N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Sociale media Süeda Isik volgt de socials, op zoek naar memes die iets vertellen over de tijd waarin we leven. Deze keer: de haat jegens vrouwelijke politici is een moderne heksenjacht.
Sigrid Kaag vorige week tijdens de persconferentie na afloop van de wekelijkse ministerraad.
Foto ANP / Bart Maat
Je krijgt er rillingen van over je rug. „De fakkels zijn er om u een warm welkom te heten namens alle boeren en burgers”, zegt een vrouw die tegenover Sigrid Kaag staat in Diepenheim, Overijssel. De minister van Financiën is omsingeld door mensen met brandende fakkels. Uit de menigte klinkt „oprotten met die heks”. Iemand doet de „groetjes van Max”, refererend naar de complotdenker Max van den B. die vorig jaar met een brandende fakkel voor het huis Kaag stond en daarvoor in hoger beroep is veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf. Op Twitter weerklinkt: „Vandaag kreeg heks Kaag een warm welkom in Diepenheim door de boeren daar, mèt fakkels als eerbetoon aan Max.”
Nu we het toch hebben over vroegmoderne intimidatiepraktijken, de heksificering van Kaag is een symptoom van een breed probleem. Vrouwelijke politici dobberen als het ware in het gal van hun haters. Dat bewees De Groene Amsterdammer samen met de Utrecht Data School twee jaar geleden met een onderzoek naar online misogynie. Daaruit bleek dat tien procent van alle tweets gericht aan vrouwelijke politici haat of agressie bevat. Ben je van kleur of behoor je tot een minderheidsreligie? Dan heb je nog meer pech. GroenLinks-Kamerlid Kauthar Bouchallikht kreeg destijds relatief gezien de meeste verwensingen.
Dat het treffen van een minister met fakkels intimiderend en bedreigend is, kan de Twentse demonstrante Geral Jacobse (65) zich niet voorstellen, vertelt ze aan het AD. „Wat wonderlijk. Er waren wel boze mensen die scholden. Achter me hoorde ik ‘rotwijf’ of zo. Maar dat is toch geen bedreiging? Ze is ook niet bedreigd. Ik heb tijdens de periode van de mondkapjes zelf erger meegemaakt als ik er geen droeg. Toen heb ik ook niet lopen huilstruiken.”
Meer haat dan jegens mannen
Huilstruik. Zo wordt één van de meest bedreigde bewindspersonen van het huidige kabinet genoemd als zij iets zegt over de mensen die haar met vuur opwachten. In de lokale politiek in ons land is het ook slecht gesteld. Vrouwelijke gemeenteraadsleden ontvangen stelselmatig meer haat dan mannelijke collega’s, bleek uit onderzoek van het kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis Atria. De onderzoekers keken naar de impact van online misogynie op lokale vrouwelijke politici in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 en zagen dat online haat ze beperkt in hun functioneren en in hun politieke ambities. En dat terwijl de lokale politiek dé plek is waar beginnende politici kennismaken met het vak: bijna de helft van de huidige Tweede Kamerleden is actief geweest in de gemeenteraad.
En dit is ook zeker geen Nederlands probleem. Nog vorige week maakte de eerste minister van Schotland Nicola Sturgeon bekend dat ze haar taken neerlegt, omdat de wreedheid van het politieke leven zijn tol heeft geëist. „Sociale media vormen een middel voor de verschrikkelijkste vergruizingen van vrouwen, vrouwenhaat, seksisme en geweldsbedreigingen gericht op vrouwen die hun hoofd boven de borst uitsteken”, aldus de politica in een BBC-documentaire die maandag verscheen.
De oude Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Ardern zei na de aankondiging van haar aftreden dat ze simpelweg „niet langer genoeg in de tank had” om haar functie uit te oefenen. Nieuw-Zeelandse politieke leiders en publieke figuren zeggen dat de voortdurende laster, haat en persoonlijke aanvallen hebben bijgedragen aan die burn-out.
Misogynie jegens vrouwelijke politici werkt als een hedendaagse waterproef. De politica die zinkt is verlost van de haat, maar verliest haar ambt. De politica die blijft drijven is een heks.
Kijk, hier word ik minder gelukkig van.” Wijkbeheerder Werner (52) stapt met een dikke sleutelbos het halletje binnen van een appartementencomplex in het hart van Crooswijk en inspecteert de toegangsdeur. „Deze hoort niet zomaar open te gaan.” Hup, richting gemeenschappelijke binnenplaats, waar tussen de geparkeerde auto’s een bankstel is gedumpt – „waarom niet aangemeld bij het grofvuil?”. Wijzend naar de vele peuken op de grond: „Hangjongeren”.
