De goede vriendin

Stephan Sanders

Maar nu even niet. Zo begon deze column in mijn hoofd: een vrouw die ik ken, ‘dochter van een veearts’ vermeldt ze nadrukkelijk, vond die boerenprotesten met tractoren altijd zo machtig mooi. Zelf is ze zeer stedelijk, maar nostalgie wil wat. Mij zijn die reusachtige protestmachines minder sympathiek: je eigen lichaam inzetten is één ding, maar zo’n gevaarte walst over alles heen.

De boer zoals zij en ik hem kennen uit onze jeugd bestaat nog nauwelijks. Die is weg verkaveld, het zijn bedrijfsmanagers geworden. Dat maakt geen slechtere mensen van ze, maar het idee altijd de pineut te zijn wordt wel enigszins gerelativeerd. En toch die hardnekkige illusie: boeren zijn het dna van ons land (Rutte). Je zal de scharensliep bedoelen, die heeft echt het loodje gelegd.

Het kleine boertje is een grootstedelijke fantasmagorie, het is de natuur op afstand die burgers bedwelmt. Juist mensen die er hooguit een hond of een kip op nahouden zijn er gevoelig voor. Want de grote stad heeft het contact verloren. Waarmee? Met de aarde. Maar boeren bedrijven geen profetie, het is echt een professie, ze hebben een bedrijf. Het zijn managers van vee en grond. Het zou net zo krankzinnig zijn om te stellen dat slavenhouders veel meer verstand hadden van hun slaven dan niet-slavenhouders. Iets in eigendom hebben staat niet gelijk aan meer begrip.

Wat ik wel begrijp van de boeren: hun roep om uitstel, wat misschien leidt tot afstel. Dat is een menselijke neiging.

Zo zat die column in mijn hoofd.

En toen drong zich een andere realiteit op. De goede vriendin stierf, en dat had ik kunnen zien aankomen, maar al die tijd was ík degene geweest die hoopte op uitstel en welja, een wonder.

De politieke actualiteit lost op in zoutzuur. Ineens hangt er een scherm tussen mij en de wereld. De laatste duidingen van de verkiezingsuitslag komen tot me in vloeiend Sanskriet. Full stop.

Uitstel van executie, hopen op meer reservetijd, en zelfs vinden daar min of meer recht op te hebben. Pas dit weekend zag ik de gelijkenis, het is als soebatten met een aangekondigd einde. Nee, ik zie niet opeens de betrekkelijkheid van alle dingen in. Het is niet diepzinnig, het is net zo feitelijk als een restaurantreservering. Het hoofd vult zich met de laatste keer spreken, de laatste keer zien van de vriendin. Alle andere tafels zijn bezet, sorry, verder is er geen plaats.

Over twee, drie dagen wind ik me weer op over de romantisering van het boerenbedrijf en over klimatologisch uitstelgedrag. Maar op dit moment wil ik af van al die belangwekkende onderwerpen. Ja, even uitstel.

Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.