De sterke toename van ‘steppe-dna’ tijdens het derde millennium voor Christus is een van de grote genetische verschuivingen in de Europese prehistorie. In een collectief graf van rond 2500 v.Chr. in Noord-Frankrijk, nabij Troyes, is nu een familie van drie generaties gevonden waarin die vermenging van steppe-dna en dat van de Europese neolithische boeren als het ware op heterdaad kan worden teruggevonden.
De in het graf ontbrekende grootvader was waarschijnlijk een van de eerste emigranten in Frankrijk met steppe-dna. Waarschijnlijk zelf geboren in het noordelijke Rijngebied stamde de man grotendeels af van de Yamnaya, een herdersvolk dat vanaf circa 3200 v.Chr. vanuit Oekraïne naar het westen trok. Een team van Franse onderzoekers onder leiding van Eva-Maria Geigle en Thierry Grange (beide Université Paris) schrijft er deze week over in Science Advances.
In het prehistorische grafveld van Bréviandes les Pointes, in het Franse departement Aube, werden in één grafkuil zeven mensen gevonden die kort na elkaar begraven werden. Het gaat om een vrouw van ongeveer 60 jaar, die nog helemaal het oude dna-profiel had: een mengeling van IJstijd-jagers-verzamelaars en vooral neolithische boeren. Verder lag in het graf haar 20- à 30-jarige zoon, die voor ongeveer een derde afstamde van de steppevolkeren met zijn ongeveer zesjarige zoon met ongeveer 15 procent afstamming. Ook haar schoondochter van ongeveer 30, de moeder van het kind, lag in het graf, zonder enige afstamming uit de steppe.
Uit de familieverhoudingen is duidelijk dat de ontbrekende grootvader hier het steppe-dna heeft ingebracht, met een steppe-afstamming van tweederde (twee keer dat van de zoon). De andere vier mensen uit het graf, een vrouw, twee meisjes en een pasgeboren baby, hadden geen steppe-afstamming.
Duidelijke doodsoorzaken zijn er niet, behalve dat de laatste vrouw, moeder van de baby, in het kraambed lijkt te zijn gestorven. Opvallend is dat de neolithische afstamming van de groep, die dus het sterkst is in de vrouwen, meer naar Zuid-Frankrijk wijst dan het eigen gebied. Op grond van isotopen in hun tanden en botten kon ook worden vastgesteld dat de grootmoeder en een andere vrouw niet in Noord-Frankrijk zijn opgegroeid, waarschijnlijk zijn ze afkomstig uit het zuiden.
Grootvader was een pionier
Gezien de chronologie menen de onderzoekers dat ze hier real time de komst van de steppegroepen in West-Europa te pakken hebben: de in het graf ontbrekende grootvader was een pionier. Op basis van dna-analyses van de zeven mensen uit dit graf en van tientallen andere eerder opgegraven Europeanen uit deze periode denken Franse wetenschappers ook een betere chronologie te kunnen reconstrueren van de vermenging van mensen uit de oostelijke steppegebieden met toenmalige Europeanen. Tot nu toe was die onduidelijk.
De nieuwe chronologie kan uit de genomen worden gereconstrueerd omdat in iedere generatie stukken dna van moederskant worden vermengd met die van vaderskant, via recombinatie. Ook is het mogelijk van die verschillende stukken dna het herkomstpatroon (‘Yamnaya’ of ‘neolithische boeren’) vast te stellen. Hoe groter die stukken zijn, hoe recenter dan de vermenging heeft plaats gevonden.
Lees ook
Veel auto-immuunziekten zijn een erfenis van oeroude herders
Zo komen de Fransen tot de conclusie dat de vermenging tussen steppemensen en neolithische boeren niet een geleidelijk proces is geweest maar heeft plaatsgevonden in één kleine en twee grote ‘pulsen’, met daartussen periodes van minder vermenging. De eerste, beperkte vermenging vond plaats rond 3300 v.Chr., al bij het steppegebied van Oekraïne. De tweede, grotere vond plaats in Noord- en Centraal-Europa rond 2950 v.Chr., als de basis wordt gelegd van de draadbekercultuur, die nauw verbonden is met de Yamnaya-expansie. Na de vestiging werd volgens de Fransen binnen die draadbekercultuur eeuwenlang weinig buiten de eigen groep ‘vermengd’. In 2600 v.Chr. is er in West-Europa een derde mengingspiek, als ook – vanuit het zuiden – de klokbekercultuur zich verspreidt over Europa. In deze tijd wordt ook het patroon gevestigd dat nog steeds te zien is in de huidige Europese bevolking: van noord naar zuid neemt het percentage steppe-dna geleidelijk af.