In dienst van woningcorporatie Havensteder bezoekt Werner – „liever geen achternaam” – dagelijks zulke complexen. Eerst op Zuid, later in het centrum van Rotterdam en nu zo’n vijf jaar in Crooswijk, een vooroorlogse arbeiderswijk met veel armoede. Werner kent hier elke berging, elk portiek. En hij weet: je hebt overal huurders die vertikken het grofvuil aan te melden. Of het halletje volstouwen met fietsen, soms hele schoenenkasten, waardoor de nooddiensten er niet meer langs kunnen.
En dan bel je als wijkbeheerder even aan. ‘Goh, meneer, mevrouw… volgende keer graag 14010 bellen voor het grofvuil’. Of je plakt er een stickertje op. ‘Dit hoort hier niet thuis’. Zoals Werner ook stickertjes met een duimpje plakt als de boel piekfijn in de orde is: ‘Bedankt!’. En dan gelijk in alle brievenbussen een reep chocolade. Goed gedrag belonen. Want van 90 procent van de huurders – „je zou ’t bijna vergeten” – hoor je niets. Het is een kleine groep „die de aandacht vraagt”.
En ja, hij kent collega’s die geneigd zijn zo’n halletje direct te ontruimen. Maar als je er zes fietsen uitrukt „heb je met zes mensen ruzie”. En de weerstand die dat oproept, van spugen tot schelden, zelfs bedreiging, vindt Werner het niet waard. Hij is geen politieagent, maar sociaal wijkbeheerder, met de nadruk op sociáál. Liever gaat hij met huurders in gesprek.
Alleen: wat als in de gemeenschappelijke ruimte geen fietsen staan, maar… Werner wijst op een houten box in de hoek van het halletje, aan de binnenkant bekleed met isolatiemateriaal. Staat er óók al een tijdje. „De afzuiger van een wietplantage.”
Grote kans dat ergens in dit appartementencomplex, vier verdiepingen hoog, een kwekerij zit. En ja, ook op deze box heeft Werner een stickertje geplakt: ‘Dit hoort hier niet thuis’. Maar wíl hij eigenlijk wel weten wie de eigenaar is? En is het dan zíjn taak om vervolgens aan te bellen bij de huurder, misschien wel een zware crimineel? ‘Goh meneer, mevrouw… 14010’.
In dienst van woningcorporatie Havensteder bezoekt Werner appartementen in de vooroorlogse wijk Crooswijk.
Foto Hedayatullah Amid
Onbegrepen gedrag
Twee kilometer verderop, op het hoofdkantoor van Havensteder, valt bestuurder Sander Uiterwaal direct met de deur in huis: „Een deel van onze wijkbeheerders loopt liever niet meer in bedrijfskleding. Die rijdt liever ook niet meer rond in een auto met ons logo.” Het gaat om een minderheid van de medewerkers, maar stilaan zwelt hun aantal aan.
Soms op aanraden van de politie. En Uiterwaal begrijpt het. „Maar het lastige is: het leidt tot een terugtrekkende beweging, terwijl je als woningcorporatie in de wijk juist zo zichtbaar mogelijk wilt zijn.”
In een veranderende samenleving verandert ook de rol van de wijkbeheerder.
Havensteder, dat in heel Rotterdam sociale woningbouw verhuurt, van Zuid tot Vreeswijk, Ommoord, Lombardije, Noord, Crooswijk en Capelle aan den IJssel, telt circa veertig wijkbeheerders en elf tot twaalf huismeesters, op zo’n 42.000 huurders. Zij zijn de ogen en oren van de corporatie en het aanspreekpunt voor de huurder. Je kunt niet om ze heen, want elke nieuwe bewoner krijgt een huisbezoek en een tasje met belangrijke telefoonnummers en folders over opzoomeren, verduurzamen en – in Crooswijk – als kleine „geste” een cadeaubon van 10 euro voor de supermarkt om de hoek.
