N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Aan de eettafel: drie mannen en drie vrouwen, allen tiener in de jaren tachtig, volwassen geworden in de jaren negentig. Natuurlijk hebben we het over de mediaschandalen, al die grensoverschrijdingen op de werkvloer. Een van de mannen vertelt hoe hij als zestienjarige de kneepjes van het grensoverschrijden langzaam maar zeker leerde: in het heteroseksuele uitgaansleven.
De avonden in Noordwijk verliepen volgens een vast scenario. Je ging met een groepje jongens naar de discotheek, dronk je in, en aan het eind van de avond was het de bedoeling dat je had ‘gescoord’. Scoren betekende dat je met een meisje had gezoend. Om te scoren moest je risico’s en initiatief nemen: een meisje aanspreken, haar aanraken, kijken hoe ze daarop reageerde, tot slot een zoenpoging doen. De grensoverschrijding zat als het ware ingebakken in de manwording. De vrouwen aan tafel herkenden dit, met het verschil dat je als vrouw de taak had om de grens te bewaken en dat dit best ingewikkeld was. Als je te enthousiast, te snel of te vaak instemde, liep je het risico voor slettebak te worden uitgemaakt. En dus leerde je jezelf de kunst van het beleefde afwijzen: hoe ‘nee’ te zeggen zonder grof te worden, hoe halfslachtig ‘ja’ te zeggen zonder te gretig te zijn, terwijl de mannen intussen afwijzingen leerden incasseren en bleven proberen.
Mogelijk is dit een typisch jaren tachtig generatie coming of age-scenario, van een bepaalde groep in een bepaalde hoek van het land met een bepaalde achtergrond, ik hoor het graag. Toestemmingstaal (‘consent’) was er nog niet. Als er een positief gevolg is van alle berichtgeving over grensoverschrijdend gedrag, dan is het wat mij betreft precies dit: dat wij met elkaar – van de keukentafel tot de werkvloer – praten over onze eigen ‘grens’-ervaringen. De ene grensoverschrijding is de andere niet: de ene strafbaar, de andere bevindt zich in een grijzer gebied, van pesten, schelden tot schunnige opmerkingen. Schandalen vormen in het beste geval een aanleiding om zelf in de spiegel te kijken en je af te vragen door welke cultuur jij gevormd bent en anderen daar vragen over te stellen.
Tot nu zijn het vooral de vrouwen die hun ervaringen met grensoverschrijding publiekelijk delen. Dat is belangrijk, zonder de moed en het lef om dit te doen, gaat geen enkel bewustwordingsballetje rollen. Een mooi voorbeeld van een waardevol gesprek vond plaats bij de talkshow Jinek waarin vijf vrouwen aan tafel de recente grensoverschrijdingen bij NOS Sport bespraken. Alles kwam ter tafel: waarom je soms meelacht, of niet als ‘slachtoffer’ gezien wilt worden. Inzichtelijk, naar ik hoop ook voor de mannen die meeluisterden.
Ingewikkelder was het eenmansgesprek van Tom Egbers aan tafel bij Khalid & Sophie: kwetsbaar, maar ook pijnlijk, omdat het individu en één affaire werd uitgelicht in plaats van een werkcultuur. Toch zou ik graag zien dat meer mannen met dezelfde kwetsbaarheid publiekelijk over dit thema gaan spreken. Doe die idiote dildohelm dan maar even af, René van der Gijp. Want er valt niets te lachen als er eens in de acht dagen een vrouw wordt vermoord door haar partner (femicide), mannen de #MeToo daders zijn, niet om hulp durven vragen bij psychische problemen. Het is mannen vooralsnog niet gelukt om zo’n gesprek voor elkaar te krijgen. Misschien bedanken ze ervoor? Ik herinner me een voorbeeld bij Buitenhof, waar twee mannen aanschoven om over het gedrag van mannen te praten om vervolgens volgens de voorspelbare grensoverschrijdende sociale mediawetten voor mietje en watje te worden uitgemaakt.
Wat ook nodig is: emancipatiebeleid voor mannen. Socioloog Mark van Ostaijen schreef onlangs een boeiend stuk in De Groene Amsterdammer, waarin hij vijftig jaar emancipatiebeleid op een rijtje zet. Zijn conclusie: emancipatiebeleid gaat over vrouwen, wier emancipatie gemeten wordt aan de positie van de man, en is niet gericht op mannen. Hoeveel schandalen en vrouwenmoorden zijn er nog nodig voordat de overheid serieus werk gaat maken van mannenemancipatie? Je wordt tot man gemaakt, niet zo geboren.
Tot slot: er ligt ook voor de journalistiek een taak. Als er honderd klachten liggen over een werkcultuur op een redactie, en je kiest ervoor om de jus, een smeuïge affaire van een BN’er in het hart van je stuk te plaatsen, dan help je je eigen journalistieke aanklacht om zeep. Nu graag ook meer verhalen over de ervaring met grenzen en rolpatronen voor ‘gewone’ mannen en vrouwen van verschillende generaties en wat er nodig is voor een cultuurverandering.
Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.