De huurder was heler in motorblokken: in hoeverre moet de verhuurder opdraaien voor dat louche zaakje?

De zaak

Onno van Veldhuizen kent de dilemma’s: hij was burgemeester in Nieuwkoop, Hoorn en Enschede, tot 2021. En dus bekend met dwangsommen, uithuisplaatsingen of het sluiten van – meestal – drugspanden. Vanochtend zit hij als bestuursrechter in zaal 5 van de Raad van State. Op een beeldscherm de vertegenwoordiger van de gemeente Waalwijk, zo te zien vanonder z’n eigen trap. Klaar om een zaak uit 2019 te verdedigen.

Huissluitingen, meestal op grond van de Opiumwet, liggen sinds de Toeslagenaffaire onder een vergrootglas. Het gezag moet de noodzaak kunnen onderbouwen.

Tegenover de bestuursrechter zit het echtpaar Klerx, garagehouders en verhuurders van onroerend goed, met hun advocaat. Hun zaak lag meer dan twee jaar te wachten bij de Raad van State. Destijds stelde het Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit vast dat Klerx aan een heler verhuurde. Mogelijk een grote. Meer dan de helft van diens aangeboden motorblokken bleek gestolen. De burgemeester van Waalwijk legde Klerx daarom een ‘last onder bestuursdwang’ op en sloot diens pand voor zes maanden. Ondanks dat hij het bedrijfje in automotoren „er meteen uit heeft gezet”. Want, gedoe met de politie, „dat moet ik niet hebben”. De huurder kreeg een strafbeschikking van het OM.

Maar Klerx zat met schade. Zes maanden gederfde huur, reputatieschade, juridische kosten. Ook omdat hij in beroep ging. De gemeente kreeg van de bestuursrechter in Breda een stevige tik op de vingers. Die zag de noodzaak van sluiting niet nu Klerx de huur al had opgezegd. En stoort handel in louche motorblokken de openbare orde? Hoe dan? Is een sluiting van een leeg pand om de „bekendheid en het gebruik” ervan te verstoren zinvol? Welke nadelige effecten op het openbare leven voorkomt dat? De burgemeester liet zich dit niet zeggen en ging in hoger beroep.

Zijn klanten voor gebruikte motorblokken dan per definitie louche?

Het zit de Klerxen nog altijd hoog, zo blijkt. Ze denken dat Waalwijk hun garagebedrijf sindsdien mijdt en nieuwe huurders waarschuwt. De smet van die sluiting moet er vanaf.

Voor de gemeente was de motorblokkenheler een symptoom van ondermijning. De handhaving werd verscherpt, waarna op het industrieterrein meer criminaliteit werd aangetroffen. Sinds 2019 volgden 22 sluitingen, meestal drugsgerelateerd. Sluiting heeft „signaalwerking”, als symbool van strikter overheidsoptreden, het kan „de buurt geruststellen”, legt de gemeenteman uit. En Waalwijk vond dat Klerx z’n huurders beter had kunnen controleren. Dat de motorenhandel op heling drijft, had hij kunnen weten. Was hij niet aangesloten op de RDW-database? Hij had uit de zéér goedkope automotoren conclusies kunnen trekken. De politie had hem al gewezen op mogelijk louche klanten in deze branche.

Dat ontkent Klerx met passie. Uit de RDW-database kan je helemaal niets herleiden over de herkomst van motoren. De markt voor gebruikte automotoren, veelal uit sloopauto’s, ís niet transparant: als maatstaf kun je zeker geen dealerprijzen gebruiken, zoals kennelijk is gebeurd. En hoever moet je gaan in het controleren van de bedrijfsvoering van je huurder? Hoezo „loop van criminelen”? Zijn klanten voor gebruikte motorblokken dan per definitie louche?

Staatsraad Van Veldhuizen blijkt even sceptisch als de rechtbank destijds. Feitelijk sloot Waalwijk een lege bedrijfshal, met een vertrokken verhuurder. En het dossier bevat weinig politie-informatie over het effect van „deze criminele activiteit” op de openbare orde. De gemeente moet toegeven dat er wel „waarnemingen” waren, maar dat de politie ze niet vastlegde. En de advocaat vertelt dat de schatting dat „56 procent” gestolen was, is gebaseerd op een controle van slechts 34 motorblokken, bij een handelsvoorraad van honderden.

Op een industrieterrein ligt hinder door klanten anders dan bij een „drugspand” in een woonwijk, merkt de staatsraad op. Hoe onderscheid je „loop en handel” in legale motorblokken eigenlijk van die in illegale? De gemeenteman geeft toe: dat „onderscheid is moeilijk”. „Mensen hebben geen etiket op hun jas: ik ga iets illegaals doen.”

Het oordeel

Ook bij de Raad van State verliest de gemeente, tien weken later. Waalwijk heeft de noodzaak voor de garagesluiting „onvoldoende feitelijk en concreet onderbouwd”. Sluiting was niet nodig om de handel in gestolen motoren te verhinderen, omdat de huurder er door de eigenaar al uit was gezet. De openbare orde was hersteld, kans op recidive was er niet. Dat de garagehouder zelf huurinkomsten misliep, hoort ook niet voor zijn rekening te komen, zoals de gemeente betoogde. De Raad van State bevestigt dat de garagehouder door het opzeggen van de huur een „eigen aandeel” in de schade had, maar vindt dat dit aan de gemeente kan worden toegerekend. Eigenlijk heeft de eigenaar precies gedaan wat de gemeente beoogde met de sluiting. De garagehouder „heeft bijgedragen aan de doelen die de burgemeester met de sluiting heeft beoogd. […] Daarmee was de overtreding ongedaan gemaakt en de kans op herhaling weggenomen”. Dat moet dan ook niet voor zijn rekening komen. Waalwijk moet een griffierecht van 548 euro en de proceskosten van 1.814 euro betalen.