niets kon verwijten – en dat vindt ze drie maanden later nog steeds. „Het was chaotisch en dit soort dingen gebeurt in het wielrennen.” Als er al een fout is gemaakt in die etappe, zegt Vollering, was dat al eerder gebeurd. „Lorena had nog geen etappe gewonnen die Tour, dit was haar laatste kans. Iedereen in het team voelde met haar mee, we waren enorm gemotiveerd om haar die dag aan de overwinning te helpen. Ik denk dat iedereen zich daar een beetje in verloren heeft.”
Maar jij was toch de kopvrouw? Wiebes zag je liggen en reed door.
„Lorena is een sprinter, het zit niet in haar systeem dan te denken: oh, ik moet wachten. Ze is zo’n koersbeest, ze ruikt de finale. En het is de mentaliteit van de ploeg om altijd voor de overwinning te gaan.”
Hadden de ploegleiders in de auto niet veel duidelijker moeten zeggen: hup, iedereen wachten op Demi?
„Voor hen was het ook ingewikkeld, ze hadden geen goed overzicht van de situatie. Ze hadden me volledig gemist. Pas toen ze de auto verderop langs de kant hadden geparkeerd, kwamen ze erachter dat ik er ook bij lag.”
De laatste drie dagen van de Tour, vertelt Vollering, waren voor haar verschrikkelijk. „Het enige wat ze in de ploeg tegen me zeiden, was: Demi, het komt wel goed. De bergen moeten nog komen, het gaat je lukken met de gele trui. Dat was natuurlijk een blijk van vertrouwen, maar het voelde ook als: je zegt dit alleen maar omdat het makkelijk is. Iedere keer als ik iemand dat hoorde zeggen, dacht ik: het gaat helemáál niet lukken. Ik voelde dat er iets niet goed zat.”
Op een gegeven moment was ik mezelf helemaal kwijt in het peloton, ik had geen idee meer op welke positie ik reed en wat er om me heen gebeurde.
In de voorlaatste etappe, naar bergsportdorp Le Grand Bornand, kreeg Vollering een paniekaanval. „Op een gegeven moment was ik mezelf helemaal kwijt in het peloton, ik had geen idee meer op welke positie ik reed en wat er om me heen gebeurde. Ik was zó zenuwachtig, voelde zoveel druk. Ik kon alleen nog maar denken: ik stap af, ik leg mijn fiets aan de kant en ga in het gras liggen.”
Ze weet niet meer hóe, maar tegen het einde van de etappe kwam Vollering er toch weer doorheen. „Ineens viel alles van me af, snapte ik het weer. Toen ik over de finish kwam, dacht ik: dit heb ik overleefd, nu kan ik alles aan.”
De volgende dag was de laatste, beslissende etappe. Een zware bergrit met finish bovenop Alpe d’Huez, de ‘Nederlandse berg’. Vollering ging al in de aanval op de voorlaatste beklimming, de Col du Glandon. Ze won snel tijd terug op geletruidraagster Kasia Niewiadoma, maar op het vlakke stuk naar Alpe d’Huez stokte haar voorsprong. Alles kwam nu aan op de slotklim.
„Op de Glandon begon mijn rug al op te spelen, want ik fietste natuurlijk op de max. Toen we aan de voet van Alpe d’Huez kwamen, dacht ik: oh, nu moeten we die hele klim nog op. Ik had zoveel pijn. De hele beklimming ben ik alleen maar bezig geweest met: ik moet hier überhaupt boven zien te komen. Het was zo’n verschrikkelijke struggle.”
Wist je op de finish meteen al: ik heb het niet gered?
„Vijf kilometer voor de top hoorde ik al in m’n oortje dat ik te weinig voorsprong had op Kasia om de Tour te winnen. Vanaf toen dacht ik: oké, ik mag nergens meer iets laten liggen, ook al ben ik mezelf helemaal aan het leegrijden. Op een gegeven moment stond ik voor mijn gevoel echt stil, maar ik ben blijven gaan. Toen ik over de finish kwam, wist ik al: óf ik win met één seconde verschil, of ik verlies met een paar seconden. Ik zat daar op het asfalt, zag de klok lopen. Toen verscheen Kasia in de verte om de hoek en wist ik: het is te weinig.”
Hoe waren de eerste dagen na de Tour?
„Heel lastig. We zijn daar bij Alpe d’Huez gebleven, op de camping. Jan was er met de hond en onze vakantiebus. Mijn ouders waren er ook, en een groep vriendinnen. Maandagavond hebben we een superleuke barbecue gehad. Maar die eerste twee, drie nachten heb ik wel liggen malen over die vier seconden – waar ik die achteraf allemaal wel niet had kunnen terugpakken. Daarna kon ik het een plek geven. Dat het eigenlijk een heel mooi verhaal was, die vier seconden. En dat dit jaar gewoon niet bedoeld was voor mij.”