Geleidelijke vermenging
Verder constateren de onderzoekers dat in het derde millennium voor Christus het aantal mensen met steppe-afstamming duidelijk toeneemt in Europa, maar óók dat in die periode bij die mensen het percentáge van die afstamming juist afneemt, op zich een logisch gevolg van steeds verdere vermenging. In de vroege draadbekercultuur in Centraal-Europa, rond 3000 v.Chr., was een percentage van boven de 75 procent steppe-afstamming normaal. In de periode 3000-2500 v.Chr. daalt dat tot 50 procent, door geleidelijke vermenging met mensen met een neolithische boerenafkomst.
In Nederland en op de Britse Eilanden blijft dat percentage van 50 lange tijd constant, maar in Noord-Frankrijk valt dat tussen 2500 en 2250 v.Chr. terug naar 35 à 40 procent, maar blijft dan stabiel tot minstens 1700 v.Chr. – een duidelijke aanwijzing voor een neiging tot huwen in eigen kring. Verder naar het zuiden, tot in Spanje, komt het percentage niet boven de 25 procent en valt geleidelijk terug naar 15 procent.
Ook van deze afname zien de onderzoekers in het graf van Bréviandes een microkosmos: in drie generaties valt ook daar het percentage steppe-dna terug van ongeveer 70 naar 15. Duidelijk is verder dat mannen met steppe-dna vaker vrouwen trouwen met minder steppe-dna dan andersom. Y-chromosomen (die via de mannelijke lijn verspreiden) hebben vaker een steppe-signatuur dan dna op andere chromosomen. Zo ook in het graf van Bréviandes.
Het Franse onderzoek biedt een duidelijk tegenwicht tegen het beeld dat soms ontstaat alsof in het derde millennium de steppevolkeren in strakke onvermengde cohorten uit het oosten kwamen aanmarcheren. In werkelijkheid was het een vele generaties durende infiltratie via verschillende wegen, met regelmatige periodes van menging waarbij vaak ook de lokale cultuur wordt overgenomen. De klokbekercultuur die zich in dezelfde tijd verspreidde vanuit Spanje, werd bijvoorbeeld in heel Europa overgenomen, maar was geen uitvinding van de steppe. Aan de andere kant: met de Yamnaya kwamen hoogstwaarschijnlijk ook de Indo-Europese talen naar Europa, die er nu vrijwel overal gesproken worden (behalve het Baskisch, het Hongaars, het Fins en het Ests).
Martin Bossenbroek (71) maakt zich zorgen. Daarom heeft de succesvolle historicus – hij won twee keer de Libris Geschiedenis Prijs – voor het eerst in zijn lange loopbaan een boek opgedragen aan zijn kinderen: zijn zonen van 9, 12 en 27 jaar. „Dit onderwerp, de toekomst van onze democratie, is voor hen heel belangrijk.”
Kolonialisme! De vloek van de geschiedenis, dat deze week verscheen, is anders dan zijn voorgaande werk. Bossenbroek schrijft doorgaans lekkere leesverhalen over bijvoorbeeld Zuid-Afrika of Indonesië, met de nadruk op mensen, bekend en minder bekend, die richting gaven aan de geschiedenis. Zijn nieuwe boek is een pamflet. Tijdens een vraaggesprek in de Leidse hortus botanicus zegt hij het nog duidelijker dan hij het daarin heeft opgeschreven: „De democratie wordt bedreigd.” En zijn vak, geschiedenis, speelt daarin een hoofdrol.
Bossenbroek doelt op het debat over het koloniale verleden van Nederland. Dat is grimmig, vindt hij, té grimmig. Aan de ene kant heb je politici als Geert Wilders die geen kwaad woord willen horen over vroeger. De ‘borstkloppers’ noemt Bossenbroek hen. En aan de andere kant heb je historici en activisten die de geschiedenis van Nederland gitzwart kleuren door alles in het teken te plaatsen van het slavernijverleden, die noemt Bossenbroek de ‘boetedoeners’.
