Of je ‘u’ of ‘je’ moet zeggen? Ik schat je op de leeftijd van mijn zoon, dus ‘je’ is oké. Ik zie trouwens dat je telefoon al aan het opnemen is. Wat zeg je? Een interview waarbij je de vragen weglaat zodat het een doorlopend verhaal wordt? Je bedoelt een monoloog, ofwel dat het bij de lezer overkomt alsof ik maar wat aanklets. Over drank, ook dat nog. Goede kans dat het eruit zal zien of ik wat op heb. Schrijf in je inleiding dus ook maar op: We drinken thee, earl grey.
Wanneer ik voor het eerst alcohol dronk? Toen ik twaalf was. Ik zag mijn vader altijd vrolijk worden als hij wat had gedronken. Dat wilde ik ook wel, dus op een dag ging ik op mijn hurken bij het keukenkastje waarin zijn fles jenever stond en nam een slok. Mijn eerste associatie was de eau de cologne van mijn grootmoeder. Behoorlijk smerig, de lucht, de smaak, en het stak je tong en keel in de fik. Ogen dicht, niet ademen en snel doorslikken. Het hoorde ook bij ouder willen zijn, om diezelfde reden viste ik mijn vaders peuken uit de draaiasbak om er nog een paar intens bittere trekjes van te nemen. De as waar ze soms al een paar dagen in lagen, kleefde daarbij ook nog eens aan je lippen. Maar goed, als ik zo’n slok jenever had genomen goot ik met een lepel een beetje water in de fles zodat mijn vader niet zou merken dat de inhoud slonk. Tot bleek dat die drank daar na een paar lepels water troebel door werd. Gelukkig kreeg de fles de schuld.
Op verjaardagen was er beter spul om een lik of een slok van te nemen. Of het nou de gereformeerden van mijn vaders kant waren of de katholieken van mijn moeders kant, ze lustten allemaal een glaasje. Enkele gereformeerde ooms en tantes betreurden het dat mijn moeder was voorbestemd voor de hel, maar ze zeiden maar al te graag: „Annie, mag ik een glaasje van je eigengemaakte advocaat?” „Annie, mag ik een glaasje van die heerlijke boerenjongens van je?”
Een enkele keer kocht ik in die tienerjaren met een buurvriendje de goedkoopste witte wijn onder het mom van een cadeautje. Gordijnen dicht, platen opzetten en veel lol. Af en toe verdiende ik wat met babysitten bij een jong gezin en op een van die avonden kwam de vader eerder thuis en schonk een glas bessenjenever voor me in. In de vroege ochtend werd ik wakker van een gore lucht en bleek mijn kussen rood. Diezelfde vader pikte me een keer op met zijn auto toen ik op weg was naar school, maar in plaats van me voor de schoolpoort af te zetten reden we van Den Haag naar het carnaval in Den Bosch. Ik herinner me nog hoe ijskoud de auto was en dat ik op de stoep voor een stampvol café stond waar de regen in mijn glas bier drupte.
Halverwege de jaren zeventig beleefde ik een heel ander carnaval. Op verzoek van de Haagse Post zou ik voor de rubriek Schrijvers op stap verslag doen van het carnaval in Venlo. De verwachting was dat ik die malligheid zou afkraken, maar nee, al liep het bier soms mijn neus uit, ik heb zelden drie dagen achter elkaar zoveel gelachen. Of dat zonder bier was gelukt? Hm. Ik herinner me ineens dat er, toen ik als twintigjarige een paar maanden op de ferry tussen Hoek van Holland en Harwich in een shop werkte waar belastingvrije sigaretten, drank en parfum te koop waren, een nogal carnavalesk feest werd gehouden waarvoor de matrozen en pantryboys zich als vrouw hadden verkleed. Diezelfde jongens kwamen weleens naar me toe met de vraag of ‘shoppie’ niet kon doen of er een fles was gevallen. Het kan flink spoken op de Noordzee dus dat op een stampend en slingerend schip een fles kapot kon vallen was niet zo gek. De volgende dag kreeg ik de scherven in een krant en kon de fles worden afgeschreven. Heupflesjes whisky en wodka waren trouwens goed te smokkelen onder je kleding. Een glimlach naar de douaniers en je hand opsteken. Tot morgen, heren.
