Wie Willibrord Davids zegt, zegt direct commissie-Davids. Het is de naar hem genoemde onderzoekscommissie die begin 2010 in een lijvig rapport een snoeihard oordeel velde over de besluitvorming van het tweede kabinet Balkenende in 2003 rondom de Nederlandse politieke steun aan de Amerikaanse inval in Irak in 2003. Een rapport dat tot grote politieke consternatie leidde. Maar de afgelopen zondag op 85-jarige leeftijd overleden oud-president van de Hoge Raad der Nederlanden had er in 2010 voor de verschijning van dat rapport al een hele juridische carrière op zitten.
Hij was ruim een jaar met pensioen toen het toenmalige kabinet hem in 2009 vroeg het beladen onderzoek naar de Nederlandse betrokkenheid bij de Amerikaanse Irak–oorlog te gaan leiden. Beladen omdat Balkenende een onderzoek steeds had afgehouden. Keer op keer beweerde hij dat een onderzoek niet nodig was omdat Irak zich niet aan de regels had gehouden.
Belangrijkste conclusie van het rapport dat in 2010 werd gepresenteerd: in tegenstelling tot wat premier Balkenende telkens had beweerd ontbrak het volkenrechtelijk mandaat voor de door Nederland gesteunde Amerikaanse inval. „Het kabinet heeft zichzelf geen dienst bewezen door zijn beleid te grondvesten op een volkenrechtelijk standpunt dat niet goed te verdedigen viel”, aldus de commissie.
Enkele uren later nam Balkenende op een persconferentie afstand van deze conclusie. „Over de juridische basis werd en wordt verschillend gedacht”, zei hij. Een reactie die Davids als een klap in zijn gezicht ervoer. Met ingehouden woede noemde hij in een interview met NRC de reactie van Balkenende „niet zuiver”.
Willibrord Davids, ‘Brord’ voor zijn vrienden, leek in 2009 juist zo’n veilige keuze van Balkenende voor het leiden van het onderzoek dat hij tot dan toe stelselmatig had tegengehouden. De toen 70-jarige Davids had geen uitgesproken profiel, maar straalde in alles neutraliteit uit. Voor hem ging het cliché van de weegschaal op, zei hij ooit. Het „afwegen, reflecteren en van alle kanten bekijken van de kwestie vormt de schoonheid van het ambacht.”
Op en top jurist van wie de beschaving afstraalde. Een liefhebber van toneel, Spaanse, Italiaanse en Franse films met thuis in zijn boekenkast werken van Montesquieu en Kant, die graag wandelingen maakte in de polder of de Pyreneeën. Kortom, een échte Haagse magistraat, representant van de ‘dempende instituties’, die het liefst niet al te nadrukkelijk aanwezig was in het publieke debat, hoewel hij wel zijn opvattingen had. Hij werkte tot aan zijn pensioen 22 jaar bij de Hoge Raad, waarvan de laatste 4,5 jaar als president. Conform de bij de Hoge Raad geldende anciënniteitsregeling was hij als oudste van het college aan de beurt.
Ook was hij van 2009 tot 2016 voorzitter van de Restitutiecommissie, die advies geeft over de teruggave van tijdens de Tweede Wereldoorlog verworven kunstbezit.
Lees ook
‘Een zaak afdoen als verjaard is onredelijk’
Uitgesproken bewaker
Na zijn studie rechten in Nijmegen – journalistiek had hem ook wel wat geleken – kreeg de van huis uit katholieke Davids in 1965 een baan als kandidaat-notaris in Hilversum. Daarna deed hij hetzelfde op Curaçao. Na enkele jaren gewerkt te hebben als wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de Rijksuniversiteit Groningen werd hij in 1979 benoemd als rechter-plaatsvervanger bij de arrondissementsrechtbank in Assen. Bij die rechtbank werd Davids later ook vicepresident, totdat hij in 1986 bij de Hoge Raad werd benoemd. Daar hield hij zich vooral bezig met strafzaken.
Davids was een uitgesproken bewaker van de constitutionele verhoudingen. Hij beschouwde de trias politica – de gewaarborgde scheiding tussen wetgeving, bestuur en rechtspraak – als heilig. Daar mocht van hem niet aan gemorreld worden. Een rechter die tevens lid was van de Eerste Kamer en over wetten oordeelde: volgens hem kon dat niet.
Met dezelfde principiële houding kapittelde hij als president van de Hoge Raad minister van Financiën Gerrit Zalm (VVD). Deze had burgers opgeroepen hun te hoge aanslag voor de onroerendzaakbelasting niet te betalen. Davids stelde dat het niet aan een minister was dit soort oproepen te doen: „Ik vind het van groot belang dat we zulke uitspraken overlaten aan de macht die daarvoor aangesteld is”, zei hij.
Rechtsstaat in persoon
Davids had ook een duidelijke positie in de aanhoudende discussie over de vraag of wetten getoetst mogen worden aan de Grondwet, wat nu niet kan. Een kwestie die de laatste tijd weer actueel is geworden omdat Pieter Omtzigt dit als speerpunt van zijn politiek programma heeft opgebracht. Davids was hier al jaren voor: „Als je de Grondwet serieus neemt, moeten wij er ook aan mogen toetsen. Ik kan mijn collega’s in Europa nooit uitleggen dat wij dat niet mogen”, zei hij jaren geleden in NRC.
Willibrord Davids was, zoals dat dan al gauw gaat heten, de rechtsstaat in persoon. Maar toch zal zijn naam verbonden blijven aan het Irak-rapport dat zo streng was voor premier Balkenende. Hij had de premier gewaarschuwd. Het zou geen „liber amicorum” worden. Davids: „Wij waren er niet op uit om voor vrienden te schrijven.”