De last voor de mannen die niet willen meedoen aan de oorlog van hun land

Nieuwskijken In een nieuwe rubriek over (non-) fictie bij de feiten: mannen die de oorlog ontlopen, toen en nu.

Russische mannen ontlopen de door Poetin ingestelde dienstplicht en vertrekken naar Georgië in september 2022.
Russische mannen ontlopen de door Poetin ingestelde dienstplicht en vertrekken naar Georgië in september 2022. Foto Zurab Kurtszikidse

Wat dragen ze mee, de mannen die hun land-in-oorlog willen ontvluchten om niet te hoeven vechten? Duizenden Oekraïense mannen vertrekken naar het buitenland om onder de dienstplicht uit te komen. Vorig jaar rond deze tijd waren het Rússische mannen, die zich met honderdduizenden naar buurlanden haastten uit angst voor de ‘gedeeltelijke mobilisatie’ die president Poetin had afgekondigd. Zulke berichten zijn een goede aanleiding om het kleine meesterwerk The Things They Carried te lezen of herlezen (de Nederlandse vertaling, Wat ze droegen, is niet meer in druk).

De verhalenbundel (1990) van de Amerikaanse schrijver en Vietnam-veteraan Tim O’Brien gaat over mannen en oorlog – en wat ze met zich mee torsen, op hun rug en in hun hoofd. Jaren geleden werd het boek me aangeraden door onze toenmalige overbuurman in Washington, zelf een Vietnam-veteraan. Zijn puberzoon las het op school, daarna was hij er zelf in begonnen en diep door geraakt. De verhalen hielpen hem om, na jaren stug zwijgen, te praten over zijn oorlogservaringen.

„Dit verhaal heb ik nooit eerder verteld. Aan niemand”, begint het pijnlijk eerlijke, autobiografische verhaal On the Rainy River. Het gaat over de schaamte van O’Brien voor wat hij zijn lafheid noemt. Het is 1968, hij is 21 en student als hij een oproep van het leger krijgt. Hij moet in dienst en naar Vietnam. Maar hij is tegen de oorlog, kan niet tegen bloed, wil niet doden, wil niet sterven – zeker niet in die oorlog. Ondanks alle verschillen proef je door het verhaal de wanhoop van zijn leeftijdgenoten die zich nu aan de oorlog in Oekraïne willen onttrekken.

Hij wil niet doden, niet sterven

De jonge Amerikaan pakt op een dag de auto van zijn vader en rijdt naar het noorden, richting Canada. Hij is innerlijk verscheurd. Hij vreest het respect van zijn ouders te verliezen als hij zich drukt voor het leger. Hij beseft dat hij in het plaatsje waar hij vandaan komt voortaan als lafaard zal worden gezien. Maar hij rijdt door.

Tot hij bij Rainy River komt, een rivier die de grens vormt tussen Minnesota en Canada, „tussen één leven en een ander leven”. Hij huurt een huisje in een bungalowpark, waar hij de enige gast is. Hij worstelt er dagenlang met zijn tegenstrijdige emoties. ’s Avonds eet hij vis met de 81-jarige beheerder, die hem nooit iets vraagt. Hij begrijpt zo wel wat een 21-jarige doet aan de grens met Canada en waarover hij tobt.

Op de zesde dag neemt de oude baas hem mee uit vissen. Hij stuurt de boot dicht naar de Canadese oever en gooit zwijgend zijn hengel uit. O’Brien is verlamd, hij kan zo overboord springen en naar Canada zwemmen. Maar in gedachten hoort hij hoe hij uitgescholden wordt voor verrader. Hij probeert te glimlachen, maar begint stil te huilen.

De oude doet of hij het niet ziet. Na een tijdje haalt hij zijn hengel op („ze bijten niet”), en zet hij weer koers naar het bungalowpark. Verslagen schrijft O’Brien: „Ik zou naar de oorlog gaan – om te doden en misschien te sterven – omdat ik me zou schamen als ik dat niet deed. (…) Ik was een lafaard. Ik ging naar de oorlog.”

En dat is dan nog maar de worsteling van een man die de oorlog die zijn land voert haat. Stel je voor wat een Oekraïner doormaakt, zoals de 30-jarige Ivan: hij had zich aangemeld als vrijwilliger om zijn land te verdedigen. Maar toen hij van nabij de gruwelen van de oorlog zag, deserteerde hij en vluchtte hij naar het buitenland. Is hij ook een lafaard?