Of ik niet eens ‘drank maakt meer kapot dan je lief is’ heb ervaren? Je zal geen katers en hoofdpijn bedoelen. Tja, het werd er niet altijd vrolijker op. Mannen in je omgeving konden veranderen in vervelende, opdringerige kerels. Vrouwen deden er niet voor onder. De geest in de fles kent nu eenmaal meerdere gedaantes. Je kon er behoorlijk roekeloos van worden. ’s Nachts doorzakken en bij het eerste ochtendlicht naar het strand rijden bijvoorbeeld. Ik werd op een nacht aangehouden en moest een blaastest doen. Om alles schoot ik in de lach, om die blaastest, om het voetje voor voetje over een witte streep lopen op het politiebureau, om de rit naar een gepensioneerde, kromlopende huisarts die van zijn bed was gelicht om bloed bij me af te nemen. Dat gebeurde in een spookachtig verlicht vertrek. De hand van de arts beefde zo dat een agent de arme man bij zijn elleboog vast moest houden.
Ik heb hierna nooit meer gedronken als ik moest rijden. Ach, het is allemaal lang geleden. Vroeger dacht ik niet te kunnen schrijven zonder sigaren en drank, maar ik rook al achtendertig jaar niet meer en al bijna even lang haal ik geen sterkedrank meer in huis. Het komt steeds vaker voor dat ik dagen geen druppel drink. Af en toe een glas wijn, een spritz, een limoncello. Dat laatste mag dan exotisch klinken, in feite is het niet veel anders dan een citroentje met suiker.
Ja ja, de drank maakt wat los, ook herinneringen, maar ik denk dat je inmiddels wel genoeg tekst hebt. Kom, ik zal de thee nog eens bijschenken.
De Amerikaanse universiteit Harvard houdt de rug recht – daarbij gesteund door een bedrag van ruim 50 miljard dollar op de bankrekening. Dat is kennelijk het eigen vermogen dat nodig is om de dreigementen van de regering-Trump naast je neer te kunnen leggen.
De privé-universiteit uit Cambridge, Massachusetts, had vanuit Washington een ultimatum ontvangen: ze moest al haar diversiteitsbeleid schrappen, zeggenschap van „activistische” docenten verminderen, inzage geven in de toelating van nieuwe studenten, buitenlandse studenten weigeren die „vijandig staan tegenover Amerikaanse waarden”, gevoelige afdelingen laten doorlichten op antisemitisme en stoppen met het faciliteren van pro-Palestijnse studentengroepen. Anders zou de overheid haar negen miljard dollar aan contracten met Harvard opzeggen.
Afgelopen maandag liet Harvard-voorzitter Alan M. Garber in een verklaring weten niet akkoord te gaan met de eisen van Trump. Die zouden de onafhankelijkheid van zijn universiteit aantasten. „Geen enkele regering – van welke politieke kleur ook – zou moeten dicteren wat particuliere universiteiten mogen onderwijzen”, aldus Garber.
Daarin heeft hij groot gelijk. Het Massachusetts Institute of Technology (MIT) liet soortgelijke strijdbare geluiden horen, maar andere universiteiten – waaronder de niet minder voorname Columbia University uit New York – bogen wel voor de druk vanuit het Witte Huis. Zij konden het geld kennelijk niet missen. Trump reageerde op de beslissing van Harvard door twee miljard dollar te bevriezen en te dreigen met een ongunstig belastingregime.
De aanval van Trump op de universiteiten is onderdeel van een cultuuroorlog tegen de door hem en zijn aanhang verfoeide ‘elite’. Eerder al verving hij de leiding van het Kennedy Center of the Performing Arts – hij maakte zichzelf voorzitter – en droeg hij de musea van het Smithsonian op dat er in hun tentoonstellingen vooral aandacht moest worden besteed aan „Amerikaanse grootheid”. Voor zwarte bladzijden uit de geschiedenis – denk aan de slavernij – zou dan, ten onrechte, geen plaats zijn.
Zelfs het archiefwezen ontkwam niet aan Trumps dadendrang. De Archivist of the United States, het hoofd van het Amerikaanse nationaal archief, is ontslagen en wordt ad interim vervangen door Marco Rubio, de minister van Buitenlandse Zaken. Daarmee heeft Trump grip gekregen op de beslissing welke overheidsdocumenten er wel en niet bewaard worden – en dus op wat er later, door juristen of historici, over zijn regeerperiode onderzocht kan worden.
Dat universiteiten steken hebben laten vallen op het gebied van het faciliteren van de vrijheid van meningsuiting van meer conservatief ingestelde docenten en studenten, wordt inmiddels ook door henzelf erkend. Ook uitingen van antisemitisme werden niet altijd even voortvarend aangepakt. Dit rechtvaardigt echter niet wat de regering-Trump nu doet.