Zijn vorige boek De Zanzibardriehoek (2023) ging over de Oost-Afrikaanse slavenhandel in de negentiende eeuw. Naar aanleiding daarvan kreeg Bossenbroek op de nieuwjaarsreceptie van zijn uitgeverij de vraag of het geen tijd werd dat hij een statement zou maken over het onderwerp slavernij en kolonialisme. „Eerlijk gezegd dacht ik dat een pamflet niets voor mij was. Maar er is natuurlijk wel wat gebeurd het afgelopen jaar. Het spectrum van de Nederlandse politiek is verschoven, met de winst van de PVV. Na de verkiezingen was ik echt geschokt. Tegelijkertijd zie je dat er onder activisten de wens bestaat om het niet te laten bij excuses over het slavernijverleden, maar om te gaan praten over schadevergoedingen. Onder de bevolking is daar weinig steun voor. Ik zag dat uit elkaar bewegen en dacht: daar heb ik wel een verhaal over te vertellen.”
In zijn nieuwe boek maakt Bossenbroek een ‘leeswereldreis’ langs twaalf landen om te beschrijven hoe die omgaan met hun (koloniale) verleden, waaronder de VS, Rusland, China, India, Turkije, Brazilië en Zuid-Afrika. De selectiecriteria: soortelijk gewicht op het wereldtoneel, geografische spreiding, variatie in regeringsvorm, een historische band met Nederland, en een significant koloniaal en slavernijverleden – als dader, als slachtoffer of beide.
Waarom heeft u voor deze opzet gekozen?
„Ik werd getriggerd door mijn goede collega Gert Oostindie [emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale geschiedenis in Leiden] die het boekje Rekenschap schreef, en door De kolonie mept terug van Adriaan van Dis. Toen dacht ik: dit zie ik toch anders.”
Hoe dan?
„Zij pleiten allebei voor een bredere blik op het verleden, zodat ook andere geluiden dan die van de witte Nederlander een plaats krijgen, maar ook hun blik is te beperkt – te Nederlands. Ik vind dat ze Nederland te weinig in het perspectief plaatsen van de hele, immense wereldgeschiedenis. En daarmee trappen ze in dezelfde val als de mensen die blijven verdedigen dat er in de koloniën iets groots werd verricht.
„Het was met name één woord bij Oostindie waar ik aan bleef hangen; hij sprak over een ‘snufje’ wereldgeschiedenis dat hij aan zijn verhaal toevoegde. Ik dacht: Gert, dat kun je niet menen. Wat is dat, een snufje wereldgeschiedenis? Een wereldgeschiedenis betekent dat je alle patrijspoorten openzet. Anders bedoel je eigenlijk: een selectie uit de wereldgeschiedenis die jou goed uitkomt.”
U heeft dus getracht breder te kijken. Hoe staat het met de democratie, en heeft u voorbeelden van de omgang met het verleden gevonden waarvan u dacht: daar kunnen we wat mee?
„Ik moet toegeven dat ik gaandeweg steeds meer teleurgesteld ben geraakt. Er staan grafieken in mijn boek waaruit blijkt dat het deel van de wereldbevolking dat leeft in een democratie afneemt. Je ziet dat in Europa ook. En als Amerika straks ten prooi valt aan de wraakzuchtige willekeur van Trump, berg je dan maar. Ook als het ging over de omgang met het verleden, kwam ik maar weinig voorbeelden tegen waarvan ik dacht: zo moet het.
„Gelukkig waren er wel een paar uitzonderingen, zoals de omgang met het Voortrekkermonument bij Pretoria in Zuid-Afrika. Dat is een massieve vierkante steenklomp en hét symbool van de Afrikaner boeren, dus zeg maar: van de apartheid. Toen het ANC in 1994 aan de macht kwam, hadden ze kunnen beslissen: dat gaat als eerste weg. Maar ze hebben het beeld laten staan. Ze hebben er alleen iets naast gezet: hún versie van de geschiedenis. Die vertelt wel het hele verhaal: van de eerste bewoners van het land, van de witten, de blanken, of hoe je ze ook wil noemen, de hele regenboog. Er gaat veel mis in Zuid-Afrika, maar dat vind ik nog steeds onovertroffen. De andere optie om met zo’n beladen verleden om te gaan, is namelijk wraak op wraak op wraak, zoals in het Midden-Oosten.
