‘Het ziet er hier echt heel anders uit.” Ik weet nog dat ik als kind voor het eerst bewust een grens overstak, en vanaf de achterbank van de auto hoopte dat alles anders zou zijn. Ander land, andere lantaarnpalen, andere wegwijzers, andere planten en dieren. En zag ik daar niet een heuvel? België was echt volkomen anders dan Nederland, 1 meter van de grens.
Zes jaar en al geïndoctrineerd met de natiestaat. Eén volk, één rijk – we weten hoe dat afloopt… En toch blijft het idee maar ideaal. Zo dacht ik als kind ook dat Amsterdam precies in het midden van Nederland lag, ongeveer naast Soest. De hoofdstad van een land moet daar eigenlijk liggen, niet alleen volgens zesjarigen, als dat niet zo is wordt er nog weleens een gesticht, zoals Brasilia in Brazilië en Abuja in Nigeria. Of een andere stad wordt hoofdstad, zoals Ankara in plaats van Istanbul in 1923 de hoofdstad van Turkije werd. Veel dichter bij het midden van de nieuwe republiek, op weg naar het Soest van Turkije.
Maar terug naar de grens. Dat de wereld is opgedeeld in landen en dat al die landen grenzen hebben, lijkt een natuurlijk fenomeen, zoals veel diersoorten nu eenmaal hun territorium afbakenen en verdedigen tegen indringers. Sommige dieren doen dat inderdaad, zoals het roodborstje en de tijger. Andere niet.
Grenzen lijken steeds ondoordringbaarder te worden. In plaats van slagbomen staan er nu vaak muren en hekken; hoewel de beroemdste al duizenden jaren oud zijn – de Chinese muur, de muur van Hadrianus –, zijn veel grensmuren juist pas in dit millennium gebouwd, met het Amerikaanse hek tussen de Verenigde Staten en Mexico en de Israëlische muur tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever als bekendste voorbeelden.
Schrale, schrale, schraalste troost: sommige muren zijn tijdelijk gebleken. De Berlijnse Muur heeft maar 28 jaar gestaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liep er op de grens van Nederland en België een ‘dodendraad’, een door de Duitsers aangelegde Grenzhochspannungshindernis, die vluchtelingen, spionnen en Duitse deserteurs moest tegenhouden. Die was er drie jaar.
Zullen we de landbouw maar weer de schuld geven? En de cartografie? Sinds de agrarische revolutie, omstreeks 12.000 jaar geleden begonnen, werd het bezit van land voorstelbaar en inderdaad, de vroegste grenzen die historici hebben kunnen vinden, liepen in gebieden die de landbouwrevolutie al vroeg doormaakten: Mesopotamië en Egypte. Op de meer dan 4.000 jaar oude Stele van de Gieren, gevonden in wat nu Irak is (en nu in het Louvre in Parijs) wordt het eerste grensconflict tussen twee staten beschreven. Op een grenssteen uit Egypte (nu in Berlijn) van een paar eeuwen later laat een farao weten dat Nubiërs niet welkom zijn in zijn rijk. Waarmee zeker niet gezegd is dat de komst van de natiestaat onvermijdelijk was. Blijf lezen in The Dawn of Everything. A New History of Humanity, waarin David Graeber en David Wengrow die boodschap blijven herhalen. Er waren altijd alternatieven; er blijven altijd alternatieven mogelijk.
Die grenzen moeten we ons nog niet voorstellen als een lijn door een landschap, dat idee kwam pas op na vernieuwingen in de cartografie, waardoor de wereld gelezen kon worden als een tekening. Waar grenzen in Europa soms nog logisch leken door het volgen van rivieren of gebergtes, werd dat idee bij de Europese verdeling van Afrika in 1885 geheel losgelaten.
Van de absurd rechte lijnen op de kaart van Afrika dwaal ik af naar Fazanteneiland, een eilandje in een rivier die de grens vormt tussen Frankrijk en Spanje. De Fransen en Spanjaarden sloten op dit eiland in 1659 het Verdrag van de Pyreneeën. Voor dit verdrag werd een aantal grenzen fiks verschoven; sommige Spaanse gebieden waren opeens Frans, en andersom. Behalve Fazanteneiland. Dat wordt sindsdiende ene helft van het jaar bestuurd door Frankrijk en de andere helft door Spanje. Helaas wonen er geen mensen.
‘Het ziet er hier echt heel anders uit.” Ik weet nog dat ik als kind voor het eerst bewust een grens overstak, en vanaf de achterbank van de auto hoopte dat alles anders zou zijn. Ander land, andere lantaarnpalen, andere wegwijzers, andere planten en dieren. En zag ik daar niet een heuvel? België was echt volkomen anders dan Nederland, 1 meter van de grens.
Zes jaar en al geïndoctrineerd met de natiestaat. Eén volk, één rijk – we weten hoe dat afloopt… En toch blijft het idee maar ideaal. Zo dacht ik als kind ook dat Amsterdam precies in het midden van Nederland lag, ongeveer naast Soest. De hoofdstad van een land moet daar eigenlijk liggen, niet alleen volgens zesjarigen, als dat niet zo is wordt er nog weleens een gesticht, zoals Brasilia in Brazilië en Abuja in Nigeria. Of een andere stad wordt hoofdstad, zoals Ankara in plaats van Istanbul in 1923 de hoofdstad van Turkije werd. Veel dichter bij het midden van de nieuwe republiek, op weg naar het Soest van Turkije.
Maar terug naar de grens. Dat de wereld is opgedeeld in landen en dat al die landen grenzen hebben, lijkt een natuurlijk fenomeen, zoals veel diersoorten nu eenmaal hun territorium afbakenen en verdedigen tegen indringers. Sommige dieren doen dat inderdaad, zoals het roodborstje en de tijger. Andere niet.
