De elegante Weense wals was vroeger de wulpse dans van rebelse tieners

In elkaars armen rondjes draaien heeft de gemoederen twee eeuwen geleden flink beziggehouden. Tegenwoordig is de Weense wals vooral het toonbeeld van klasse, maar destijds kregen de mensen er nog rode oortjes van. Met zo’n vaart door een balzaal rondtollen? Schadelijk voor de gezondheid. Al die handen zomaar over elkaars lijf? Oh my! Maar deze bezwaren mochten de pret van negentiende-eeuwse tieners niet drukken. De wals kreeg heel Europa in zijn greep.

Hoe klinkt het?

De wals is de beroemdste dans in driekwartsmaat (je kunt tellen van een-twee-drie, een-twee-drie) en heeft de nadruk op de eerste tel. In Wenen hebben ze het tot drie tellen tot kunst verheven: geen van de drie tellen is daar gelijk. Na de één haast men zich naar de twee, om daar nét wat te lang te blijven hangen voordat de drie klinkt. Dit kenmerkende elastische ritme zit ze in Wenen in de haarvaten: alleen daar kunnen ze zo mooi ‘georganiseerd slordig’ spelen, zei dirigent Zubin Mehta eens.

De driedelige kadans van de wals wordt overigens af en toe doorbroken door verrukkelijke momenten waarop de muziek er juist tegenin gaat: even geen EEN-twee-drie-EEN-twee-drie, maar EEN-twee-DRIE-een-TWEE-drie. Ook belangrijk: de Weense wals is uptempo (in tegenstelling tot de veel langzamere Engelse wals), en een wals zou een wals niet zijn zonder zwierige melodieën.

Waar komt de wals vandaan?

Wenen was en is nog steeds het epicentrum van de wals. Tussen 1780 en 1810 verdriedubbelde het aantal publieke balzalen zich tot een stuk of vijftig. En of je nou kelner was of keizer, alle sociale klassen deden mee. De balzalen spinden garen bij de vriendelijke rivaliteit van componisten Joseph Lanner en Johann Strauss sr. Met de nog geraffineerdere muziek van zoon Johann Strauss jr. beleefde de wals in de tweede helft van de negentiende eeuw zijn hoogtepunt.

Zijn alle walsen bedoeld om op te dansen?

Nee, de ene wals is de andere niet. Probeer het eens met een pianowals van Chopin en je trapt geheid op elkaars tenen. Deze muziek vol rubato, het vertragen en versnellen voor meer expressie, was dan ook alleen bedoeld om naar te luisteren. Carl Maria von Weber zette de trend: zijn Aufforderung zum Tanz uit 1819, dat minutieus verklankt hoe een jonge man een meisje ten dans vraagt, verhoogde de status van de wals van sociaal vertier tot serieuze muziek voor de concertzaal.

Wat moet ik luisteren?

De Straussjes zijn nu de beroemdste, maar waren niet de enige componisten die de negentiende-eeuwers met de voetjes van de vloer kregen. Parijzenaren zwierden rond op walsen in de Weense stijl van Émile Waldteufel, Kopenhagen had Hans Christian Lumbye, en de Berlijnse balboekjes werden gevuld op muziek van Josef Gung’l. Voor wat huiselijk dansgenot kon men terecht bij Schuberts Valses sentimentales voor piano solo.

Qua orkestrale concertwalsen is het palet kleurrijk. Franz Schrekers weelderige Festwalzer und Walzerintermezzo is lekker over the top en in Debussy’s Danse profane dwarrelt een harp boven een zwoel strijkorkestje. Op TikTok doet vooral het bombastische werk het goed: meeslepende strijkers op een stevig fundament van pauken, bekkens en tuba. De echte hits? De walsen uit Sjostakovitsj’ Jazz Suite en Chatsjatoerjans Masquerade Suite.

Met ‘waltz’ intypen op Spotify kom je sowieso ook een heel eind, maar dan mis je wel wat pareltjes die geen wals heten en verstopt zitten in langere stukken. Het wervelende tweede deel uit Berlioz’ Symphonie fantastique bijvoorbeeld. Of de gespierde wals die het eerste deel uit Nielsens Derde symfonie vormt. Liever iets melancholisch? Ga dan voor het derde deel uit Dvoráks Achtste symfonie.

Extra leuk zijn de echt ondansbare walsen. Onmisbaar in je playlist zijn de hinkende, maar o zo mooie wals in vijfkwartsmaat in het tweede deel van Tchaikovsky’s Achtste symfonie en Ravels La Valse, dat fenomenaal ontspoort in een dolgedraaide chaos.

Als uitsmijter: Leroy Andersons The Waltzing Cat, een koddig orkestwerkje met miauwende violen.