Angst om te verliezen
Wielrennen, zegt Vollering, is voor haar als „een wip”. Aan de linkerkant: de wil om te winnen. Aan de rechterkant: de angst om te verliezen. Vorig seizoen stond ze „perfect in het midden”. Dit jaar, zegt ze, „heb ik de hele tijd lopen dansen van links naar rechts. Tijdens de Tour viel ik er links vanaf, de angst om te verliezen was te groot. Bij het WK viel ik rechts. Daar was de wil om te winnen weer veel te sterk.”
Het WK vond plaats in Zürich, op veertig minuten van haar huis. Ze verscheen aan de start als de grote favoriet, met een ijzersterk team. Toch liep de koers uit op een deceptie. De Nederlandse rensters wisten hun sportieve en numerieke overwicht niet om te zetten in een zege, met name door de tactisch onbegrijpelijke manier van koersen van Vollering. Ze werd uiteindelijk vijfde – haar rivale Lotte Kopecky ging er in het kletsnatte en koude Zürich met de wereldtitel vandoor.
Op het WK, zegt Vollering, „deed ik precies alles fout wat ik fout kon doen. Ik wilde zó graag winnen. Het was in mijn eigen land. En de Tour was niet gelukt, dus alle ballen op het WK. Daardoor heb ik in de finale, toen het erom ging, de verkeerde beslissingen genomen.”
Heb je dat naderhand nog tegen de andere rensters gezegd?
„Een paar dagen na de wedstrijd hebben we een online meeting gehad om het erover te hebben. Ik denk dat ze wel begrepen waarom het zo gegaan is. Voor mijn gevoel hebben ze me het ook niet erg kwalijk genomen. Mischa Bredewold zei in die bijeenkomst: Demi, je neemt nu wel héél erg de schuld op je.”
„De fout was ook, denk ik, dat we zó duidelijk één kopvrouw hadden. Eigenlijk waren alle plannen vooraf gemaakt om zo snel mogelijk weer terug te keren bij plan A: we willen winnen met Demi. Mijn ideale tactiek was geweest om de hele wedstrijd kneiterhard te maken, zodat niemand kon ontsnappen en ik op een gegeven moment de perfecte aanval kon plaatsen. Eigenlijk wat Pogacar de volgende dag deed bij de mannen. Maar een paar andere meiden wilden liever eerst zelf in de aanval gaan, om de anderen uit de kast te lokken. Dus toen hebben we gezegd: we gaan in de aanval, maar als de koers daarachter stilvalt, gaan we druk zetten. Dat is precies wat we deden.”
Het zag eruit als: Vollering is haar eigen ploeggenoten aan het terughalen.
„Ja, dat zag er natuurlijk heel stom uit. We hadden kunnen weten dat we daar heel veel gedoe over zouden krijgen. Maar als ik had gewonnen, had je daar achteraf niemand meer over gehoord.”
Heb je ooit de gedachte toegelaten in je hoofd: misschien dat een andere Nederlandse renster kan winnen?
„Daar heb ik dus tijdens de wedstrijd nooit heel erg bij stil gestaan. Maar dat komt ook omdat we het van tevoren zo besproken hadden. We waren zó gefocust op het plan: Demi moet winnen.”
Op het WK volgde een hausse aan kritiek. Wat deed dat met je?
„Ik voelde me enorm schuldig en schaamde me voor hoe ik had gekoerst. Daarom viel die shitload aan negatieve reacties me extra zwaar. Dat wisten mensen natuurlijk niet, dus dachten ze nog even extra tegen me aan te moeten schoppen.”
Heb je al die reacties zitten lezen en kijken?
„Ik heb geprobeerd dat niet te doen.” Met een dun stemmetje: „Maar op een gegeven moment kreeg ik appjes van vrienden en ploeggenoten met: ‘Ik zou maar even van de sociale media afblijven als ik jou was.’ Ik zat in een soort waas. Het was alsof ik liep te slaapwandelen.”
„Een week na het WK was ik in Nederland, voor een wedstrijd in Dronten. Heel eventjes heb ik overwogen om niet te gaan. Ik was bang om terug te gaan naar Nederland, dacht dat mensen op straat tegen me zouden zeggen: ‘Hé imbeciel, wat heb jij dat slecht gedaan op het WK!’ Maar dat gebeurde niet. Integendeel, mensen kwamen naar me toe en zeiden: ik vind dat je het goed gedaan hebt, hoor. Je hebt zo gestreden.”
In de buitenwereld is een beeld ontstaan van: Vollering rijdt alleen voor zichzelf. Zit je dat dwars?
„Ja, dat frustreert me enorm. Het doet pijn om weggezet te worden als iemand die haar teamgenoten niets gunt. Dat is gewoon niet wie ik ben. Door die coach lukte het goed om met kritiek om te gaan. Maar dít onderwerp krijg ik nog steeds niet lekker van me afgezet.”