Grenzen lijken steeds ondoordringbaarder te worden. In plaats van slagbomen staan er nu vaak muren en hekken; hoewel de beroemdste al duizenden jaren oud zijn – de Chinese muur, de muur van Hadrianus –, zijn veel grensmuren juist pas in dit millennium gebouwd, met het Amerikaanse hek tussen de Verenigde Staten en Mexico en de Israëlische muur tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever als bekendste voorbeelden.
Schrale, schrale, schraalste troost: sommige muren zijn tijdelijk gebleken. De Berlijnse Muur heeft maar 28 jaar gestaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liep er op de grens van Nederland en België een ‘dodendraad’, een door de Duitsers aangelegde Grenzhochspannungshindernis, die vluchtelingen, spionnen en Duitse deserteurs moest tegenhouden. Die was er drie jaar.
Zullen we de landbouw maar weer de schuld geven? En de cartografie? Sinds de agrarische revolutie, omstreeks 12.000 jaar geleden begonnen, werd het bezit van land voorstelbaar en inderdaad, de vroegste grenzen die historici hebben kunnen vinden, liepen in gebieden die de landbouwrevolutie al vroeg doormaakten: Mesopotamië en Egypte. Op de meer dan 4.000 jaar oude Stele van de Gieren, gevonden in wat nu Irak is (en nu in het Louvre in Parijs) wordt het eerste grensconflict tussen twee staten beschreven. Op een grenssteen uit Egypte (nu in Berlijn) van een paar eeuwen later laat een farao weten dat Nubiërs niet welkom zijn in zijn rijk. Waarmee zeker niet gezegd is dat de komst van de natiestaat onvermijdelijk was. Blijf lezen in The Dawn of Everything. A New History of Humanity, waarin David Graeber en David Wengrow die boodschap blijven herhalen. Er waren altijd alternatieven; er blijven altijd alternatieven mogelijk.
Die grenzen moeten we ons nog niet voorstellen als een lijn door een landschap, dat idee kwam pas op na vernieuwingen in de cartografie, waardoor de wereld gelezen kon worden als een tekening. Waar grenzen in Europa soms nog logisch leken door het volgen van rivieren of gebergtes, werd dat idee bij de Europese verdeling van Afrika in 1885 geheel losgelaten.
Van de absurd rechte lijnen op de kaart van Afrika dwaal ik af naar Fazanteneiland, een eilandje in een rivier die de grens vormt tussen Frankrijk en Spanje. De Fransen en Spanjaarden sloten op dit eiland in 1659 het Verdrag van de Pyreneeën. Voor dit verdrag werd een aantal grenzen fiks verschoven; sommige Spaanse gebieden waren opeens Frans, en andersom. Behalve Fazanteneiland. Dat wordt sindsdiende ene helft van het jaar bestuurd door Frankrijk en de andere helft door Spanje. Helaas wonen er geen mensen.
Het jaar 2000, een jaar van revolutie. Verzet tegen de volgevreten machthebbers hing al jaren in de lucht en ontbrandde in het begin van het nieuwe millennium in een felle strijd waar we de gevolgen tot op de dag van vandaag van voelen. De wapens: mp3’s en cd’s. Het strijdveld: Windows ‘98. Aan de ene kant een professioneel, maar slecht voorbereid en sloom leger dat de strijd niet had zien aankomen: de muziekindustrie. Aan de andere kant een snel, anarchistisch guerillaleger: muziekliefhebbers. De industrie won op papier, de anarchisten kregen gelijk, en uiteindelijk is niemand echt veel beter af.
Voor de millenniumwisseling betaalde je voor één enkele cd zo veertig gulden. Een godsvermogen waar je voor moest sparen, zeker toen in 1999 de euro werd ingevoerd en ze ineens 22, soms wel 25 euro moesten kosten– – zeg maar 55 piek. En je moest wel, want alternatieven waren er niet: geen streaming, geen online winkels. De enige mogelijkheid om veel muziek te kunnen luisteren zonder persoonlijk failliet te gaan, was cd’s van elkaar of van de bibliotheek te lenen en branden op beschrijfbare cd’s, op minidiscs (nerds!) of op cassettebandjes (boomers!). Vinyl was goedkoop, maar er werd nauwelijks nieuw vinyl geperst. Er waren al wel mp3-spelers, maar mp3’s downloaden was een enorm gedoe via dubieuze sites, kostte heel veel tijd en kostbare MB’s, en dan kon je moeder urenlang niet bellen.
Maar onder druk wordt alles vloeibaar, en muziek is misschien niet de eerste, maar dan toch een tweede levensbehoefte. Het vond z’n weg langs uit fabrieken gesmokkelde albums en pragmatische profiteurs, door ondergrondse tunnels als ICQ, Audiogalaxy, Usenet en duistere chatrooms, tot de oprichting van een deelservice waar meer dan tachtig miljoen gebruikers muziek uitwisselden met elkaar: Napster. Het bestond nog geen drie jaar, maar veranderde de muziekwereld definitief.
Door Napster en co was muziek voor iedereen met een internetverbinding (in 2000 volgens het CBS vier op de tien Nederlandse huishoudens) ineens een publiek goed geworden, bijna als kraanwater. Van sparen voor één album, haalde je ineens voor de prijs van een paar uur aan beltikken hele discografieën binnen. Als we terugkijken naar de afgelopen 25 jaar in de popmuziek, is het niet de muziek zélf die het meest opvalt (sorry Coldplay, sorry Britney), maar hoe we eraan komen. Van Napster naar iTunes, van Youtube naar Spotify en van TikTok naar AI. Dankzij die opeenvolgende revoluties luisteren we niet meer alleen wat wordt voorgeschreven door labels en grootkapitaal: het volk heeft de macht over hun eigen luistergedrag gegrepen.
