De geest in de fles

Of je ‘u’ of ‘je’ moet zeggen? Ik schat je op de leeftijd van mijn zoon, dus ‘je’ is oké. Ik zie trouwens dat je telefoon al aan het opnemen is. Wat zeg je? Een interview waarbij je de vragen weglaat zodat het een doorlopend verhaal wordt? Je bedoelt een monoloog, ofwel dat het bij de lezer overkomt alsof ik maar wat aanklets. Over drank, ook dat nog. Goede kans dat het eruit zal zien of ik wat op heb. Schrijf in je inleiding dus ook maar op: We drinken thee, earl grey.

Wanneer ik voor het eerst alcohol dronk? Toen ik twaalf was. Ik zag mijn vader altijd vrolijk worden als hij wat had gedronken. Dat wilde ik ook wel, dus op een dag ging ik op mijn hurken bij het keukenkastje waarin zijn fles jenever stond en nam een slok. Mijn eerste associatie was de eau de cologne van mijn grootmoeder. Behoorlijk smerig, de lucht, de smaak, en het stak je tong en keel in de fik. Ogen dicht, niet ademen en snel doorslikken. Het hoorde ook bij ouder willen zijn, om diezelfde reden viste ik mijn vaders peuken uit de draaiasbak om er nog een paar intens bittere trekjes van te nemen. De as waar ze soms al een paar dagen in lagen, kleefde daarbij ook nog eens aan je lippen. Maar goed, als ik zo’n slok jenever had genomen goot ik met een lepel een beetje water in de fles zodat mijn vader niet zou merken dat de inhoud slonk. Tot bleek dat die drank daar na een paar lepels water troebel door werd. Gelukkig kreeg de fles de schuld.

Op verjaardagen was er beter spul om een lik of een slok van te nemen. Of het nou de gereformeerden van mijn vaders kant waren of de katholieken van mijn moeders kant, ze lustten allemaal een glaasje. Enkele gereformeerde ooms en tantes betreurden het dat mijn moeder was voorbestemd voor de hel, maar ze zeiden maar al te graag: „Annie, mag ik een glaasje van je eigengemaakte advocaat?” „Annie, mag ik een glaasje van die heerlijke boerenjongens van je?”

Een enkele keer kocht ik in die tienerjaren met een buurvriendje de goedkoopste witte wijn onder het mom van een cadeautje. Gordijnen dicht, platen opzetten en veel lol. Af en toe verdiende ik wat met babysitten bij een jong gezin en op een van die avonden kwam de vader eerder thuis en schonk een glas bessenjenever voor me in. In de vroege ochtend werd ik wakker van een gore lucht en bleek mijn kussen rood. Diezelfde vader pikte me een keer op met zijn auto toen ik op weg was naar school, maar in plaats van me voor de schoolpoort af te zetten reden we van Den Haag naar het carnaval in Den Bosch. Ik herinner me nog hoe ijskoud de auto was en dat ik op de stoep voor een stampvol café stond waar de regen in mijn glas bier drupte.

Halverwege de jaren zeventig beleefde ik een heel ander carnaval. Op verzoek van de Haagse Post zou ik voor de rubriek Schrijvers op stap verslag doen van het carnaval in Venlo. De verwachting was dat ik die malligheid zou afkraken, maar nee, al liep het bier soms mijn neus uit, ik heb zelden drie dagen achter elkaar zoveel gelachen. Of dat zonder bier was gelukt? Hm. Ik herinner me ineens dat er, toen ik als twintigjarige een paar maanden op de ferry tussen Hoek van Holland en Harwich in een shop werkte waar belastingvrije sigaretten, drank en parfum te koop waren, een nogal carnavalesk feest werd gehouden waarvoor de matrozen en pantryboys zich als vrouw hadden verkleed. Diezelfde jongens kwamen weleens naar me toe met de vraag of ‘shoppie’ niet kon doen of er een fles was gevallen. Het kan flink spoken op de Noordzee dus dat op een stampend en slingerend schip een fles kapot kon vallen was niet zo gek. De volgende dag kreeg ik de scherven in een krant en kon de fles worden afgeschreven. Heupflesjes whisky en wodka waren trouwens goed te smokkelen onder je kleding. Een glimlach naar de douaniers en je hand opsteken. Tot morgen, heren.

Of ik niet eens ‘drank maakt meer kapot dan je lief is’ heb ervaren? Je zal geen katers en hoofdpijn bedoelen. Tja, het werd er niet altijd vrolijker op. Mannen in je omgeving konden veranderen in vervelende, opdringerige kerels. Vrouwen deden er niet voor onder. De geest in de fles kent nu eenmaal meerdere gedaantes. Je kon er behoorlijk roekeloos van worden. ’s Nachts doorzakken en bij het eerste ochtendlicht naar het strand rijden bijvoorbeeld. Ik werd op een nacht aangehouden en moest een blaastest doen. Om alles schoot ik in de lach, om die blaastest, om het voetje voor voetje over een witte streep lopen op het politiebureau, om de rit naar een gepensioneerde, kromlopende huisarts die van zijn bed was gelicht om bloed bij me af te nemen. Dat gebeurde in een spookachtig verlicht vertrek. De hand van de arts beefde zo dat een agent de arme man bij zijn elleboog vast moest houden.

Ik heb hierna nooit meer gedronken als ik moest rijden. Ach, het is allemaal lang geleden. Vroeger dacht ik niet te kunnen schrijven zonder sigaren en drank, maar ik rook al achtendertig jaar niet meer en al bijna even lang haal ik geen sterkedrank meer in huis. Het komt steeds vaker voor dat ik dagen geen druppel drink. Af en toe een glas wijn, een spritz, een limoncello. Dat laatste mag dan exotisch klinken, in feite is het niet veel anders dan een citroentje met suiker.

Ja ja, de drank maakt wat los, ook herinneringen, maar ik denk dat je inmiddels wel genoeg tekst hebt. Kom, ik zal de thee nog eens bijschenken.



Leeslijst