Het verwijt dat er niet hard genoeg zou worden opgetreden tegen antisemitisme, is inmiddels een stok geworden om de universiteiten mee te slaan. De academische vrijheid is door het optreden van Trump in het geding. Politici met autoritaire neigingen moeten weinig hebben van instituties op het gebied van kennis en kunsten, en dat lijkt bij deze president niet anders. Hopelijk krijgt het voorbeeld van Harvard navolging, want in een vrije samenleving moeten wetenschappers en kunstenaars ongehinderd door de staat hun werk kunnen doen.
‘Ik stond te springen toen ik hoorde dat we Moeder Courage gingen doen”, zegt Tamar van den Dop, lid van het vaste ensemble bij Het Nationale Theater. „Als actrice krijg je weinig kansen om complexe personages te spelen. Het is toch vaak de gekwetste ex of de vrouw van middelbare leeftijd die om zich heen slaat. En toen ik jonger was waren het maagden die zelfmoord wilden plegen omdat ze een man niet kregen. Moeder Courage is anders, gelaagder: ontroerend én hard, pervers én grappig, niet sympathiek, en op een bepaalde manier kwetsbaar. Ze behoort tot de zeldzame klassieke vrouwenrollen, dus ik was blij dat ik het mocht doen.”
In Moeder Courage, een veel gespeeld anti-oorlogsstuk uit 1939, geeft de Duitse auteur Bertolt Brecht een beeld van de ontwrichtende werking van oorlog en van de blinde hebzucht die machthebbers drijft. Hoofdpersoon Moeder Courage trekt met haar drie kinderen door oorlogsgebieden, handel drijvend vanuit haar kar. Bij Brecht is de oorlog zeventiende-eeuws, maar in de nieuwe vertaling van Han van Wieringen speelt het stuk zich af in een apocalyptisch aandoend visioen van een verwoeste wereld.
Moeder Courage is weer eens een hoofdrol voor actrice Tamar van den Dop (55). In haar carrière speelde ze vele markante rollen, in haar doorleefde, betrokken stijl, die maakt dat je altijd nieuwsgierig wordt naar haar personage. Meest recent toonde ze haar capaciteiten in de grootse soloEvery Brilliant Thing. Bekend werd ze op jonge leeftijd door haar werk buiten het theater, in films (waaronder Karakter, 1997) en tv-series (waaronder Zwarte sneeuw, 1996). Vorig maakte ze indruk met haar opzienbarende documentaire Mag ik je aanraken? over het spelen van seksscènes. Na twee korte films en twee speelfilms was het haar vijfde productie als regisseur.
In een kantoor bij de repetitiestudio van Het Nationale Theater, naast de Koninklijke Schouwburg, vertelt Van den Dop waarom ze zich zo aangetrokken voelt door de nieuwe rol, het stuk van Brecht en de regie van Liesbeth Coltof. „Moeder Courage is een moeder die moreel bochten moet maken. Ze kiest keihard voor zichzelf, desnoods ten koste van een ander. Bij Brecht is het: ‘Zie de mens.’ Nou, dit is de mens. In al zijn verschijningsvormen, ook de donkere kant.”
Moeder Courage wordt vanwege haar handeltje in eten en wapens vaak geduid als oorlogsprofiteur. „Liesbeth noemt dat het mannelijke perspectief op dit personage. Daar wil ze in haar regie mee afrekenen. Dat vind ik leuk. Want wat doet ze anders dan proberen te overleven?”
Wat voor vrouw is het voor jou?
„Iemand die controle probeert te behouden. Ze wil haar kinderen levend door de oorlog krijgen. Zorg voor jezelf, want niemand gaat voor jou zorgen, zegt ze. Dat vind ik een mooie ingang voor haar keuzes. Als ik psychologiseer – wat Brecht niet wil, maar dat is mijn werk als acteur – zie ik iemand die veel heeft meegemaakt.”
Aan jezelf denken is niet de meest bewonderde eigenschap.
„Niet voor een vrouw. Een man die aan zichzelf denkt, is sterk, een leider. Een vrouw moet zacht zijn, baarmoeder, borsten met melk, zorgzaam. Dat is een hardnekkig idee.”
Moeten we van haar gaan houden?