Met als motto ‘schoon, heel, veilig’ heeft het wijkbeheer van Havensteder van oudsher een ondersteunende taak. Letten op kapotte ruitjes en deurbellen, een verdwaalde vuilniszak. Alles repareren wat je met de multitool kan fiksen, luidt de vuistregel, en voor het overige belt een wijkbeheerder de technische dienst. Daarnaast hangt zijn of haar portretfoto met algemeen telefoonnummer in tal van portieken, zo zichtbaar mogelijk, voor meldingen van overlast, vandalisme, zorgen om een buur. En ook voor sociale projecten is de wijkbeheerder de aangewezen persoon.
Een fijnmazig netwerk, juist in Rotterdam, waar ooit iemand tien jaar dood in huis lag zonder dat de buren het wisten. Sindsdien is het belang van zulk opbouwwerk in de hele stad erkend.
Hoe veilig ben je nog als je als wijkbeheerder per ongeluk een drugspakket in de meterkast aantreft?
Maar dat netwerk, zien ze bij Havensteder, staat onder druk. Bestuurder Uiterwaal ziet het aantal huurders met „onbegrepen gedrag” toenemen omdat mensen niet meer in een instelling verblijven maar langer thuis wonen – onder meer door bezuinigingen in de zorg. Dat zijn dementerende ouderen, maar ook mensen met onberekenbaar en/of agressief gedrag. Hij ziet ook de woonfraude toenemen – onderhuur, overbewoning – als gevolg van het landelijk woningtekort. En wat te denken van verhuftering en verharding van de drugscriminaliteit? Hoe ga je daar als woningcorporatie mee om?
Meest zichtbaar is de reeks ontploffingen met Cobra’s bij voordeuren: die had je voorheen nooit; afgelopen twee jaar telde Havensteder er ruim veertig. „Ruim 3,5 ton schade”, zegt Uiterwaal. „Aan portieken, bellen, brievenbussen.” Maar veel vervelender, zegt hij, is de onrust die zoiets veroorzaakt in een appartementencomplex. „Na elke explosie belt de hele flat ons op. Zijn we hier nog wel veilig?’ ‘Ik wil verhuizen!’” En eerst leek het nog te gaan om misgelopen drugsdeals, maar nu is een uit de hand gelopen ruzie al genoeg reden voor zo’n explosie.
Minstens zoveel impact hadden de incidenten die medewerkers van Havensteder het afgelopen jaar hebben meegemaakt. Er werd een huismeester bedreigd met een pistool omdat ze in een berging twee inbrekers op heterdaad betrapte. Twee medewerkers werden korte tijd gegijzeld door een bewoner toen ze binnenkwamen voor een klusje – „categorie stortbak repareren”. En in complexen waar een drugslab is opgerold, of een illegaal bordeel, ervoeren medewerkers bedreiging en intimidatie. En vergeet ook niet de vele incidenten met huurders met een kort lontje.
Voor bewijs daarvan hoef je maar een blik te werpen op de gevel van het kantoortje waar Werner deze ochtend zijn ronde begon. De ‘Wijkhub’ aan de Boezemstraat in Crooswijk, waar behalve Havensteder ook de gemeente een aanspreekpunt heeft voor bewoners: de ruiten zijn ingegooid, alle vijf.
Een burger kwam verhaal halen, vermoedelijk nadat z’n uitkering was ingetrokken, zegt Werner. „Maar er bleek niemand meer van de sociale dienst aanwezig. En toen richtte-ie zijn agressie op een collega, en daarna op de buitengevel.” Hup, klinker lostrekken en één, twee, drie, vier, vijf ruiten. Hoofdschuddend: „Na één voel je de ontlading, toch?” En het nare: zijn collega zit nu al weken ziek thuis.
Foto Hedayatullah Amid
Gelukkig is hij liever onderweg, de wijk in. Werner, al twintig jaar sociaal wijkbeheerder, is voor twaalfhonderd huurders in de wijk het gezicht van de woningcorporatie. Hij ziet zichzelf vooral als „community builder”. Zo poogt hij nu in een leeg winkelpand in Crooswijk een ‘warme huiskamer’ te creëren, waar bewoners terecht kunnen voor koffie of een filmavond. Broodnodig, bleek bij de laatste energiecrisis. „Toen hadden we ook zo’n plek en liep het storm omdat veel bewoners hun verwarming hadden uitgedraaid.”
Werner is geen hulpverlener of psycholoog, maar hij voelt zich er soms wel een. Sinds het aantal huurders met een hulpvraag toenam terwijl de zorg juist verschraalde, let hij extra op ramen waar de gordijnen langdurig gesloten zijn. Of waar de post ophoopt. Sommige bewoners verwijst-ie door naar de woonconsulent, als het niet goed gaat. En om psychische problemen op tijd te leren signaleren heeft Werner nu ook een first aid mental health-cursus gevolgd.