Illustratie XF&M
Dat begon met Shawn Fanning en Sean Parker, die muziek delen met elkaar veel te veel gedoe vonden via de bestaande online diensten. Ze bedachten een programma dat gebruikmaakte van een peer-to-peer-systeem, waarbij gebruikers tegelijk bestanden uploaden en downloaden: Napster. Het werkte zo goed, dat de catalogus van bootlegs, liveopnames en andere moeilijk te verkrijgen muziek al snel werd aangevuld met zo’n beetje alle beschikbare muziek. Op sommige universiteitsnetwerken liep het Napster-verkeer zo erg vast, dat de dienst moest worden geblokkeerd op de campus. Zeker met de introductie van de iPod in 2001, amper het formaat van een pakje sigaretten maar met meer muziek dan op de meeste thuiscomputers, kon je ineens alles luisteren waar en wanneer je maar wilde.
Metallica versus iedereen
De question du jambon: was het legaal? Downloaden was in Nederland geen probleem dankzij de thuiskopieregeling, maar het verspreiden van auteursrechtelijk beschermd materiaal was wel illegaal. Toch werden thuisgebruikers niet of nauwelijks aangepakt. Tikje anders dan in de VS, waar een verbod gold op zowel downloaden als uploaden in 2000, en ook de kleine gebruikers niet veilig waren. De RIAA (zeg maar de Amerikaanse Brein – Je sTeElt ToCh gEen AutO?!1?) klaagde duizenden gebruikers aan.
Een van de meest beruchte botsingen tussen het establishment en de nieuwe wereld van gratis muziek, was die tussen de fans en Metallica. Hun ‘I Disappear’, geschreven voor de soundtrack van Mission Impossible 2, werd ineens op de radio gedraaid terwijl die nog niet was uitgebracht. De band vond op Napster niet alleen dat nummer, maar ontdekte dat hun volledige discografie als mp3’s de wereld over ging, zonder tussenkomst van label, distributeur of de band zelf, en niemand verdiende er iets aan. Metallica verruilde leren jassen voor dure pakken en stapte naar de rechter, met een diskette met meer dan 300.000 namen van individuele gebruikers die hun muziek hadden gedeeld op zak. Ze eisten tien miljoen dollar schadevergoeding, later afgezwakt naar 100.000 dollar per song.
De 300.000 gebruikers werden van Napster verwijderd, en er moest een filter worden geïnstalleerd om auteursrechtelijk beschermd materiaal te weren. Na nieuwe zaken van meerdere labels, artiesten en brancheorganisatie RIAA tegen Napster werd nog eens een kwart miljoen gebruikers verwijderd, en werd de situatie vrij hopeloos voor Napster. Er leek nog even een ‘if you can’t beat them, join them’ situatie te ontstaan toen de Duitse Bertelsmann Music Group (tegenwoordig van Sony) Napster wilde overnemen, waardoor ze met onder anderen Metallica – tegen die tijd de meest gehate band van de planeet – een schikking konden afspreken voor 94 miljoen dollar. Maar omdat de directeur van Bertelsmann in allebei de bedrijven een belang bleek te hebben, ging dat allemaal niet door. Napster moest faillissement aanvragen.
Napster verloor, maar hun idee won: alle muziek voor iedereen beschikbaar, dat kón dus. „Er zou geen prijskaartje aan muziek moeten hangen”, zei Dave Grohl van de Foo Fighters. Moby voelde zich ‘gevleid’ dat zijn muziek werd gedeeld op Napster, en volgens Courtney Love waren de grote labels ‘de echte piraten’. Tegenstanders waren net zo vocaal. „Ik haatte die klootzakken”, zei Steven Tyler van Aerosmith over downloaders. En rapper Eminem vond dat „als je een computer kunt kopen, kun je ook wel 16 dollar voor mijn cd betalen.” Sting zag het genuanceerder: „De geest gaat niet meer terug in de fles. De muziekindustrie verandert, en wij zullen mee moeten veranderen.”
Tweede revolutie: YouTube
En of die veranderde. De tweede revolutie van de afgelopen vijfentwintig jaar begon met de rechterborst van Janet Jackson. Per ongeluk of niet, maar als Justin Timberlake aan het pak van Jackson trekt tijdens hun optreden in de pauze van de Superbowl in 2004, ontbloot hij haar met een metalen zonnetje versierde tepel. De beelden gaan de wereld over, maar wie er thuis even op z’n gemak naar wil kijken, for science, kan ze nauwelijks vinden. Muziek was inmiddels overal – na Napster kwam Kazaa, Limewire, Bitorrents, ThePirateBay en wat al niet meer. Maar dat soort avant-la-lettre virale video’s, dat was lastiger. Dat bracht drie nerds in San Francisco op het idee voor YouTube, waar iedereen korte video’s kon delen met iedereen. De videosite trok binnen een jaar al 100 miljoen views per dag.
In eerste instantie was het de volgende buikgriep die de muziekindustrie trof, want het stond binnen de kortste keren weer vol met auteursrechtelijk beschermd materiaal. Maar met een MTV dat zich was gaan richten op reality tv, was er wel ruimte voor een goeie plek voor muziekvideo’s. Na een ruzie over de uitbetaling van royalty’s, sloten de labels deals met YouTube. En verdraaid, in 2010 was de eerste video die 200 miljoen views haalde een muziekvideo. Rah, rah, ah-ah-ah, Roma-roma-ma, Gaga, ooh la-la: Lady Gaga’s ‘Bad Romance’ bewees dat je nog steeds een groot publiek kon bereiken met muziekvideo’s, en wel online. Anno 2025 staat die teller op bijna twee miljard.