„Ook de manier waarop de laatste tijd in Indonesië het gesprek over de geschiedenis wordt gevoerd, vind ik hoopgevend. Zij zeggen: die vreselijke ellende van het koloniale verleden hebben we gehad, maar wat ons veel meer dwars zit zijn de gebeurtenissen van 1965. Toen werden na een mislukte staatsgreep ongeveer een miljoen mensen, vermeende communisten, vermoord. Dat heeft president Joko Widodo op het eind van zijn regeringstermijn aangekaart. Niet om gerechtelijke stappen te nemen, maar als een begin van verzoening, heling. Dat spreekt mij heel erg aan.”
U zet kanttekeningen bij het grote Nederlandse onderzoek uit 2022 naar de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Daarin constateerden drie onderzoeksinstituten dat Nederland zich tussen 1945 en 1949 schuldig heeft gemaakt aan systematisch extreem geweld.
„Ik denk dat ze die conclusie naar eer en geweten zo hebben geformuleerd – en dat was al moeilijk genoeg met zo’n grote onderzoeksgroep. Er waren namelijk ook onderzoekers die verder wilden gaan, die het hele westerse kolonialisme één grote genocide vinden. Dan ontken je dat er ook paters, artsen en wetenschappers zijn geweest die goede dingen hebben gedaan. Maar wetenschappelijk nog veel belangrijker: dan ben je blind voor het onomstotelijke feit dat kolonialisme van alle tijden en van alle continenten is geweest – en nog steeds is. Het Nederlandse kolonialisme was niet uniek.
„Ik zal nooit zeggen, wat sommige Britse historici doen: als je de balans opmaakt van ons koloniale verleden, dan is die uiteindelijk toch positief. Absoluut niet. Maar je moet ook niet naar de andere kant doorslaan.”
U heeft aan de universiteiten van Leiden en Utrecht gedoceerd. Daar is die negatieve kijk op de koloniale geschiedenis de afgelopen jaren dominant geworden.
„Ja. En dat vind ik jammer. Om het zwak uit te drukken.”
En als u het sterk uitdrukt?
„Ik durf eigenlijk wel te zeggen dat het kwalijk is. Morele criteria worden verheven boven de professionele, analytische waarneming. Er wordt met oogkleppen op naar de geschiedenis gekeken.”
Waar leidt dat toe, volgens u?
„Dat leidt ertoe dat we ons blindstaren op het aandeel van Nederland in alle ellende die er ooit geweest is.”
Waarom bedreigt dat de democratie?
„Omdat dat leidt tot onderzoeksresultaten die worden verwelkomd in Moskou en Beijing. Als je stelt dat het westerse koloniale verleden het allerverschrikkelijkste is dat er ooit is gebeurd, dan speel je autocraten als Poetin en Xi in de kaart. Die hoeven niks meer te verzinnen. ‘Kijk maar’, zeggen zij, ‘ze geven het zelf toe’. Autocraten lachen zich helemaal rot om die westerse zelfkwelling. Daardoor kunnen zij de vermoorde onschuld blijven uithangen en zich zelfs als slachtoffers voordoen van het duivelse westerse kolonialisme. Terwijl Rusland zelf anno 2024 het allergrootste koloniale rijk ter wereld is en China de meest actieve kolonisator, in het bijzonder in Afrika.
„Europa scoort nog altijd het beste als het gaat om onderwerpen als de vrijheid van meningsuiting en vrije verkiezingen – dingen die voor een democratie zo belangrijk zijn. Dat is een blauwe vlek op de kaart die steeds kleiner wordt, dus we kunnen beter niet doen alsof het hier allemaal zo bijzonder erg is en was.
„Ja, het westerse kolonialisme was verschrikkelijk. Maar de hele wereldgeschiedenis is een aaneenschakeling van vrijwillige en gedwongen migratie en van gewelddadige gebiedsverovering en vrijheidsberoving. En het Westen heeft daaraan meegedaan, geholpen door zijn technologische voorsprong. Eerst met de slavernij, en daarna in de periode 1880-1960, toen Europese landen Afrika en Azië onderling verdeelden.
„Tegelijkertijd – en dat is het paradoxale en hoopgevende van het Westen – zijn er in die tijd ook humanitaire initiatieven geweest: conferenties tegen slavernij, verzet tegen slavenhandel, een conventie tegen gedwongen arbeid, de Verenigde Naties, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en niet te vergeten een heel conglomeraat aan internationale juridische instellingen in Den Haag. Dat komt allemaal voort uit die westerse democratische traditie.”
