De memoires van Dick Verkijk; Een fundamentalist aan het front

Dick Verkijk is de journalist voor wie vaders hun zoon waarschuwden: ‘Laat je niet in met die Verkijk, want die heeft altijd wat.’ Het is een reputatie die Nederlands dienstoudste Oost-Europa-verslaggever – nu gepensioneerd en woonachtig in de Verenigde Staten – altijd heeft gehad: Dick Verkijk mocht nergens binnen en verzon dus trucs om toch binnen te komen door met visaformulieren te sjoemelen. Hij sprak altijd met mensen met wie hij niet werd geacht te spreken, over zaken waarover niet mocht worden gepraat. Het hoeft dus niet te verbazen dat hij in diverse Oosteuropese landen de cel van binnen heeft gezien en/of onder begeleiding van de politie naar de dichtstbijzijnde grensovergang is gebracht.

Dat ‘Kuifje in Oost-Europa’-imago is maar de helft van het verhaal. De andere kant van die medaille: Dick Verkijk was een journalist die zich nooit en te nimmer liet intimideren in zijn streven, verslag uit te brengen van wat de onderdrukte oppositie in Oost-Europa te melden had – de Andrzej Gwiazda’s in Polen, de Václav Havels in Tsjechslowakije, de Braveanu’s in Roemenië. In een bepaald opzicht is Dick Verkijk altijd een journalistieke fundamentalist geweest: wat de officiële woordvoerders te melden hadden, ging hem niet zo aan. Daarvan was sowieso het meeste gelogen. Hem ging aan wat de monddood gemaakt critici van de dictatuur te melden hadden. En niemand kon hem ervan weerhouden, die critici aan het woord te laten. In dat opzicht zijn weinigen in dit vak zo moedig, zo vasthoudend en zo onverzettelijk geweest als Dick Verkijk.

Risico’s

In Van pantservuist tot pantservest, zoals hij zijn memoires heeft genoemd, met als ondertitel ‘Zestig jaar (on)journalistieke ervaringen’ zet Verkijk wat zaken recht. Een daarvan is de misvatting dat hij het risico zocht. Dat deed hij niet. Er waren altijd risico’s aan wat hij deed, maar Verkijk maakt overtuigend duidelijk zijn best te hebben gedaan ze zo klein mogelijk te houden: dat hij erop uit was in de cel en op de voorpagina te komen, is een misvatting. Een die hem overigens heel wat narigheid heeft opgeleverd, want zijn eigen broodheren in Hilversum hebben bepaald niet altijd hun best gedaan hun Oost-Europaganger te helpen bij het beperken van de risico’s.

Van pantservuist tot pantservest maakt veel duidelijk van Verkijks beweegredenen – dat is voor mij de grote verdienste van dit boek. Die beweegredenen liggen ergens in de Tweede Wereldoorlog. Verkijk is elf als de oorlog uitbreekt. Na die oorlog is hij zestien. Hij heeft dan een kleine carrière als maker van een ondergronds blaadje in zijn woonplaats Haarlem achter de rug. En dan, in 1945, komt hij opeens tot de ontdekking dat hij vijf jaar niets anders heeft gedaan dan zich druk maken over de vraag wanneer die rotoorlog eindigt, wanneer die rotmoffen ophoepelen, wanneer de bevrijding komt en wanneer recht en orde eindelijk zullen zijn hersteld. Zijn eigen toekomst, de vraag wat hij zou gaan doen met zijn leven, het zijn categorieën die die vijf jaar geen enkele rol hebben gespeeld. Het ging al die jaren om de grote strijd tussen Goed en Kwaad.

En zo is het altijd gebleven, voor Dick Verkijk: het is altijd blijven gaan om de strijd tussen Goed en Kwaad, óók in die veertig jaar van Oost-Europa-journalistiek. De oorlog van ’40-’45 heeft zijn mentaliteit gevormd. Niet – zoals bij het gros van zijn collega’s – het informeren van lezers, kijkers of luisteraars was de eerste prioriteit, maar de bestrijding van dictatoriale regimes. Dat maakte Verkijk tot een fundamentalist. Zijn credo: die communistische regimes zijn het Kwaad, ze zijn illegaal en ze moeten worden bestreden, desnoods met list en bedrog. ‘De kern was dat het gezag van die regimes op terreur berustte, of het nu de grote terreur van de doodstraf was of de kleine terreur van je baan kwijtraken.’ Toegeven aan die regimes was uit den boze, want ‘de eerste millimeter concessie aan totalitaire stelsels [leidt] in bijna alle gevallen tot een kilometers lange val.’ Mag je, zo vraagt hij zich ergens in zijn boek af, die regimes bedriegen? ‘Zonder aarzeling is mijn antwoord: ja. Terwille van de goede zaak mocht je de Duitse bezetting bedriegen, het fascistische Franco-regime in Spanje, de autoritaire half- en heel-fascistische regimes in Zuid-Amerika – en dus ook de totalitaire regimes in de communistische wereld. Mijn uitgangspunt was: de communistische regimes hebben de schijn van legaliteit, maar zijn in wezen illegaal.’ Ergens anders stelt hij: ‘Er zijn gebeurtenissen, waarbij geen standpunt innemen bedrog is.’