Aangifte
En ook hij is wel eens uitgescholden. Maar dat is ook wel typisch ‘Crooswijk’, een echte volksbuurt. „Hier schelden ze je eerst de tyfus en dan zeggen ze: ja, maar niet jij hè… Hávensteder.” Wantrouwen jegens instituties: ook dat zien ze bij de woningcorporatie toenemen.
„Kijk, hier hang ik.” Werner wijst naar zijn foto in een van de portieken in Crooswijk. Zijn vak draait om zíchtbaarheid, „je bent het cement tussen de stenen”. Maar sommige van zijn collega’s voelen zich daar niet meer prettig bij. Die gaan zonder bedrijfstenue over straat en doen geen aangifte meer onder hun eigen naam, zoals van gebroken ruiten of vandalisme.
Eerst vond Werner dat allemaal maar flauwekul, maar inmiddels doet hij zelf ook vaak liever aangifte namens Havensteder. Want Werner is niet naïef. Ook hij ziet in deze wijk jongens op dure fatbikes waarvan-ie zich afvraagt: zijn die wel eerlijk verdiend? En als je dan hoort over al die drugsvangsten in de haven en beseft hoeveel geld erin omgaat. „Hónderden miljoenen; een keiharde wereld.” Dus je kijkt als wijkbeheerder wel twee keer uit. Want hoe veilig ben je nog als je, zoals een collega laatst, per ongeluk een drugspakket in de meterkast aantreft?
Op de binnenplaats zijn verschillende bewoners een eigen moestuin begonnen.
Foto Hedayatullah Amid
Geef corporaties meer bevoegdheden in de aanpak tegen ondermijning, is de boodschap die Aedes, de landelijke koepel voor woningcorporaties, al een tijdje in Den Haag verkondigt. Want de incidenten die de bestuurders van Havensteder zien, spelen overal in het land. Sociale huurwoningen worden door criminelen gebruikt voor de productie en opslag van drugs, geld, wapens. Dat leidt niet alleen tot risico’s voor buren, maar óók voor de medewerkers van woningcorporaties.
Die komen nu nietsvermoedend langs vanwege een overlastmelding of een lekkende kraan, terwijl een huurder mogelijk vuurwapengevaarlijk is. En soms weet de politie dat al wél, maar die mag zulke gegevens vanwege de privacywetgeving niet delen met een woningcorporatie. En dat steekt, zegt Aedes. Want sinds nieuwe wetgeving vorig jaar is het delen van zulke gegevens onder zwaarwegende omstandigheden, zoals fraude of zware criminaliteit, wel mogelijk met onder meer de gemeente en de ggz, die onderdeel zijn van de zorg- en veiligheidshuizen. Maar corporaties zijn bij zulke overleggen formeel geen partij.
Vuurwapengevaarlijk
Het risicogedrag van een huurder kan Havensteder vooralsnog alleen opmaken uit de meldingen in haar eigen systeem. Omdat een buurman heeft geklaagd, of omdat een huurder agressief is geweest aan de telefoon. En de zware gevallen worden soms mondeling overgedragen tussen wijkagent en wijkbeheerder tijdens een algemene schouw. „Maar liever zou je zulke signalen delen in een casusoverleg”, zegt bestuurder Uiterwaal. „Juist omdat je dan wél het gezicht in de wijk kunt blijven, desnoods met een veiligheidsknop.”
„Wíl je alles weten?”, zegt Werner, op de stoep turend naar het appartementencomplex waar de afzuiger van de wietplantage in het halletje staat. In hetzelfde complex zijn het afgelopen jaar al twee woningen door de burgemeester gesloten én heeft in de parkeergarage een autobrand gewoed. „Drugsgerelateerd. Vermoedelijk.”
Het gaat mij erom: kan ik ergens veilig naar binnen en kom ik er ook weer veilig uit?
Of een huurder vuurwapengevaarlijk is, zou Werner inderdaad wel willen weten. En psychotisch? „Als ik kom voor een kapotte wc-pot? Nou, op zich… Het gaat mij erom: kan ik ergens veilig naar binnen en kom ik er ook weer veilig uit? Desnoods met z’n tweeën.” Maar álles weten maakt ook kwetsbaar, chantabel. En hij heeft ook geen behoefte aan camera’s of bodycams. „Allemaal schijnveiligheid.”