„Dat weet ik niet. Maar ik hoop dat ik je aan het lachen kan brengen. En dat je ontroerd bent omdat je het geworstel ziet van de mens in dit verrotte systeem.”
Wat voor moeder is het?
„Een pragmatische. Ben jij vader? Herken je dat: als shit hits the fan word je koel. In je hoofd ga je regelen. Pas als het klaar is, krijg je de bibbers. Moeder Courage heeft altijd dat koele, want ze heeft geen tijd voor bibbers.
„Een schaamteloze moeder is ze ook. Haar oudste zoon noemt ze zonder terughoudendheid haar favoriet. Omdat hij groot, sterk, breed is. En onverschrokken. Dat is wat ze nodig heeft. Ik heb twee kinderen, maar nee, geen favoriet.” Grappend: „Het wisselt per dag, afhankelijk van wie er het meeste meewerkt.
„Tegen haar dochter, die niet meer praat, zegt ze: ‘Jouw zwijgen is een zegen. Jij zult nooit je tong willen afsnijden, omdat je de waarheid hebt gezegd.’ Voor mij is dat een tegeltje van het personage. Met het publiek deelt ze wat ze denkt. Maar ze heeft geleerd dat niet hardop te zeggen.
„Ze is ook een sjacheraar, een marktkoopvrouw. Mijn moeder stond op de markt, op de Noordermarkt en de Lindengracht in Amsterdam. Dus ik ken die types wel van toen ik klein was.”
Wat herken je?
„Haar harde humor. Zegt de ene marktkoopman tegen de ander: ‘Waar is Sjaak?’ ‘Sjaak is ziek.’ ‘Wat heeft die dan?’ ‘Tering.’ ‘Tering?’ ‘Ja, tering aan zijn maag. Hij heb van zijn eigen spullen gegeten.’ En dan lachen. Terwijl ze natuurlijk erg om Sjaak geven. Bij dat soort humor voel ik me thuis. It takes a village to raise a child: de markt was mijn dorp.
„Dat volkse is mooi aan Brecht. Hoe wij het brengen, met gordijnen met hoofdstuktitels erop, neigt ook naar volkstoneel. Het is een avond met zang, dans en muziek.”
In het stuk brengt oorlog verwoesting en chaos.
„Het is misschien een privilege dat ik het kan zeggen, maar geweld is totaal nutteloos. Ik zie alleen maar nieuwe generaties met trauma’s ontstaan.”
Foto Roger Cremers
Ze verwijst naar Leedvermaak, het toneelstuk van Judith Herberg over onverwerkte oorlogstrauma’s die generaties lang doorwerken, waar ze in 2022 in speelde. „Dat heb ik van Leedvermaak geleerd. En ik weet het door mijn eigen Joodse achtergrond. Nu zijn er weer fascistoïde mannen die coûte que coûte de wereld willen platbranden. Daar zit een grote bel verdriet onder bij mij.”
Waarom?
„Ik weet uit ervaring wat intergenerationeel trauma is. Het was verdrietig om tijdens het spelen van Leedvermaak door te krijgen wat voor een immense invloed die oorlog heeft gehad. Waarom ik zo’n kleine familie heb. Waar de trauma’s van mijn ouders vandaan komen. Om te zien waar ik ze doorgeef aan mijn kinderen. En om te merken dat de geschiedenis zich herhaalt, met de oorlog in Gaza, met de terroristische aanslag op 7 oktober. Met hoe de regering-Netanyahu reageerde.” Ze slaat de handen voor haar ogen. „Dat ik dacht: ‘Nee, nee, niet doen, niet op die manier.’
„Ik maak me alleen maar zorgen om het verdriet aan beide zijden. Het is moeilijk om er woorden aan te geven. Soms haken de woorden scheef in mijn mond.”
Ze begint zinnen zonder ze af te kunnen maken. „Ik ga stotteren.” Geëmotioneerd: „Het enige wat ik kan, denk ik, is in het midden staan, handen vastpakken en menselijkheid laten zien.”
Na een slok water: „Ik ben blij dat ik in dit stuk iets kan laten zien over oorlogen waardoor volgende generaties beschadigd opgroeien.”
Je vader, die nooit in je leven is geweest, is zo iemand met een oorlogstrauma.
„Hij heeft me ooit benaderd met de vraag of ik erover wilde praten, maar daar was ik toen niet aan toe. Nu heb ik geen contact meer met hem. Maar ik weet wat het getto van Warschau met hem heeft gedaan: door zijn afwezigheid, door hoe hij met mijn moeder is omgegaan.