Is het niet juist ook de kracht van die traditie dat deze discussies over het verleden gevoerd kunnen worden?
„Absoluut, maar je moet je wel realiseren dat je je eigen fundament niet moet ondermijnen.”
Ondermijnde premier Rutte met zijn excuses voor het slavernijverleden dan de democratie?
„Nee, maar hij zei daarbij dat achter die excuses een komma stond, en geen punt. Dat suggereert dat er nog veel meer komt. Maar wat dan, waarom? Dat heb ik niet begrepen.”
Herstel.
„Herstel waarvan?”
Van de doorwerking van het verleden in het nu.
„Dat lijkt me op zich prima. Ik ben in principe vóór zo’n initiatief als het Slavernijmuseum dat er in Amsterdam gaat komen. Wel heb ik ernstige twijfels bij wat ik tot nu toe gelezen heb over de uitwerking ervan. Het lijkt erop dat ze daar de oude mythes willen vervangen door nieuwe sprookjes. Als je met droge ogen opschrijft dat Afrika voor de komst van de westerlingen een kraamkamer van de beschaving was – tja, dan moet je echt even wat andere boeken lezen.
„Ik zou ervoor willen pleiten dat we onder de huidige, voor de democratie buitengewoon gevaarlijke omstandigheden, voorlopig een punt zetten achter deze discussie, want de maatschappij wordt er verder door gepolariseerd. Zowel de borstkloppers als de boetedoeners trekken de samenleving uit elkaar.”
Doel van veel activisme lijkt het repareren van het verleden, maar dat kan niet
Maar wat zegt u dan tegen de nazaten van tot slaaf gemaakte mensen die last hebben van een intergenerationeel trauma en van racisme?
„Dan zeg ik dat dit erg ellendig is en dat ik me natuurlijk niet kan voorstellen hoe dat voelt, want die trein heeft mij niet getroffen. Maar er is veel intergenerationeel trauma in Nederland – ook onder nazaten van mensen die in de mijnen hebben gewerkt, of van wie de voorouders in plaggenhutten op de Drentse hei hebben geleefd.
„Dat zijn allemaal misstanden uit het verleden. Die moeten we nu zien te accepteren; ze zijn geweest. Het doel van veel activisme lijkt het repareren van het verleden, maar dat kan nu eenmaal niet.
„Het racisme dat nu in de Nederlandse maatschappij bestaat, moet bestreden worden. Maar daar heb je die geschiedenis niet voor nodig. En als het lot van slaven je na aan het hart gaat, richt je dan op de vijftig miljoen mensen die volgens de International Labour Organization (ILO) nu nog in slavernij leven.”
De historicus zegt: minder geschiedenis graag.
„Nee, maar ik wil af van die automatische koppeling aan het heden. Het is geen onvermijdelijke uitkomst, zo van: mijn voorouders waren slaaf of woonden in een plaggenhut, dús ik voel dat nog steeds. Ja, je moet het verleden zo goed mogelijk in kaart brengen en onderkennen – maar daarna moet je eroverheen stappen.
„Ik citeer in mijn boek de Franse historicus Marc Bloch. Die stelt dat de essentie van geschiedbeoefening ligt in het begrijpen en verklaren van het verleden, niet in het veroordelen ervan. Daar ben ik het mee eens.”
Historici en activisten die zich met het koloniale verleden bezighouden, denken juist dat ze strijden vóór de democratie en tégen oprukkend fascisme. Dat is toch een goede zaak?
„Ik ben ook absoluut overtuigd van hun goede bedoelingen, maar ik denk dat ze zich gruwelijk vergissen. Doorgeschoten postkoloniaal activisme jaagt te veel mensen tegen zich in het harnas, werkt daardoor als een boemerang en levert alleen maar munitie aan de tegenpartij. Niet alleen aan Poetin en Xi, maar ook aan Wilders.”
Critici zullen zeggen: die Bossenbroek heeft makkelijk praten als witte man op leeftijd. Die heeft genoeg van de discussie en wil gewoon de zwarte bladzijde omslaan.
„Dat zou betekenen dat ze mijn boek niet goed gelezen hebben. Ik ben namelijk nog veel kritischer op mensen die lijden aan het blauwgeruite-kiel-syndroom, zoals Wilders die zich liet fotograferen als Michiel de Ruyter, omdat hij het land wil ‘terugveroveren’. Hij is er willens en wetens op uit de democratie te saboteren en dat is natuurlijk nog veel gevaarlijker. Juist daarom moet je hem en zijn dictatoriale vrienden vooral niet in de kaart spelen.”