Tegelijk brokkelde met YouTube de alleenheerschappij van labels af over wie het zou gaan maken. Napster was een zwarte markt, maar wel met door labels ontdekt en uitgebracht materiaal. YouTube was een totale vrijmarkt, waar in 2007 de moeder van een twaalfjarig ventje uit Canada een video plaatste om aan z’n familie te laten zien hoe mooi hij kon zingen: Justin Bieber. Ook Carly Jae Repsen, The Weeknd, Ed Sheeran, Davina Michelle, Esmée Denters en Emma Heesters zouden we misschien niet kennen zonder YouTube. Zijdelings daarvan werkte dat voor Adele, de Arctic Monkeys en Avicii zo met MySpace.
Nu nog geld verdienen, dat lukte in die beginjaren van YouTube nauwelijks. Apple maakte met muziekwinkel iTunes het legaal aanschaffen van digitale muziek gemeengoed, maar de volgende grote revolutie werkte zónder iets te kopen of verkopen. Want als je als consument niet echt iets krijgt, hoef je er ook niet het volle pond voor te betalen. Dat was waar in Zweden de voormalige browserspelletjesbaas Daniel Ek aan werkte: Spotify.
Spotify kwam in 2010 in Nederland. De grote labels verkochten schoorvoetend en onder protest – zoals met elke verandering waar ze voor staan – licenties aan Spotify, in de hoop dat dit dan toch de reddingsboei zou worden. iTunes was leuk, maar luisteraars waren tijdens de boekaniersjaren gewend geraakt aan álles, voor niets. iTunes had de geesten rijp gemaakt voor het betalen voor dingen die alleen online bestaan, en Spotify kwam met de juiste deal. Je kreeg als luisteraar feitelijk niets, behalve de sleutel van de bibliotheek waar je altijd binnen kunt komen om te beluisteren wat je wilt en hoe vaak je wilt. Begin 2011 had Spotify een miljoen gebruikers in Europa, in september 2011 hadden ze hun gebruikersaantal verdubbeld. Inmiddels tellen ze 678 miljoen gebruikers, waarvan 268 miljoen een betaald abonnement hebben en hebben ze wereldwijd naar verluidt meer dan 30 procent van de wereldwijde muziekstreamingmarkt in handen.
Geen platenbons kon ons vanaf toen nog vertellen wat we moesten luisteren, dat bepaalden we zelf wel. Toch? Nou ja, deels. Want in zo’n zee van mogelijkheden, is het best lastig navigeren. „Oneindig veel keuze is geen keuze”, schrijft Talking Heads-zanger David Byrne in zijn boek Hoe Muziek Werkt over de streamingdiensten. „In een tijd van overvloed, met gigantische hoeveelheden beschikbare muziek, is het probleem voor consumenten niet de toegang, maar de vraag hoe je interessante muziek vindt.” Spotify biedt de illusie van vrije wil, zegt hij. Het stuurt met algoritmes en gecureerde playlists de gebruiker een bepaalde kant op.
Illustratie XF&M
Dat levert weer nieuwe problemen op, want in veel playlists is het waden door muziek van de dominante grote labels en een eindeloze diarree van inwisselbare muzak, gemaakt door dubieuze spookartiesten die niet lijken te bestaan. Soms blijken dat slimme nerds, die onder duizenden namen muziek in elkaar flansen voor chill/mellow/mood/vibe playlists en daar meer mee verdienen dan Madonna, soms blijken ze echt niet te bestaan en wordt de muziek gemaakt door AI – en wie daar dan weer aan verdient?
Verdienen ís al moeilijk op Spotify, want artiesten worden niet betaald voor hun daadwerkelijke streams, maar die streams bepalen het deel dat ze ontvangen van de totale inkomsten. Hoe meer spookartiesten er zijn, hoe minder echte artiesten verdienen. En dan moet je het altijd opnemen tegen Taylor Swift en Bad Bunny – winner takes all. Artiesten kunnen sinds kort wel een deel van hun inkomsten inleveren om beter voor de dag te komen in de algoritmes, een uiterst dubieus systeem, vergelijkbaar met de bruine envelop gevuld met flappen waar je vroeger wat vaker mee op de radio werd gedraaid. Spotify kan niet kiezen tussen het uitknijpen van artiesten en het misleiden van luisteraars, dan maar allebei.
Lui-luisteren
Als grote corporaties, de platenlabels en naamloze AI-boeren de macht hebben, lijkt de pure muziekdemocratie waar de revolutionairen in 2000 voor vochten verder weg dan ooit. Met de nieuwere, nog onvoorspelbare speler die de markt vanuit Beijing in 2017 opstormde, werd het niet anders. Tiktok combineert het lui-luisteren van de Spotifyplaylists, met de visuele breinlijm van Instagram: onweerstaanbaar voor een jong publiek. TikTok is zeker niet alleen bedoeld voor muziek, maar daar is het wel een ontzettend belangrijk platform voor geworden. „84 percent of songs that entered the Billboard Global 200 in 2024 went viral on TikTok first”, schreven ze zelf vorig jaar. Denk aan Doja Cat’s ‘Say So’ in 2019, of een jaar later het in vele filmpjes met verwoed klapperende billen gebrachte ‘WAP’ van Cardi B en Megan Thee Stallion. Ook Olivia Rodrigo, Lil Nas X en Lizzo braken door op Tiktok. En oudere artiesten als Fleetwood Mac en The Cure vonden er onverwacht een nieuw publiek
Lees ook
Vanuit het niets op één: wie is de 17-jarige Olivia Rodrigo?