„Ik ben zonder vader opgegroeid. Misschien was het ook wel beter voor mij dat hij er niet was. Ik heb de naam van mijn moeder, dus dat de kinderen van Moeder Courage verschillende vaders hebben, maakt de rol ook inspirerend. Dit is nou eens een stuk waar de vader er niet toe doet. Dat ken ik. Dus ik voel me gerechtvaardigd om die rol te spelen.”
Dat ben je altijd. Je bent actrice.
„Ja, ja, maar soms wordt er gezegd: ‘Wie zijn wij dat wij dit vertellen.’ Dat is dat moraalridderige van deze tijd, waar ik niet zo goed tegen kan. Het redeneren in zwart-wit. Je bent voor of tegen. Maar de wereld is een grijze bende. Ik zie altijd een ander perspectief als ik denk iets te weten. Dan eindig ik toch weer met een vraagteken. Misschien is dat heel Joods.”
Voel je je Joods?
„Ja. Door de geschiedenis. Ik ben niet gelovig, ik wil niet in Israël wonen, maar puur doordat veel familie vermoord is. Puur omdat ik, als ik in de jaren dertig en veertig geleefd zou hebben, vermoord zou zijn. Vroeger dacht ik: ik ben Tamar, ik ben Amsterdams. Maar ik ontkende daarmee een deel van mijn identiteit. „Nu is het eng om te zeggen: ‘Ik ben Joods’.” Door wat de regering-Netanyahu doet. Het is niet in mijn naam. Het is afschuwelijk. Maar ik ben en voel me toch Joods.
„Mijn lieve moedertje, een vrouw van 84, stond onlangs tijdens de herdenking van de Februari-staking op een pleintje toen er mensen met Palestijnse vlaggen langskwamen en haar uitscholden voor fascist. Ze heeft me dat vertelt, nog natrillend. Terwijl haar oma veel familie heeft verloren. Dat de wereld dat doet, dat die lijnen op elkaar botsen in de Jordaan, is hartverscheurend. Ik probeer haar dan uit te leggen dat die mensen bang zijn, en boos. Dat het voortkomt uit pijn. Dat niet iedereen zo denkt. Dat het niet gaat om haar. Ik probeer het te relativeren.”
Dat je moeder wordt uitgescholden?
„Er is geen andere weg. Elkaar maar blijven haten, bang zijn voor elkaar en elkaar de kop inslaan, heeft geen zin. En als ik de beelden van Gaza zie, begrijp ik de woede.”
Ze onderbreekt haar woordenstroom. „Ik vind het heel eng om het hierover te hebben. Ik moet balanceren op een dun lijntje.”
Hoe blijf je overeind?
„Er zijn ook lieve mensen vanuit de islamitische hoek die mij beschermen en die zeggen: ‘Doe maar niet je Davidster om.’ Of die mij verzekeren: ‘Lieve buurvrouw, wij denken dat niet.’
„Ik zit niet in één kamp. Ik sta er tussenin. Met mijn zwarte haar werd ik als kind gezien als buitenlands. Soms werd ik er lukraak tussenuit gehaald, zoals in een museum. ‘Weg bij dat schilderij!’, werd er dan gezegd. Nu ben ik wit, een witte vrouw. Voor mijn gevoel hoor ik nergens bij en dus overal bij. Ik heb zelfs Marokkaans bloed in me, van een voorouder van vaders kant. Ik ben een mengelmoes.
Foto Roger Cremers
„Dat ik bij iedereen wil horen, is misschien mijn overlevingstactiek. Moeder Courage heeft dat ook. Die zegt: ‘De ene keer zeggen ze dit, dan dat, het zal allemaal wel.’”
Groeit het je Joods voelen nog?
„Als er meer antisemitisme is, word ik meer Joods. Omdat ik dan denk: ik moet op de anderen letten. Gaat het wel goed met ze?
„Het is goed dat ik me beter bewust ben van mijn Joodse identiteit. Het helpt me de wereld voor mijn kinderen te duiden. Het helpt me het belangrijke van het onbelangrijke te scheiden, opdat ik mijn zorgen niet bij hen neerleg.”
Is het moeilijk om vrolijk te zijn in deze tijd?
„Gelukkig heb ik ook een enorme dosis liefde voor humor meegekregen van moeder natuur. Dat is de Jordaan, waar ik ben geboren, of dat Joodse. Tiel, de eigenaar van de kroeg naast het huis van mijn moeder, is als een broer voor me. Als ik hem zie, hebben we het even over politiek, tot hij een grap maakt en we pissend van de lach op de grond liggen. Je moet ook lachen om dingen, anders word je gek.”
