De Huggy Wuggy-paradox: horror in het kinderbedje

Tegenwoordige tijd Kinderen groeien nu op met enge beelden, die daardoor hun schokeffect zijn kwijtgeraakt, ziet Sarah Meuleman.

De Huggy Wuggy
De Huggy Wuggy

Foto Playtime Co.

De naam klinkt koddig, maar Huggy Wuggy is toch echt Experiment-1170, het moorddadige monster uit de succesvolle horror game Poppy Playtime. Huggy is blauwharig met lange armen, een Joker-glimlach, opponeerbare duimteen en driehoekig hoofd. Hij is wanstaltig en een wereldwijde rage.

Het is even wennen voor de gemiddelde millennial die is opgegroeid met dartelende Troetelbeertjes die de wereld wilden redden en populaire pony’s met snoepkleurige manen die met ieniemienie kammetjes konden worden gesoigneerd. Laten we helder zijn: dat wil Huggy Wuggy niet. Noch haren kammen, noch de wereld redden.

Huggy is een bloeddorstig wezen dat zich voedt met mensenvlees, iets wat kinderen van zes niet weerhoudt hem aandoenlijk te vinden en ’s nachts knus tegen het dubbeltandige monster aan te snurken. De rage is ongekend: de hashtag #huggywuggy heeft al meer dan 2,9 miljard views op TikTok en je kunt Huggy in elke speelgoedwinkel en souvenirshop kopen.

Er ontstond internationale commotie toen de horror-knuffel in crèchebedjes opdook en er nachtmerrie-achtige Huggy-filmpjes op YouTube en TikTok verschenen die de kinderfilters wisten te trotseren. Een goedbedoelde waarschuwing volgde om onze kwetsbare kinderen toch zoveel mogelijk voor Huggy te behoeden. Maar is de horrorknuffel van mijn dochter wel écht zo gevaarlijk? Wat als we de Huggy-heisa omkeren en het monster niet als de oorzaak, maar als het gevolg beschouwen van een ontwikkeling die al veel langer gaande is?

Clash van generaties

Nooit eerder waren griezelige beelden zo toegankelijk voor kinderen. Op lagere schoolleeftijd heeft een kind tegenwoordig al toegang tot één of meerdere schermen, en zodra ze wat ouder zijn, weten ze de digitale filters met gemak zelf te omzeilen (mama en papa zijn zó naïef…).

Wat voor een millennial-kind nog huiveringwekkend was, is voor Generatie Z en Alpha gesneden koek. De T-Rex uit Jurassic Park heeft de impact van een schoothond. Jonge kinderen groeien op met angstaanjagende beelden die daardoor een groot deel van hun schokeffect zijn kwijtgeraakt. De horror raakt zoetjesaan uitgehold en wat hol is, kan een nieuwe invulling krijgen. Zo werd horror-Huggy een bereschattige knuffel. Eentje met een vette knipoog die de meeste kinderen wél, maar pijnlijk genoeg, de meeste ouders niet begrijpen. Daarmee is de schijnbaar triviale Huggy-paradox een klassieke clash van generaties.

Voor kinderen van nu zijn goed en slecht al lang niet meer de tegenpolen die ze in Troetelbeertjestijd nog waren. Elke held is ook een boef en elke boef heeft een zacht kantje. Voor hen is Huggy zowel Grote Smurf als Gargamel; Mogwai en Gremlin tegelijk. Huggy is een hype omdat hij precies die herkenbare en, voor de huidige generatie kinderen, vertrouwde ambivalentie representeert.

Huggy verbannen? Geen schijn van kans. Er zijn intussen talloze varianten opgestaan met namen als Mommy Long Legs en Boxy Boo. Wrede, schattige personages. Want vergeet niet hoe eng en vreemd de grote wereld sowieso voor een klein kind kan zijn. Juist in de tegenstelling schuilt de troost, een tegenstelling die mijn dochter zelf belichaamt wanneer ze vredig naast haar monster slaapt.

Schrijver Sarah Meuleman duidt in deze reeks grote culturele verschuivingen aan de hand van kleine, markante verschijnselen.