„Ik ben erg gecharmeerd van Natascha van Weezel, die in haar boek Hoe houd je je hart zacht?, dat gaat over de oorlog in Gaza, pleit voor het radicale midden. Ik ben héél erg van het radicale midden.”
U heeft nu voor het eerst een pamflet geschreven. Wat hoopt u dat ermee gebeurt?
„Ik hoop dat mensen zullen zeggen: laten we op een andere manier kijken naar het verleden. Die strijd tussen elkaar uitsluitende narratieven moet stoppen. Er mogen diverse verhalen zijn over de geschiedenis en die kunnen neerslaan in boeken, musea of monumenten. Maar eis niet het alleenrecht op het verleden op en leg dat niet dwingend op aan de rest van de samenleving.”
Bent u klaar voor de kritiek die er ongetwijfeld op uw pleidooi zal komen?
„Ik heb geen sociale media, dus van de ellende daar krijg ik niks mee. Maar ik ben van harte bereid met iedereen in discussie te gaan. Mijn overtuigingen zijn door het schrijven van dit boek niet al te zeer veranderd, maar mijn argumenten zijn sterker geworden.”
Meneer de president, wat een eer om in uw aanwezigheid te zijn op dit historische moment, zo luidt de van sarcasme druipende titel van een tekening van Beatriz González uit 1987. Daarop is de Colombiaanse president Belisario Betancur te zien, te midden van een gezelschap, met voor zich op tafel een papier – kan een wetsvoorstel zijn – en een dood lichaam. Een verschrikking ligt letterlijk voor hem, terwijl hij en zijn slippendragers net doen alsof dat niet het geval is. Sterker nog, de president zit zelfvoldaan te glimlachen.
Een jaar later zette González de scène nog wat vetter aan, in een schilderij met dezelfde titel. De kleuren zijn zo vrolijk dat ze de schijnheiligheid nog meer benadrukken. Het lijk is vervangen door een bloemstuk – wat bewijst dat in de juiste setting zelfs bloemstukken bijna sarcasme kunnen uitstralen. En die glimlach, die is nog net zo zelfvoldaan.
Een overzichtstentoonstelling van de hier weinig bekende Beatriz González (91) past bij de groeiende belangstelling in de Europese kunstwereld voor The Global South. Het Tilburgse museum De Pont presenteert haar als ‘schilder van het Colombiaanse geheugen’, een grande dame van de Latijns-Amerikaanse kunst. Een aantal monumentale schilderingen in de expositie, over oorlog en vrede, maakte ze in 2022, het jaar dat ze 90 werd. Sinds ze in 1962 begon met schilderen, hanteert ze zowel veel kleur als ook een kritische blik en politiek engagement. Geboren in 1932 maakte ze veel van de turbulente geschiedenis van haar land mee: een continue strijd tussen het regeringsleger en paramilitairen zoals de FARC, met veel drugsgeweld door machtige kartels. Die geschiedenis verwerkt ze in haar kunst.
Bloedbad
Het ‘historische moment’ uit bovengenoemde titel verwijst naar de bezetting van en gijzeling in het Paleis van Justitie in 1985 door paramilitairen, waarbij president Betancur een omstreden rol speelde. Hij voerde geen onderhandelingen, het leger reageerde met geweld, wat leidde tot een bloedbad en een grote brand. Betancur hulde zich hierna in stilzwijgen, zonder een poging de schuldigen te straffen. Waardoor justitie, of rechtvaardigheid, in meer dan één opzicht in vlammen opging volgens González – die deze kunst ongetwijfeld vol woede heeft gemaakt.
Deze twee kneiterharde kunstwerken zijn grimmiger dan het werk dat ze daarvoor maakte. Geïnspireerd door pop-art was González in de jaren zestig nieuwsfoto’s en religieuze voorstellingen gaan naschilderen met emailleverf die werd gebruikt voor reclameborden. Niet omdat ze zo graag mee wilde doen met een Amerikaanse stroming, maar als een manier om de Colombiaanse beeldcultuur te verrijken en te becommentariëren.