Veertig jaar Oost-Europa-journalistiek voor bladen en omroepen zijn voor Dick Verkijk veertig jaar vechten tegen het Kwaad geweest. Het is heel frappant dat hij in 1989, als het communisme valt, opeens tot de conclusie komt dat Oost-Europa geen aantrekkingskracht meer heeft: niet dat het overal zo goed gaat, niet dat het Fatsoen overal aan de macht is, maar het Kwaad van het totalitarisme is toch wel bedwongen. Hij besluit zich als correspondent terug te trekken in een van de weinige landen waar dat nog niet het geval is: het Joegoslavië van Slobodan MiloviEÉc. Om daar prompt – tegen zijn zin, en tegen zijn verwachting – terecht te komen in een oorlog die in wreedheid en onrecht alles overtreft wat hij in de decennia daarvoor heeft meegemaakt: de oorlogen in Kroatië en Bosnië.

Avonturenroman

Van pantservuist tot pantservest leest als een avonturenroman waarvan je weet dat er geen woord fictie in staat. Het is niet chronologisch opgezet, maar onderverdeeld in hoofdstukken die nu eens over zijn jeugd in het bezette Haarlem, dan weer over Tsjechoslowakije ’68, of Roemenië, of Rusland en vervolgens over zijn problemen met omroepchefs in Hilversum gaan.

Het boek is mede een afrekening met sommige omroepchefs. Want zoals vaders hun zoons waarschuwen zich niet in te laten met ‘die Verkijk’, omdat ‘die altijd wat had’, zo ontbrak in Hilversum nogal eens het begrip voor Verkijks inspanningen en de risico’s die hij nam om de Havels en de utina’s en de andere dissidenten aan het woord te laten of de risico’s bij het bestaan van oorlogsverslaggever. Het is nogal verbijsterend te lezen hoe iemand die vier jaar in oorlogsgebied in Kroatië en Bosnië werkt, soms met gevaar voor eigen leven, in al die tijd van zijn chef in Hilversum welgeteld één teken van leven ontvangt – in de vorm van een kwade brief over een niet juist ingevuld declaratieformulier.

Er passeren in Van pantservuist tot pantservest nogal wat namen van mensen die door de mand vallen – van politici als Jan Nagel, de man die de Berlijnse Muur historisch noodzakelijk vond, tot Jan Nico Scholten, die in Moskou met dissidenten praat maar erbij zegt niets voor hen te zullen of willen doen, en van omroepbonzen als Roelof Kiers en Jan Blokker en journalisten als Martin van Amerongen. ‘Iedereen mag zich vergissen, een verkeerd oordeel hebben, achter een idool aanlopen. Wat mij verbaast is dat al die modieuze linksigerds van toen doen alsof ze ons niet jarenlang hele kledingmagazijnen hebben aangepraat om ons te doen geloven dat de keizer toch echt in feestelijke kostuums rondliep. (…) De modieuze linksigerds hebben het in mijn ogen in essentiële zaken op essentiële ogenblikken laten afweten. Het zou een aantal spraakmakers uit die jaren sieren, als ze dat eens erkenden.’

Op het eind van zijn boek somt Verkijk zijn teleurstellingen op. Het zijn er vijf. De eerste geldt de paar dissidenten van wie van 1989 is gebleken dat ze vóór 1989 voor de geheime politie werkten. De tweede: het geklaag nà 1989 in Oost-Europa, waar mensen al gauw concludeerden dat het ‘nog slechter is dan onder Ceauscu’ – aantoonbare onzin, maar zo blijkt de menselijke geest te werken. Volgens een opiniepeiling in december verlangt in Roemenië inmiddels bijna 20 procent terug naar Ceauscu en zijn bewind. De derde: de animo waarin men elkaar in Joegoslavië – dat Verkijk veertig jaar lang kent als een land met aangename, hartelijke en fatsoenlijke mensen – na 1991 is gaan uitmoorden. De vierde geldt de politici in het Westen die dat Oosten niet met ‘een soort Deltaplan’ te hulp zijn gekomen. ‘Je zou toch denken dat er, zoals ook militaire spelletjes zijn gespeeld hoe te reageren als er oorlog zou uitbreken, er ook spelletjes zouden zijn bedacht voor het geval de vrede zou uitbreken.’ Nee dus. En de vijfde: het beleid van het Westen na het uitbreken van de oorlog in Joegoslavië. ‘Na de Golfoorlog dacht ik dat er een nieuwe periode in de wereldgeschiedenis was aangebroken: agressie wordt niet meer geaccepteerd en onverbiddellijk afgestraft. Weer heb ik me deerlijk vergist.’ Het brengt Verkijk uiteindelijk tot de conclusie: ‘Als ik tot de verantwoordelijken in de westelijke wereld zou hebben behoord – ik zou geen rustige nacht meer hebben.’

Van pantservuist tot pantservest leest als een trein: het levensverhaal van een journalistieke fundamentalist die een paar decennia lang zijn best heeft gedaan het Kwaad dwars te zitten, met veel kleine nederlagen en veel kleine overwinningen. Een avonturier – maar niet een die het avontuur zocht: het zocht hem, en het vond in hem een man die zich niet zomaar opzij liet zetten.






Nog een willekeurig artikel
/random