Dat we niet precies weten hoe Tiktok werkt is ook wel charmant. Artiesten of labels lijken lang niet altijd in de hand te hebben wat daar werkt. Als een grote influencer of danser (of dansende influencer) op je song los gaat, kun je zomaar een big break krijgen. Het gebeurde Troye Sivan, die in 2023 dankzij een dansfilmpje van Niana Guerrero wereldwijd doorbrak. Natuurlijk zijn influencers te, eh, beïnvloeden. Laten we niet naïef zijn. Maar zoals Nina Webb, hoofd marketing van Atlantic Records (onderdeel van Warner) een paar jaar geleden haar werk omschreef: „Toen ik begon was het een puzzel voor een driejarige: je had video en radio, en alles wat je als label nodig had was invloed en geld. En nu voelt het alsof het een puzzel van 1.000 stukjes is met alleen maar grijze lucht, en TikTok is het enige stukje dat op zichzelf echt iets in beweging zet.”
En dan hebben we het nog niet eens echt over AI gehad, misschien wel de grootste revolutie in de muziekindustrie voor artiesten, labels, streamers en luisteraars sinds Napster, maar eentje waarvan we de gevolgen nog helemaal niet kunnen overzien. Alleen dat het wel eens álles opnieuw kan veranderen. Er is behulpzame AI, zie hoe The Beatles hun ‘Now And Then’ konden maken door het oppoetsen van een moeilijk hoorbare opname van John Lennon, hoe Caribou zichzelf verschillende zangstemmen kon aanmeten of hoe Sevdaliza haar eigen stem beschikbaar stelt om tegen betaling gebruik van te kunnen maken. AI wordt ook gebruikt om nieuwe artiesten te vinden: labels verzamelen alle data van de door hen uitgebrachte muziek, en halen daaruit wat op dat moment goed blijft plakken bij luisteraars. Ze gebruiken vervolgens AI tools – zoals het door Warner gekochte Sodatone – om nieuw talent snel op te sporen. Dan weten ze wat voor soort muziek werkt, vinden ze er de mensen bij en kunnen ze snel doorpakken. Spotify gebruikt AI ook, om gebruikers hun eigen playlists mee te laten genereren, of een ‘AI DJ’ in te schakelen die muziek afspeelt waarvan het weet dat je het tof zal vinden. En ze gebruiken alle data van alle luisteraars op Spotify om AI te trainen weer betere suggesties te bieden, ook voor je ‘Wrapped’ aan het eind van het jaar.
Lees ook
‘Spotify Wrapped’ is een jaarlijkse traditie geworden. Maar wat zeggen die lijstjes? En hoe zit het met je privacy?
Erger: met AI-tools als Suno, Udio en Soundraw is ook geheel nieuwe muziek te genereren. Ook al worden er miljoenen uren aan auteursrechtelijk materiaal voor ingezet om de modellen te trainen, de artiesten en andere rechthebbenden zien daar niets van terug. Regels en wetten komen maar langzaam op gang, want hoe werken auteursrechten als wat uit zo’n AI-model rolt een geheel nieuw liedje is? We weten niet wat Metallica van AI vindt, maar Elton John was onlangs woedend over het uitblijven van copyright-regelgeving voor techbedrijven: „De regering gedraagt zich als absolute losers!”
What’s next? Straks wordt AI gebruikt om met AI gemaakte muziek op te sporen, dat via AI wordt gepusht naar AI bots die ernaar luisteren om cijfers een bepaalde kant op te stuwen. Een AI-ouroboros. Duidelijk is hoe een deel van de AI-wereld in de wedstrijd zit. Mikey Shulman, de eigenaar van platform Suno, verklaarde onlangs dat zelf muziek maken gewoonweg niet zo leuk is. „Het kost enorm veel tijd, je moet er veel voor oefenen, je moet een instrument of bepaalde software onder de knie krijgen. Ik denk dat de meerderheid van mensen het grootste deel van de tijd die ze aan het maken van muziek spenderen niet leuk vindt.”
Zucht.
Straks wordt AI gebruikt om met AI gemaakte muziek op te sporen, dat via AI wordt gepusht naar AI bots die ernaar luisteren om cijfers een bepaalde kant op te stuwen. Een AI-ouroboros.
Muziek werd door Napster al iets waar blijkbaar niet voor betaald hoefde te worden. Met Spotify werd muziek weer betaald, maar bleef een serieuze beloning voor artiesten achter. En met AI is dat allemaal ook weer onzeker.
Maar wacht, er is ook goed nieuws. Neem de globalisering in muziek. Natuurlijk luisterden we in het jaar 2000 al massaal naar Buena Vista Social Club en Manu Chao. Maar de supersterrenstatus voor artiesten als Bad Bunny, Rosalía, BTS, Blackpink, Tems en Burna Boy is echt een gevolg van het open internet. Ze waren misschien ook een kwart eeuw geleden wel populair geworden, maar zonder de overweldigende streamingcijfers en viral hits was het ons in Nederland misschien nooit zo opgevallen hoe goed Burna Boy of Bad Bunny het deden, en hoe leuk afrobeats en reggaeton kan zijn. Ze bewijzen ook dat niet alle popmuziek saai en voorspelbaar is geworden, gemaakt wordt met het oog op de algoritmes. Amerikanen als Chappell Roan, Billie Eilish en Kendrick Lamar onderstrepen het punt: authentieke, originele en zeer menselijke muziek blijft vooralsnog gewoon doorbreken en bovendrijven. En dan gaat het nog niet eens over de totale vervaging van genres. Wie is geboren na 2010 luistert rustig Joost, Sabrina Carpenter, Drake en Nirvana door elkaar heen. Dat is democratisering in muziek: iedereen kan alles zomaar beluisteren. Dat heeft ook weer creatieve invloed op wat er wordt gemaakt.