De overlap van high en low art vertaalde ze naar schelkleurige madonna’s en piëta’s die ze aan meubels bevestigde. Of naar een gordijnprint die ze in 1981 maakte met daarop de vorige president tussen dames in galajurken, waarmee ze wilde uitdrukken hoe hij zich verschuilde achter de schone schijn van feestjes.
Na de desastreuze brand in het Paleis van Justitie volstonden zulke ironische speldenprikken echter niet meer. De Colombiaanse geweldsspiraal verhardde, haar werk ook. ‘Rouw’, ‘De Levenlozen’ en ‘Oorlog en Vrede’ zijn drie van de thema’s waarmee de tentoonstelling haar ommezwaai laat zien.
Het is soms wel even zoeken. Vaak gebruikt González subtiele beeldelementen en symbolen die veel kijkers misschien niet zullen opvallen of kennen. Zo zien we op de presidentswerken in de achtergrond een muurschildering, zoals die in Latijns-Amerika veel gemaakt werden. In haar kritiek op het presidentiële gezelschap neemt ze zo ook nog even het muralisme op de korrel, als zijnde te spierballerig. De kippen op een schilderij van een vermoorde man verwijzen naar het feit dat lijken kippenvoer werden genoemd. En in een ander werk hangt boven doodskisten een lamp die ze overnam van Picasso’s Guernica.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Beatriz González, La corriente, 1992. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Beatriz González, La corriente, 1992. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/beatriz-gonzalez-de-91-jarige-schilder-van-het-colombiaanse-geheugen-toont-wat-geweld-met-haar-land-doet-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/11141728/data122918076-2ceb8e.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/beatriz-gonzalez-de-91-jarige-schilder-van-het-colombiaanse-geheugen-toont-wat-geweld-met-haar-land-doet-18.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/beatriz-gonzalez-de-91-jarige-schilder-van-het-colombiaanse-geheugen-toont-wat-geweld-met-haar-land-doet-16.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/beatriz-gonzalez-de-91-jarige-schilder-van-het-colombiaanse-geheugen-toont-wat-geweld-met-haar-land-doet-17.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/beatriz-gonzalez-de-91-jarige-schilder-van-het-colombiaanse-geheugen-toont-wat-geweld-met-haar-land-doet-18.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/beatriz-gonzalez-de-91-jarige-schilder-van-het-colombiaanse-geheugen-toont-wat-geweld-met-haar-land-doet-19.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/G50Xx2hhoYIKaq-DU3ZqD14cS9M=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/11141728/data122918076-2ceb8e.jpg 1920w”>Beatriz González, La corriente, 1992.
Foto’s: Juan Rodríguez Varón, Julio César Flórez
Katholieke piëta’s
Dat je die lagen niet ziet, of kunt plaatsen, hoeft geen gemis te zijn, als het werk zelf maar krachtig genoeg is.
Vaak lukt dat. De armgebaren van mensen die hun doden bergen doen denken aan katholieke piëta’s. Maar de schilderijtjes van huilende gezichten zijn vooral vlak, pathetisch. Veel krachtiger is een schilderij van een dode in een kist die door een schim wordt toegedekt met een deken waar roofdieren op geborduurd zijn. Hierdoor ontstaat een overloop tussen realiteit en droom in een wereld waarin helemaal niets meer klopt en de waanzin regeert.
Die nadruk op zo’n banaal detail als een deken werkt goed. De dood en peilloos verdriet worden nog sterker door het contrast met het alledaagse. Zoiets doet González ook in ander werk. Zo maakte ze decoratieve banden van posters met daarop vermoorde of rouwende figuren, die ze ook in het straatbeeld als posters liet plakken – de dood in lieflijke decoratie. Op een begraafplaats in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá liet ze beeltenissen aanbrengen van lijkdragers bij 9.000 graven van ongeïdentificeerde doden – een aanklacht tegen het geweld in haar land (2007-2009).
Kleinere versies van deze buitenkunst zijn op wanden in het museum geplakt. Eén muur is behangen met silhouetten van mensen die hun huisraad en eigendommen meesjouwen: de desplazados, de ontheemden die door de continue strijd in Colombia op de vlucht slaan. Mensen verworden zo tot anonieme poppetjes van wie je de afbeelding kunt blijven herhalen. Hun individualiteit gaat verloren in geweld dat doorgaat als een gebed zonder einde, of, als behang dat eindeloos, per strekkende meter, kan worden gedrukt.
