De genetische microkosmos in dit Franse graf laat zien hoe het dna van de steppe zijn intrede deed in Europa

De sterke toename van ‘steppe-dna’ tijdens het derde millennium voor Christus is een van de grote genetische verschuivingen in de Europese prehistorie. In een collectief graf van rond 2500 v.Chr. in Noord-Frankrijk, nabij Troyes, is nu een familie van drie generaties gevonden waarin die vermenging van steppe-dna en dat van de Europese neolithische boeren als het ware op heterdaad kan worden teruggevonden.

De in het graf ontbrekende grootvader was waarschijnlijk een van de eerste emigranten in Frankrijk met steppe-dna. Waarschijnlijk zelf geboren in het noordelijke Rijngebied stamde de man grotendeels af van de Yamnaya, een herdersvolk dat vanaf circa 3200 v.Chr. vanuit Oekraïne naar het westen trok. Een team van Franse onderzoekers onder leiding van Eva-Maria Geigle en Thierry Grange (beide Université Paris) schrijft er deze week over in Science Advances.

In het prehistorische grafveld van Bréviandes les Pointes, in het Franse departement Aube, werden in één grafkuil zeven mensen gevonden die kort na elkaar begraven werden. Het gaat om een vrouw van ongeveer 60 jaar, die nog helemaal het oude dna-profiel had: een mengeling van IJstijd-jagers-verzamelaars en vooral neolithische boeren. Verder lag in het graf haar 20- à 30-jarige zoon, die voor ongeveer een derde afstamde van de steppevolkeren met zijn ongeveer zesjarige zoon met ongeveer 15 procent afstamming. Ook haar schoondochter van ongeveer 30, de moeder van het kind, lag in het graf, zonder enige afstamming uit de steppe.

Uit de familieverhoudingen is duidelijk dat de ontbrekende grootvader hier het steppe-dna heeft ingebracht, met een steppe-afstamming van tweederde (twee keer dat van de zoon). De andere vier mensen uit het graf, een vrouw, twee meisjes en een pasgeboren baby, hadden geen steppe-afstamming.

Duidelijke doodsoorzaken zijn er niet, behalve dat de laatste vrouw, moeder van de baby, in het kraambed lijkt te zijn gestorven. Opvallend is dat de neolithische afstamming van de groep, die dus het sterkst is in de vrouwen, meer naar Zuid-Frankrijk wijst dan het eigen gebied. Op grond van isotopen in hun tanden en botten kon ook worden vastgesteld dat de grootmoeder en een andere vrouw niet in Noord-Frankrijk zijn opgegroeid, waarschijnlijk zijn ze afkomstig uit het zuiden.

Grootvader was een pionier

Gezien de chronologie menen de onderzoekers dat ze hier real time de komst van de steppegroepen in West-Europa te pakken hebben: de in het graf ontbrekende grootvader was een pionier. Op basis van dna-analyses van de zeven mensen uit dit graf en van tientallen andere eerder opgegraven Europeanen uit deze periode denken Franse wetenschappers ook een betere chronologie te kunnen reconstrueren van de vermenging van mensen uit de oostelijke steppegebieden met toenmalige Europeanen. Tot nu toe was die onduidelijk.

De nieuwe chronologie kan uit de genomen worden gereconstrueerd omdat in iedere generatie stukken dna van moederskant worden vermengd met die van vaderskant, via recombinatie. Ook is het mogelijk van die verschillende stukken dna het herkomstpatroon (‘Yamnaya’ of ‘neolithische boeren’) vast te stellen. Hoe groter die stukken zijn, hoe recenter dan de vermenging heeft plaats gevonden.


Lees ook

Veel auto-immuunziekten zijn een erfenis van oeroude herders

De schedel van een man die 45.000 dodelijk werd getroffen door een pijl. Onder andere diens dna is voor het onderzoek gebruikt.

Zo komen de Fransen tot de conclusie dat de vermenging tussen steppemensen en neolithische boeren niet een geleidelijk proces is geweest maar heeft plaatsgevonden in één kleine en twee grote ‘pulsen’, met daartussen periodes van minder vermenging. De eerste, beperkte vermenging vond plaats rond 3300 v.Chr., al bij het steppegebied van Oekraïne. De tweede, grotere vond plaats in Noord- en Centraal-Europa rond 2950 v.Chr., als de basis wordt gelegd van de draadbekercultuur, die nauw verbonden is met de Yamnaya-expansie. Na de vestiging werd volgens de Fransen binnen die draadbekercultuur eeuwenlang weinig buiten de eigen groep ‘vermengd’. In 2600 v.Chr. is er in West-Europa een derde mengingspiek, als ook – vanuit het zuiden – de klokbekercultuur zich verspreidt over Europa. In deze tijd wordt ook het patroon gevestigd dat nog steeds te zien is in de huidige Europese bevolking: van noord naar zuid neemt het percentage steppe-dna geleidelijk af.



Geleidelijke vermenging

Verder constateren de onderzoekers dat in het derde millennium voor Christus het aantal mensen met steppe-afstamming duidelijk toeneemt in Europa, maar óók dat in die periode bij die mensen het percentáge van die afstamming juist afneemt, op zich een logisch gevolg van steeds verdere vermenging. In de vroege draadbekercultuur in Centraal-Europa, rond 3000 v.Chr., was een percentage van boven de 75 procent steppe-afstamming normaal. In de periode 3000-2500 v.Chr. daalt dat tot 50 procent, door geleidelijke vermenging met mensen met een neolithische boerenafkomst.

In Nederland en op de Britse Eilanden blijft dat percentage van 50 lange tijd constant, maar in Noord-Frankrijk valt dat tussen 2500 en 2250 v.Chr. terug naar 35 à 40 procent, maar blijft dan stabiel tot minstens 1700 v.Chr. – een duidelijke aanwijzing voor een neiging tot huwen in eigen kring. Verder naar het zuiden, tot in Spanje, komt het percentage niet boven de 25 procent en valt geleidelijk terug naar 15 procent.

Ook van deze afname zien de onderzoekers in het graf van Bréviandes een microkosmos: in drie generaties valt ook daar het percentage steppe-dna terug van ongeveer 70 naar 15. Duidelijk is verder dat mannen met steppe-dna vaker vrouwen trouwen met minder steppe-dna dan andersom. Y-chromosomen (die via de mannelijke lijn verspreiden) hebben vaker een steppe-signatuur dan dna op andere chromosomen. Zo ook in het graf van Bréviandes.

Het Franse onderzoek biedt een duidelijk tegenwicht tegen het beeld dat soms ontstaat alsof in het derde millennium de steppevolkeren in strakke onvermengde cohorten uit het oosten kwamen aanmarcheren. In werkelijkheid was het een vele generaties durende infiltratie via verschillende wegen, met regelmatige periodes van menging waarbij vaak ook de lokale cultuur wordt overgenomen. De klokbekercultuur die zich in dezelfde tijd verspreidde vanuit Spanje, werd bijvoorbeeld in heel Europa overgenomen, maar was geen uitvinding van de steppe. Aan de andere kant: met de Yamnaya kwamen hoogstwaarschijnlijk ook de Indo-Europese talen naar Europa, die er nu vrijwel overal gesproken worden (behalve het Baskisch, het Hongaars, het Fins en het Ests).


Lees ook

De steppe-invasie in de bronstijd

Massagraf uit Koszyce (Polen), ca. 5.000 jaar geleden.