En dan zijn er nog steeds veel mensen die niets van dit verhaal begrijpen, omdat ze via Bandcamp, Soundcloud of Youtube luisteren naar hun dungeon synth, cumbia villera, powerviolence, chiptunes, nu jazz of vaporwave, geheel afgesloten van de grote buitenwereld – tot een van die artiesten ineens de Ziggo Dome uitverkoopt. En platforms waar je moeilijk te vinden muziek onderling kunt uitwisselen – zoals het nog altijd populaire Soulseek – bestaan nog steeds én worden goed gebruikt door liefhebbers van eigenwijze muziek. Legaal of illegaal. De revolutionairen zijn niet verdwenen, ze hebben hun wapens nooit ingeleverd. Ze zijn alleen wat minder zichtbaar.
Dennis van Leeuwen, KaneBrachten in 2000 debuutplaat As Long As You Want This uit
“Wij deden het zo: heel veel spelen, meedoen aan wedstrijden, gezien worden en erkend worden door een platenmaatschappij die je tekende en het dan ging doen met je. Wij hebben destijds een ongelooflijke mazzel gehad. Omdat Total Touch en Volumia net een hit hadden, had de manager wat extra budget om risico te nemen, en kon hij een act tekenen met iets meer een randje. Gewoon geluk.
Het kan nog steeds op onze manier, maar een label kijkt nu ook hoe je het doet op Instagram en TikTok. Ik zou nog steeds iedereen adviseren om eerst 10.000 uur in de oefenruimte door te brengen, maar mijn pijnlijke conclusie als muzikant: misschien is het wel effectiever om eerst 10.000 uur op Instagram door te brengen. De marketingwetten zijn gewoon veranderd. De algoritmes zijn belangrijk voor labels. Als er volgers van Instagram of TikTok overgaan op luisteren op Spotify, dan is het misschien tijd om zo iemand te tekenen. Maar moet je je voorstellen dat je Roxy Dekker bent, dan hoef je alleen maar aan je 750.000 volgers op Tiktok te vertellen dat je een nieuw liedje hebt. Dat heeft enorme impact.
Sommige dingen zijn beter: voorheen als je naar Oasis luisterde, dan vond je Radiohead niet tof. Dat was allemaal heel erg gesegregeerd. De jonge mensen met wie ik nu werk interesseert het echt helemaal niets. Die zetten Led Zeppelin op, dan de Vengaboys. Dat vind ik een grote verbetering.
En wat ook goed is: alles staat op Youtube. Ik moest echt zoeken naar de informatie die ik nodig had om beter te worden, en heel veel lessen volgen. Nu ontmoet ik gitaristen die dingen kunnen waarvan ik denk: hoe kan het dat je dit al kunt? En dat hebben ze dan geleerd via Youtube. Als je die hele encyclopedie die internet is goed toepast, kun je op je negentiende beter zijn dan ik op m’n negentiende. Dat moet toch iets heel moois kunnen opleveren.”
Joost van Haaren, KrezipBrachten in 2000 debuutplaat Nothing Less uit
“Wij waren huge op Hyves. Daar hebben we nu natuurlijk niks meer aan. Je bent overgeleverd aan de grillen van de platforms waar je je op bevindt. Daarom zijn we nu eigenlijk weer terug naar het directe contact, met onze eigen nieuwsbrief.
Ons verdienmodel is verschoven. In het begin speelden we live om het album en de singles te promoten, dat is nu omgedraaid. Je gaat de studio in omdat er nieuwe muziek moet komen, zodat je live iets nieuws kan brengen en je weer welkom bent op de grote festivals. Shows zijn daardoor bij veel artiesten wel steeds meer voorstellingen geworden, die helemaal zijn afgekaderd. De band speelt op clicktrack (metronoom) zodat het vuurwerk, de visuals en het licht exact mee kunnen lopen. Dat betekent ook dat de vorm van de liedjes vastligt, vaak lopen er ook instrumenten of backing vocals mee om de boel aan te dikken, en in sommige gevallen ook autotune. Als iets live namelijk niet goed gaat, staat het zo op social media en wordt je daar op afgerekend. Shows zijn nu, en dan druk ik me voorzichtig uit, nogal risicomijdend.
Dat iedereen muziek thuis op hoog niveau kan opnemen en het in een handomdraai voor de hele wereld te beluisteren is, dat is wel geweldig. Maar hoe val je op tussen die hele grote wildgroei aan nieuw aanbod? Dan moet je wel zo gruwelijk uniek zijn, of je moet op de een of andere manier iets ludieks of opvallends doen en nét dat juiste haakje vinden waardoor je door de algoritmes breekt. Maar er zijn ook nog altijd heel veel mensen die ‘s avonds een talkshow kijken of in de auto de radio aan hebben. Je moet al die kanalen bedienen.”
BrainpowerBracht in 2000 eerste hit ‘Door merg en brain’ uit
“Aan de ene kant is sinds 2000 alles veranderd, maar aan de andere kant in essentie ook weer niet echt: a good song is a good song… Ik brak door in het staartje van het massamediatijdperk. Radio en TV zijn nog steeds belangrijk, maar op een heel andere manier. Internationaal ook. Ik zat laatst bij een evenement tegenover iemand die ik niet kende, en later kwam ik erachter dat hij een van de grootste rappers uit Brazilië is. Mensen kunnen supergroot zijn bij hun eigen specifieke doelgroep, zonder de massamedia faam, dat vind ik mooi.
