COP28, de grote klimaattop die donderdag in Dubai begint, vindt plaats in het jaar dat vrijwel zeker de geschiedenis in zal gaan als het warmste ooit. En dat is maar één van de records. 2023 telde ten minste 86 dagen waarop de gemiddelde temperatuur meer dan 1,5 graden hoger lag dan voor de industriële revolutie. De maand september was zelfs 1,8 graden warmer. De extremen die de wereld dit jaar te verduren kreeg, worden vaak ‘het nieuwe normaal’ genoemd. Maar dat is niet terecht. Want zonder extra klimaatbeleid is dat nieuwe normaal al weer op weg naar een volgend, extremer nieuw normaal.
Dat is een pijnlijke zekerheid aan het begin van deze klimaattop, waar het moet gaan over dat extra beleid. Iedereen in Dubai weet dat er een grote kloof bestaat tussen wat er nodig is om te voorkomen dat de opwarming uit de hand loopt en wat er tot nu toe is afgesproken. En iedereen weet ook heel goed wat er nu volgens het Klimaatakkoord van Parijs (2015), waar bijna alle landen van de wereld hun handtekening onder hebben gezet, moet gebeuren. Simpel gezegd: meer.
Het goede nieuws
In Dubai wordt voor het eerst officieel de inventaris opgemaakt van het mondiale klimaatbeleid sinds ‘Parijs’. De cijfers zijn inmiddels bekend en het goede nieuws is volgens Inger Andersen, hoofd van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), dat de wereld heeft laten zien in staat te zijn tot verandering. In 2015 dreigde de uitstoot van broeikasgassen tot het einde van dit decennium nog met 16 procent te stijgen, schrijft Andersen in het Emissions Gap Report. Met alle klimaatplannen van nu blijft die stijging beperkt tot 3 procent.
Lees ook
Ondanks klimaatverandering investeren oliebedrijven juist méér in ‘fossiel’. Komt de wereld op tijd af van haar olieverslaving?
Maar dat is wel het einde van het goede nieuws. Want om de opwarming te beperken tot 2 graden Celsius zou de uitstoot al lang fors aan het dalen moeten zijn, tot 2030 met maar liefst 28 procent. En voor maximaal 1,5 graden – wat de wereld een stuk veiliger zou maken – zelfs met 42 procent.
Volgens het Klimaatakkoord zullen de ambities dus omhoog moeten, en niet zo’n beetje ook. Maar gaat dat ook gebeuren? De signalen zijn niet gunstig. Aan de vooravond van de top zijn er verschillende verhalen verschenen over de dubbele agenda van de Emiraten, en van de voorzitter van deze COP, Sultan Ahmed Al-Jaber. Behalve dat hij leiding geeft aan de COP is hij ook de baas van Adnoc, het staatsoliebedrijf van de Emiraten.
Uit gelekte documenten in het bezit van het Centre for Climate Reporting blijkt volgens de BBC dat de Emiraten de klimaattop ook willen gebruiken voor profijtelijke olie- en gasdeals. Zo zou Adnoc „klaar staan” om Colombia te helpen zijn fossiele reserves te ontwikkelen, wil het bedrijf gesprekken aanknopen met Brazilië, Duitsland en Egypte, en met China „internationale kansen” op het gebied van vloeibaar gas (liquefied natural gas, lng) evalueren in Mozambique, Canada en Australië.
De Financial Times noemt deze klimaattop in een uitgebreid verhaal ‘The cheque book COP’. Daarin zegt Harjeet Singh van Climate Action Network International dat Al-Jaber probeert „het vertrouwen te winnen van ontwikkelingslanden die nog steeds afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen”. Tegelijkertijd wil hij volgens Singh producenten van fossiele brandstoffen een centrale positie geven in de COP. Dat de Emiraten geen plannen hebben om hun oliewinning te verminderen bleek deze zomer. Toen kondigde Adnoc aan de olieproductie versneld op te schroeven naar 5 miljoen vaten per dag in 2027.
Een geweldige milieuactivist
Toch verzet lang niet iedereen zich tegen de prominente rol van de Emiraten en van voorzitter Al-Jaber. Sommigen zien het zelfs als een kans om de olie-industrie te bewegen tot het nemen van verantwoordelijkheid. Frans Timmermans, toen nog Eurocommissaris voor klimaat, noemde Al-Jaber „uitstekend gepositioneerd” om de COP te leiden. De Amerikaanse klimaatgezant John Kerry vond hem zelfs „een geweldige milieuactivist”, vanwege zijn rol bij Masdar, de ‘groene’ tak van oliebedrijf Adnoc. De Franse diplomaat Laurence Tubiana, een van de architecten van het Parijsakkoord, schreef in een opiniestuk in Foreign Policy dat de Emiraten nu kunnen laten zien dat ze deel van de oplossing willen zijn. Ze kunnen het zich volgens haar niet permitteren „om op safe te spelen”.
Zelfs al zou Tubiana gelijk hebben, veel reden voor optimisme is er niet. Twee oorlogen hebben het klimaat als geopolitiek thema naar de achtergrond geduwd. Het zijn oorlogen die bovendien het hart van de energiepolitiek raken. De Russische inval in Oekraïne heeft een einde gemaakt aan de gemakkelijke beschikbaarheid van Russisch gas in Europa. Door de Gaza-oorlog loopt de spanning op midden in de belangrijkste olieregio ter wereld.
Lees ook
Opkomende economieën willen dat ‘hypocriete’ Westen opdraait voor energietransitie
Veel landen zijn naarstig op zoek naar manieren om hun energievoorziening veilig te stellen, desnoods met extra fossiele brandstoffen. Dat geldt ook voor Europa, dat in de klimaatonderhandelingen altijd een voortrekkersrol heeft gehad. Zonder de zichtbare bereidheid van de EU om zijn reductie-ambities te verhogen en meer geld uit te trekken voor klimaathulp aan arme landen, komt er van klimaattoppen over het algemeen weinig terecht.
Kan Europa die ambities de komende twee weken in Dubai waarmaken? In de energievoorziening en het industriebeleid is de transitie inmiddels wel onomkeerbaar. Maar voor de doelen van Parijs is dat nog niet genoeg. Daarvoor zijn volgens klimaatwetenschappers veel grotere transities nodig, op allerlei maatschappelijke terreinen – van mobiliteit tot voeding, van consumptie tot huisvesting. Dat is geen gemakkelijk verhaal, zeker niet met Europese verkiezingen op komst. Hoe dichter de transities bij de persoonlijke levenssfeer van mensen komen, hoe moeilijker het wordt om daarover besluiten te nemen – ook in Dubai.