De eigentijdse zwemmer in de schilderkunst baadt in een tussenwereld

Een zwembad bij nacht: een jonge vrouw zwemt in het spiegelgladde water. Door elektrische verlichting is dat water net wat lichter dan de hemel erboven. Wat indruk maakt, is precies dat licht. Hoe het uitwaaierende schijnsel van de onderwaterspotjes reflecteert op het lichaam van de nachtelijke zwemmer, is bijzonder knap op het doek gebracht door Caroline Walker (1982). Tussen de bomen op de achtergrond van het schilderij Pool Closing (2016) staat een donkere silhouet. Houdt die figuur de zwemmer, beschermend, in de gaten? Of is het een mogelijke dreiging? Het hele beeld is even paradijselijk als unheimisch – precies zoals zwemmen in de nacht kan zijn.

Eigentijdse baders bevinden zich er vaker nét tussenin, blijkt op de expositie Licked by the waves: nieuwe baders in de kunst, waarvoor museum voor modern realisme MORE in het Gelderse Gorssel werken van zo’n 65 hedendaagse schilders samenbracht. De moderne bader schippert tussen gekleed en ontkleed, tussen bevrijdende duik en knellende badkleding, tussen privé en sociaal, tussen ontspanning en politiek.

In de huidige vorm is de bader een tamelijk recent thema in de westerse kunstgeschiedenis, lichten de tentoonstellingstekst en catalogus toe. Tot in de negentiende eeuw waren Griekse en Romeinse mythen of Bijbelverhalen de enige denkbare aanleiding om (voornamelijk vrouwelijke) baders af te beelden. Vanaf midden negentiende eeuw trokken schilders naar buiten, en kregen tegelijkertijd gegoede Europese burgers meer vrije tijd, die ze onder meer aan de waterkant doorbrachten. Kort door de bocht: de klassieke bader is een begeerlijke vrouw, wier naaktheid onschuld en maagdelijkheid verbeeldt – de moderne bader is een lichtvoetige recreant. Juist die laatste is als thema heel interessant, vanwege de vele tegenpolen waarin hij baadt.

Niet alles frivool

Het is jammer dat de tentoonstelling, samengesteld door directeur van Museum MORE Maite van Dijk en kunstenaar Tanja Ritterbex, na de introducerende wandtekst behalve mooie dichtregels geen verdere zaalteksten meer biedt. Er zijn vier thema’s met abstracte titels (‘Echoes of aquatic Reverie’, ‘Riverside Rhapsody’, ‘Whispers of Water’ en ‘Embracing the Full Frontal’), maar die worden op zaal amper toegelicht. Juist op een expositie met zó’n indrukwekkende lijst internationale kunstenaars (beginnend en bekende namen), zou iets meer toelichting de werken recht doen. Het thema verdient dit ook, want het is lang niet allemaal frivole badcultuur.

Simone Kennedy Doig, Bruce, 2022.
Foto Museum More/Gunter Lepkowski

Neem het prachtige schilderij Bruce (2020) van de Britse Simone Kennedy Doig (1994). Ze schilderde het werk, van een vrouw die ontspannen op haar rug in het water dobbert, met een ongeveer even grote hond ernaast op de kade, in het huis van haar pas overleden moeder. Die combinatie van ontspanning en melancholie, het verdriet, komt over – het water is als de warme omhelzing van een moeder die er niet langer is.

De dood is ook aanwezig in het tweeluik Ripples and Waves van de in India opgeleide en in Amsterdam werkzame kunstenaar Abul Hisham. Het toont een groep mannen in rimpelend groenblauw water, overal dobberen bloemen en ananassen, de mannen zwemmen tussen ongeveer evenveel katachtigen, met wie ze soms in gevecht lijken, en soms is het duidelijk spel – op het bovenste doek houdt een man een schedel in zijn hand. Met zijn werk uit Hisham kritiek op het kastenstelsel en religieuze conflicten. Maar zonder toelichting op zaal is het de vraag of dat voor iedereen duidelijk is.

Kijken en bekeken worden

De politiek van in- en uitsluiting is ook een thema in het oeuvre van Neo Matloga (1993), woonachtig in Zuid-Afrika en Nederland. Hij maakt, met veel talent voor compositie, grote doeken van alledaagse taferelen. De gezichten van de zwarte Zuid-Afrikanen die hij afbeeldt, bouwt hij op met een collage van losgeknipte en -gescheurde ogen, oren, neuzen en monden. Hij benadrukt ermee dat onze individuele identiteit een construct is uit meerdere invloeden. Maar het is ook een verwijzing naar racistische karikaturen – een onderdrukkende blik, zo schreef Matloga eens, die hij op deze manier wil ‘onteigenen’. Het werk o bethile ka mazaza (2021) toont twee personen die liefdevol hand in hand aan het strand staan – een plek die tijdens de Apartheid voor zwarte mensen verboden terrein was.

Bobbi Essers, Living in a daydream, 2023.
Foto Museum More
Neo Matloga, o bethile ka mazaza, 2021.
Foto Museum More/Jonathan de Waart

De spanning tussen kijken en bekeken worden is op scherp gezet in het werk Ontmoeting (2022) van Falk Gernegross: we zien de rug van een topless vrouw, met recht voor haar een jongetje, met wijd open ogen en een stok in zijn handen. Die blik wordt nog eens benadrukt door twee enorme ogen op zijn T-shirt. Deze kinderlijke male gaze levert een extreem ongemakkelijke spanning op.

En dat is heel anders dan het werk van Marlene Dumas dat er vlak naast hangt: Group Show (1993) toont een groep vrouwen die over een reling hangt, de ‘groepsshow’ zou over hun veelvormige billen kunnen gaan, maar ook over een show waar zij naar kijken en die wij niet kunnen zien: prettig onverschillig tonen ze ons hun achterkant. Vivian Greven schilderde met Y O II (2024) een bijna abstract en als glanzende autolak gekleurd badpak dat tussen twee billen verdwijnt, precies op het schurende randje van gemak en ongemak.

Marie Aly, Summertime Sadness, 2023.
Foto Museum More

Kleurrijk en spectaculair is Summertime Sadness (2023) van Marie Aly: een gezichtsloze vrouw ligt op een kleedje, met haar gifgroene kikkerbenen opgetrokken, krullende tenen links en rechts. Het hangt weergaloos naast een zelfs nog net iets groter doek van Laurent Proux (Les noces solaires, 2022), waar twee knalrode figuren tussen elkaars benen lijken gevouwen. Het strand is hier ook een plek waar je juist de blikken van anderen negeert – jezelf ongegeneerd uitvouwt, op een kleedje drapeert en tot rust komt.