Optreden is professioneler geworden. Qua elementen als licht, effecten, rookmachines enzo zijn er meer betaalbare opties. Veel zalen zijn mooier, cleaner. Ik mis zelf de underground vibe soms wel een beetje, de kelderachtige kleedkamers met dik bestickerde muren. Daar kwam je echt niet zomaar tussen, er was wel een buffer die werkte als een soort quality control. De laatste vijftien, twintig jaar zag je ook wel wat vaker artiesten die totaal nog niet klaar waren voor het grote plaatje, maar wel doorbraken. Dan krijg je soms wel kwalitatief dubieuze optredens, waardoor het publiek gewend kan raken aan een lagere standaard van live performances. Het is zoals Cruyff zei, elk voordeel heeft zijn nadeel.
Er zijn natuurlijk dingen echt veranderd. Denk aan het pluggen met fysieke singles. Vinyl en andere fysieke formats zijn wel populair, en er worden ook nog tapes en cd’s gemaakt, maar aan die radio-promo kant zie ik dat niet meer gebeuren. Uiteindelijk zijn de tools anders, maar de inspiratie is hetzelfde. Thuisstudio’s, nu een ding, waren er vroeger ook al, het is nu alleen wel een stuk makkelijker geworden om zelf je setup te bouwen. Dat is alleen maar goed. Zelf was ik altijd al iemand die onafhankelijk nadacht. Ik wilde dat je als hiphop artiest met een kwaliteitsproduct gewoon naast de grote rock- en popartiesten kon staan en serieus genomen werd, en dat is gelukt. Ook al valt er nog veel terrein te winnen.”
Het is een oud lied, zingt verteller Hermes in het openingsnummer van Hadestown. “It’s a tale of a love from long ago.” Even later zal hij de hoofdrolspelers in dat liefdesverhaal introduceren: Orpheus en Eurydice, een jong koppel uit de Griekse mythologie. De legende van hun liefde die bijna – bíjna – sterk genoeg bleek om de dood te overwinnen, wordt al eeuwen verteld; de tragische afloop staat bij voorbaat vast. “It’s a sad song”, waarschuwt Hermes dan ook. „But we’re gonna sing it, even so.”
De liefde van Orpheus en Eurydice wordt nu ook bezongen in Amsterdam. Koninklijk Theater Carré werkte samen met de oorspronkelijke makers aan een eigen productie van Hadestown, de Broadwayhit die in 2019 acht Tony Awards en een Grammy binnensleepte en sinds vorig jaar ook succes boekt op het Londense West End. Net als het origineel wordt de musical in Amsterdam opgevoerd in het Engels, onder het label Broadway in Carré.
Dat je dat voor elkaar krijgt in een voorstelling; dat de toeschouwer bij iets voorspelbaars alsnog zo op het puntje van de stoel zit… Ja, dan ben je magie aan het maken
De wens van Carré-directeur Madeleine van der Zwaan om Hadestown naar Nederland te halen, ontstond in 2018, vertelt ze in haar kantoor boven het theater. „Ik zag de musical toen in het National Theatre in Londen, voordat hij naar Broadway ging – en ik was blown away.” Bij voorstellingen als deze „weet je weken of maanden later nog hoe je je voelde toen je de zaal uitliep”, zegt Van der Zwaan. Als ze nadenkt over hoe ze dat gevoel het best kan uitleggen, herinnert ze zich een zin die ze opving toen ze de musical opnieuw bezocht, nu wel op Broadway. Na afloop hoorde ze een jongen tegen zijn vriend verzuchten: „En tóch hoopte ik dat het goed zou aflopen.”
Ben je bekend met de mythe van Orpheus en Eurydice, dan weet je dat dat ijdele hoop is. Orpheus’ poging om zijn geliefde terug te halen uit het dodenrijk kent geen sprookjeseinde. Het lukt hem wel om af te dalen naar de onderwereld, die vernoemd is naar de God die daar de dienst uitmaakt: Hades. Ook slaagt hij er met zijn muzikale talenten in om Hades en zijn vrouw Persephone over te halen Eurydice aan hem mee te geven. Maar Hades stelt een cruciale voorwaarde: Orpheus mag niet achteromkijken tot hij en Eurydice de Hades hebben verlaten. Hij moet er dus blind op vertrouwen dat ze daadwerkelijk achter hem loopt.
„Je weet hoe dat afloopt”, zegt Van der Zwaan. „En toch denk je: hij wéét hoeveel ze van hem houdt. Er zit vertrouwen. Hij gaat niet omkijken. Dat je dat voor elkaar krijgt in een voorstelling; dat de toeschouwer bij iets voorspelbaars alsnog zo op het puntje van de stoel zit… Ja, dan ben je magie aan het maken.”
Boodschap van hoop
Een ander belangrijk onderdeel van de magie van Hadestown is dat het verhaal, ondanks alles, een boodschap van hoop overbrengt. „Wij als goden weten ook hoe het afloopt”, zegt Joy Wielkens, die de rol van Persephone speelt. „We zitten steeds in dezelfde cirkel. Toch is er telkens dat korte moment waarin je vol gelooft dat er misschien verandering mogelijk is. ‘We sing it again, and again’, zingt Hermes op het eind, en dat is ergens verdrietig – maar het heeft óók een schoonheid. In dat constant blijven proberen zit hoop. Dat vind ik zo mooi.”