Nee, de échte veiligheid in een buurt, zegt Werner, zit in iets anders. „Kom maar mee.”
Hup, het hoekje om, waar Werner de deur van een berging opent en dwars door een donker smal gangetje langs kelderboxen loopt – „op zulke plekken hoor je nog wel eens de tondeuse van een illegale kapsalon” – tot aan een deur die grenst aan dezelfde binnenplaats als die waar de peuken lagen, het gedumpte bankstel en de afzuiger van de wietplantage.
Alleen, hier, aan de andere kant van het hek, gaat de deur open tussen de druivenranken en staan bewoners te kletsen in de moestuin. Ze verbouwen tomaten, peper, peterselie, bosui, overal is het brandschoon en tussen de tuintjes staan magnolia’s.
„Drie dames zijn hiermee begonnen”, zegt Werner, die een van hen begroet. „En nu zijn er zeven bewoners met een eigen moestuin. Afghaans, Colombiaans, Turks, Marokkaans. Die zetten de stoelen en tafels bij elkaar en drinken hier tot elf uur ’s avonds koffie. Terwijl, dit was ooit onderhoudsarm gemeentegoed.”
En nee, zoiets kun je als woningcorporatie niet verzinnen, zegt Werner, dan wordt ’t niks. Dit moet echt ontstáán. „Vanuit de bewoners zelf. Dat is de kracht ervan. En misschien met hier en daar een duwtje van ons.” Hij kan namens de corporatie goeie tuinaarde aanleveren. En vorig jaar een kraantje. „2.000 euro aan kosten, maar ik heb er voor 20.000 euro lol aan.” En zo krijgen de bewoners ook het gevoel dat dit hún buurt is. „Eigenaarschap creëren, daar draait het om.”
Het aantal vermisten na de overstromingen in Texas, specifiek in het zwaarst getroffen gebied Kerr County, is gedaald naar drie. Dat meldden lokale autoriteiten uit het district op zaterdag. Eerder werd nog over 101 vermisten gesproken, van wie 97 in Kerr County.
Veel mensen die eerder als vermist waren opgegeven na de overstromingen begin juli, zijn veilig teruggevonden en van de lijst verwijderd. Van enkele andere vermisten zijn de lichamen gevonden. Bij de overstromingen op 4 juli zijn er in heel Texas 135 mensen omgekomen. Kerr County, in de buurt van San Antonio, telde 116 slachtoffers.
De Guadalupe-rivier trad op 4 juli in Kerr County binnen een paar minuten buiten haar oevers. Het is ook de plek waar Camp Mystic lag, het zomerkamp waar tientallen meisjes en hun begeleiders verbleven. Velen kwamen om het leven. Een aantal dagen na de overstroming werd nog naar vijf van het kamp gezocht. Onduidelijk is of de vermisten terecht zijn.
Lees ook
Zo’n extreme stijging van het water in de Guadalupe zagen ze in Texas niet aankomen
In Vietnam zijn zeker 34 mensen om het leven gekomen nadat een toeristenboot kapseisde. Dat meldt persbureau AP. De boot belandde tijdens een rondvaart door de drukbezochte baai van Ha Long in stormachtig weer en sloeg vervolgens om.
Aan boord waren 53 mensen, onder wie vijf medewerkers. Onder hen waren naar verluidt twintig kinderen. Reddingswerkers hebben elf slachtoffers kunnen redden. Tientallen levenloze lichamen zijn inmiddels uit het water geborgen. Acht opvarenden worden uren na het ongeval nog vermist.
Over de nationaliteit van de slachtoffers is officieel nog niets bekendgemaakt. De meeste toeristen waren volgens de Vietnamese krant VNExpress afkomstig uit Hanoi, de hoofdstad van Aziatische land.
Na het ongeluk werd een reddingsactie op touw gezet. Daarbij werden volgens VNExpress zo’n driehonderd reddingswerkers ingezet en dertig boten van onder meer de marine, kustwacht en politie. Een jongen van veertien kon volgens de krant vier uur overleven dankzij een luchtbel in de stuurhut van het schip.
De baai van Ha Long, met haar duizenden kalkstenen eilanden die boven het water uitsteken, staat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Het is een van de populairste toeristische bestemmingen van het land. Het ongeval vond volgens VNExpress waarschijnlijk plaats in de buurt van de Dau Go-grot, een van de grootste grotten in de baai.