Is het genoeg: een anti-oorlogsstuk spelen?
„Het stuk is niet alleen anti-oorlog. Ik hoop dat je ook het mechanisme erachter ziet. Het is natuurlijk triest dat Courage roept: Als je niet voor jezelf kunt zorgen, rot dan maar op. Je mag hopen dat mensen in de zaal dan denken: ‘We moeten zien te voorkomen dat iemand wordt zoals zij.’ Ik hoop dat mensen denken: ‘Ik moet de mens blijven zien. Ik moet de menselijkheid in mezelf blijven zien.” De laatste woorden fluistert ze als in een mantra: “Zacht blijven. Zacht blijven. Zacht blijven.”
Mariene biologen en liefhebbers over de hele wereld konden in maart live meekijken toen een diepzeeduikboot beelden maakte van een doorzichtig, glasachtig wezen met oplichtende rode ogen. Deze dinsdag maakten onderzoekers bekend dat het om een Mesonychoteuthis hamiltoni ging, in het Nederlands de kolossale inktvis, die leeft in de dieptes van zuidelijke oceanen. Het is de eerste keer dat deze inktvis levend werd vastgelegd.
Het gaat om een dertig centimeter lange baby van de soort. Volgroeid kan deze voor zover bekend grootste inktvissoort ter wereld zo’n zeven meter lang worden – sommige schattingen gaan zelfs tot meer dan tien meter. Eenmaal volwassen verliest de kolossale inktvis zijn doorzichtigheid en daalt hij met roodbruine huid nog dieper af in de zuidelijke oceanen.
„Het maakt je nederig om te bedenken dat ze geen idee hebben van het bestaan van mensen”, zegt inktvisonderzoeker Kat Bolstad van de Universiteit van Auckland, een van de betrokken onderzoekers. De beelden zijn gemaakt door een internationaal team met onderzeeër SuBastian van het Amerikaanse Schmidt Ocean Institute.
Dat onderzoeksinstituut is opgericht door Eric en Wendy Schmidt, een steenrijk Amerikaans echtpaar dat bekendstaat om hun filantropie. Eric Schmidt is de voormalige topman van Google. Het echtpaar heeft een stichting waarmee het bijdraagt aan verschillende projecten op het gebied van duurzaamheid en onderzoek, zoals het Ocean Institute.
Tentakels in potvis
De bij de inktvis betrokken onderzoekers doen een poging meer van het diepzeeleven op aarde in kaart te brengen. Daarvan is nu naar schatting pas 10 procent ontdekt. Bij toeval kwam de onderzeeër op weg naar de zeebodem de jonge kolossale inktvis tegen. De duik werd onderbroken om een paar minuten aan historische filmbeelden vast te leggen.
De kolossale inktvis behoort al honderd jaar tot de ontdekte oceaansoorten. In 1925 werd de kolossale inktvis voor het eerst door een bioloog omschreven, nadat delen van de tentakels van twee van de inktvissen in de maag van een potvis in de Zuidelijke IJszee waren gevonden.
De beelden van de kolossale inktvis werden begin maart gemaakt in de buurt van de South Sandwich Islands, een Brits overzees gebied enkele duizenden kilometers verwijderd van de Zuid-Argentijnse kust. De onderzeeër kwam de inktvis tegen op ongeveer zeshonderd meter diepte. Dieper dan een mens ooit zonder duikboot gedoken is, maar relatief ondiep voor de soort.
Volwassen kolossale inktvissen begeven zich dieper in de oceaan, mogelijk ingegeven door hun grootste natuurlijke vijand: de potvis. Deze walvissoort kan tot achttien lang meter worden en duiken tot tweeduizend meter diep. Zelf leeft de kolossale inktvis van kleinere inktvissen en vissoorten.
Van de mens heeft de inktvissoort voorlopig weinig te vrezen. Hoewel niet precies duidelijk is hoeveel kolossale inktvissen er zijn, is het dier in het internationale register van bedreigde diersoorten opgenomen in de categorie ‘minst zorgwekkend’. De vondsten van stukjes kolossale inktvis in potvissen doen vermoeden dat in de diepe zeeën een omvangrijke populatie huist.
Lees ook
Onder een afgebroken ijsschots bij Antarctica krioelde het van het zeeleven