Ook Wielkens’ personage heeft die hoop hard nodig, legt ze voorafgaand aan een repetitie uit in een van de foyers van Carré. In de musical vormen Orpheus en Eurydice namelijk niet het enige liefdeskoppel. Hun verhaal wordt afgezet tegen dat van Hades en Persephone, bij wie alle verliefdheid en naïviteit uit de relatie is gesleten. De grillige verhouding tussen de twee oude goden heeft directe invloed op de bovenwereld: de helft van het jaar woont Persephone bij Hades in zijn dodenrijk en is de aarde koud en dor. Als ze naar boven komt om daar de andere helft van het jaar te spenderen, brengt ze de lente met zich mee.
Maar de vruchtbare seizoenen worden korter naarmate Hades bezitteriger wordt en hij zijn vrouw eerder dan afgesproken mee terugvoert naar ‘Hadestown’. Terwijl de oogsten op aarde mislukken bouwt hij zijn koninkrijk om tot een kapitalistische koortsdroom, vol neonlicht en anonieme werkers. Die draagt hij op een muur te bouwen om „de vijand” buiten te houden. “The enemy is poverty”, spreekt Hades zijn onderdanen toe in het lied ‘The Wall’. “And the wall keeps out the enemy, and we build the wall to keep us free.” Teksten die akelig dicht in de buurt komen van leuzen die je politieke leiders nu kunt horen roepen.
‘Hadestown’ in Carré Foto Danny Kaan
Politieke laag
„Er zit een politieke laag in de musical”, zegt Wielkens; een laag die onder de twee liefdesverhalen zit. Ze denkt daarbij ook aan zinnen die refereren aan klimaatverandering – in ‘Chant’ zingt Orpheus over hitte, verwoesting, overstromende oceanen. „Ik denk dat we die gedachten in het slotlied, ‘Raise our cup’, aan elkaar proberen te koppelen. Dan spreken we de zaal aan: blijf geloven in elke Orpheus in jezelf, of elke Orpheus die je tegenkomt. Daarin komt voor mij dat grote, idealistische deel van de voorstelling samen met het liefdesverhaal”, zegt Wielkens. „Als we niet meer geloven in hoop en liefde, in de mogelijkheid dat dingen beter kunnen worden, dan komen we misschien uit waar we nu zijn.”
Daarmee ziet Wielkens in Hadestown „een voorstelling met een boodschap die heel erg nodig is nu. Zonder dat we met pamfletten op het podium gaan staan, moeten we wel die lading voelen als we dat verhaal elke keer vertellen. We zeggen niet zomaar iets. Zoals we binnen de liefde tussen onze personages een verandering proberen teweeg te brengen, proberen we met de voorstelling ook – hoe klein ook – een verandering in de wereld teweeg te brengen.”
Jazz, folk, blues
Om te zorgen dat die boodschap goed overkomt, zijn de oorspronkelijke makers vanaf de casting betrokken geweest bij de Nederlandse productie. Samen met Carré zorgen zij ervoor dat deze uitvoering van Hadestown zo dicht mogelijk bij het origineel blijft, inclusief het grootse, tijdloze decor, dat de sfeer oproept van een jazzcafé. Dat komt mede door de aanwezigheid van een live band op het toneel, die Hadestown van zijn kenmerkende, swingende geluid voorziet – een mix van jazz, folk en blues. Voor de bandleden is er altijd wel wat te doen: er zit geen gesproken dialoog in de musical, het is één lang muziekstuk.
Het is die muziek die Wielkens ertoe heeft bewogen te auditeren. „Het heeft iets alternatiefs”, vindt ze, „en tegelijkertijd is het heel soulful.” Dat is de verdienste van Anaïs Mitchell, die zowel het verhaal als de muziek van Hadestown schreef en in samenwerking met regisseur Rachel Chavkin deze musical neerzette. Ook op Van der Zwaan maakte de klank van Hadestown direct veel indruk, evenals de bijbehorende liedteksten. De muzikaal supervisor die vanuit Londen bij de Carré-productie betrokken is, Tarek Merchan, beschouwt deze teksten als poëzie, vertelt Van der Zwaan. „Daarom is het zo belangrijk hoe het gezongen wordt, hoe het gebracht wordt. Over ieder woordje is nagedacht.”
In die teksten blijft Wielkens zinnen ontdekken die haar ontroeren. Een van haar lievelingszinnen wordt gezongen door Eurydice, wanneer ze Orpheus voor het eerst ontmoet. Terwijl Hermes toekijkt vertelt Orpheus haar dat hij aan een lied werkt:
A song to fix what’s wrong
Take what’s broken, make it whole
A song so beautiful
It brings the world back into tune
Back into time
And all the flowers will bloom
When you become my wife
„Oh”, zegt Eurydice – „hij is gek. Waarom zou ik zijn vrouw worden?” „Maybe because he’ll make you feel alive”, zegt Hermes. Waarop Eurydice antwoordt: „Alive? That’s worth a lot.”
„Zij komt uit de grauwheid”, zegt Wielkens; „ze heeft het opgegeven. En zoiets simpels als je echt levend voelen – hij kan haar dat geven. Dat is misschien ook wat liefde is. Dat iemand je een gevoel geeft waardoor je de wereld op een rijkere manier ervaart.”
Tegen de stroom in blijft Orpheus werken aan het lied waar hij de wereld heel mee wil maken. Net zoals Hermes het liefdeslied van Orpheus en Eurydice blijft zingen, in de hoop dat er een volgende keer toch iets verandert. En als het verhaal alsnog op dezelfde manier afloopt, is er tenminste weer dat moment van hoop geweest. Opnieuw, en opnieuw.
Hadestown gaat in première op zondag 29 juni in Carré en is daar te zien t/m 24 augustus. Info: carre.nl