Lees ook
‘Misschien zijn ze in Europa nu pas toe aan mijn werk’, vermoedt de Colombiaanse kunstenaar Beatriz González
Toen de burgers van haar geboorteplaats een standbeeld voor haar oprichtten, sprak de vader van Dolly Parton wijze woorden: „Vergeet nooit: voor de fans ben je een idool, voor de duiven ben je gewoon een plee.” Dit weerhield de vader er niet van om iedere week met een emmertje sop de duivenpoep van het standbeeld te wassen. Want trots was hij wel op zijn zingende dochter.
Bij hoge uitzondering bespreek ik een tv-programma dat vanavond pas op televisie komt, omdat ik niet kan wachten. In Dolly for President (NPO 1) gaat de Twentse countryzangeres Ilse DeLange samen met presentator Frank Evenblij op bedevaart naar de geboortegrond van hun idool. De vierdelige docuserie lijkt op de reisprogramma’s die Nick & Simon maakten. Maar DeLange brengt haar eigen klasse mee, wat zich bijvoorbeeld uitbetaalt in de prachtige liedjes die ze onderweg zingt.
Bovendien gaan de twee op pad met een serieuze onderzoeksvraag: hoe kan het dat de liefde voor Dolly Parton het enige is wat het gepolariseerde Amerika nog samenbindt? Om teleurstellingen te voorkomen, ga ik ervan uit dat de twee reizigers het veel te leuk hebben in Tennessee om serieus op de vraagstelling in te gaan. Geeft niet, ze is prikkelend genoeg om de serie bij elkaar te houden. De vraag en de antwoorden zijn trouwens al uitputtend behandeld in de geweldige podcast Dolly Parton’s America.
Toch is dit een heerlijke serie omdat ze de liefde en bewondering voor Parton zo goed overbrengt. Het duo begint in de geboorteplaats Sevierville (Tennessee) waar naast het standbeeld ook jaloersmakend veel Dolly-parafernalia te zien zijn. Overigens werd Parton niet hier geboren, maar zo’n 24 kilometer verderop, in een blokhut middenin de Great Smokey Mountains, in een doodarm gezin met twaalf kinderen. In deze omgeving is Parton hoe dan ook alom geliefd omdat ze geld geeft aan de behoeftigen en flink investeert in de regionale economie met haar pretpark Dollywood.
DeLange en Evenblij ontmoeten een schoolgenoot van Parton die vertelt dat ze op de middelbare school al een plaatselijke ster was. Hoogtepunt is een bezoek van DeLange aan het lokale radiostation waar ze samen met Partons banjospeler Gary ‘Biscuit’ Davis een breekbare versie van ‘Jolene’ brengt. Evenblij plaagt DeLange met haar oude droom om in de VS door te breken: „Je bent bijna vijftig maar er is nog hoop.”
Levenslust
Dolly Parton is 78 jaar maar denkt nog lang niet aan haar pensioen. Onlangs bracht ze een album uit met rock-covers. Haar Amstelveense leeftijdgenoten kunnen hiervoor terecht in het ouderenkoor My Generation. Het koor is onderdeel van de regionale dagbesteding voor ouderen maar maakte dit jaar een grote sprong naar nationale roem: het diende als openingsact van festival De Zwarte Cross. De hartverwarmende 2Doc My Generation (NPO 2) van Anne-Marieke Graafmans volgt op hartverwarmende, swingende wijze de weg naar het grote optreden.
Oud worden lijkt me een verschrikking, maar als ik naar de levenslustige koorleden kijk, kan ik niet wachten tot ik me bij hen mag aansluiten. Mooi zingen blijkt niet tot de vereisten te horen, maar het plezier en de liefde spatten er vanaf. We zien ze repeteren op rock- en soulhits uit de jaren zestig en we zien ze thuis rondscharrelen. Weduwe Petra oefent met een bloemetjesvaatwaskwast op ‘Stand by Me’ en vertelt dat het koor haar door de rouw om haar overleden echtgenoot sleepte.
Haar innemende koorgenote Grace staat te swingen in de keuken op ‘One Love’ van Bob Marley en legt uit wat dat lied voor haar betekent: „Je bent hier vanbinnen één met je schepper en dat moeten we ook uitdragen.” Ze deelt tijdens de repetitie zelfgemaakte Surinaamse hapjes uit omdat ze in het koor het levende bewijs ziet van de bindende kracht van de liefde.