De ‘eeuwige jeugd’ vertolkt door senioren als Nely Koetsier (81): ‘Wie is dat oudje dat in dat raam naar me terugstaart?’

‘Ik moet even iets eten hoor, anders hou ik het niet vol straks.” Nely Koetsier (81) springt op van de bank en snelt naar de keuken. „Jij ook een kop soep?” We zijn in haar benedenwoning in Schiedam, waar overal, op sokkels en tafeltjes, beelden staan opgesteld, die ze de afgelopen jaren zelf uit steen heeft gehouwen. Beeldhouwen is een van de hobby’s die Koetsier beoefent sinds ze niet meer werkt. Ze gaat ook veel naar musea, naar het theater, gaat uit eten met vrienden, ze zit op dansles en in een zanggroep en ze is lid van een leesclub en een haikuvereniging („Ik verveel me nooit!”), maar de afgelopen twee maanden heeft ze voor niets van dat alles tijd gehad. Het beeld waar ze momenteel aan bezig is staat te verstoffen op de bok.

Ze repeteert namelijk voor Café de Verlossing, de nieuwste productie van het Amsterdamse muziektheatergezelschap Silbersee. Een dorpsopera is het, die zich afspeelt in een dorp waar de jeugd uit weggetrokken is. Het idee kwam van regisseur en artistiek directeur Romain Bischoff, Jibbe Willems schreef het libretto. De cast bestaat uit professionele musici en zangers, een koor én twaalf senioren tussen de 61 en 84, die samen ‘de eeuwige jeugd’ verbeelden; de stamgasten van het dorpscafé. Nely Koetsier is een van hen. Via dat thema, eeuwig leven, en al het gewacht dat daarbij komt kijken, stelt de voorstelling impliciet ook vragen over hoe je te verhouden tot de dood.

Het zijn lange repetitiedagen, vertelt ze, terwijl ze met haar soepkom aan de eettafel aanschuift. Sinds een paar dagen repeteren ze nu in de Havenkerk, waar de voorstelling aanstaande vrijdag in première zal gaan. Ze is blij dat de ochtenden vrij zijn, zegt ze, want haar ochtendritueel is belangrijk voor haar. „Ik zet een kopje koffie en ga daarmee heerlijk terug mijn bed in. Dan lees ik een gedicht. Ik kijk even rustig of ik nog berichtjes heb gekregen, of er nog nieuws is. Dan staar ik nog een kwartiertje voor me uit, om me voor te bereiden op de dag. En daarna doe ik een halfuur mijn oefeningen, tegen de stramheid.”

Repetitie van Café de Verlossing.

Foto’s Olivier Middendorp

Ze was vroeger coach van beroep, vertelt ze. „Ik vroeg vaak aan mensen hoe de start van hun dag eruitzag. Je kunt beter de wekker een half uur eerder zetten en de tijd nemen om op te staan, dan dat je haastig aan de dag begint. Zoiets zei ik dan. En mensen zeiden tegen me dat het ze geholpen had, dus dat zal dan wel.”

De soep is op, we moeten naar de Havenkerk. Koetsier zet er flink de pas in. Vanaf half twee worden de spelers in de kerk verwacht. Ze repeteren tot het avondeten, en na het eten, ’s avonds, spelen ze nog een complete doorloop, met alles erop en eraan: kostuums, grime, decor, licht, zenders. „Als alles goed gaat, ben ik vanavond om een uur of elf weer thuis”, zegt ze. Ze klimt via de wal de brug op („Ik neem altijd de snelste weg”) en haast zich naar de overkant. „Dit wandelingetje ernaartoe gebruik ik normaal altijd om me te concentreren”, zegt ze, „Om vast in mijn rol te komen.”

Voetbaltrainers

Een week eerder ontmoetten we elkaar in het François Haverschmidt-gebouw, een voormalig verpleeghuis, waar Nely Koetsier en de elf andere senioren gedurende zes weken onder de systeemplafonds door regisseur Romain Bischoff, bewegingscoach Juliette van Ingen en regie-assistent Florian Slangen voor hun rollen werden klaargestoomd. Het trio hanteerde daarbij niet bepaald fluwelen handschoentjes. Terwijl de twaalf ouderen zich al zingend, musicerend en dansend door het script heen werkten, stonden Bischoff en Van Ingen als voetbaltrainers aan de zijlijn: wijdbeens, driftig knippend met de vingers als er iemand bij de les moest worden gehouden, binnensmonds vloekend wanneer iemand weer eens een regieaanwijzing vergat.

Ze behandelen ons als professionele spelers. Het moet gewoon goed zijn, met minder nemen ze geen genoegen

Nely Koetsier
amateurspeler bij Silbersee

Koetsier: „Weet je wat het is: ze behandelen ons als professionele spelers. Het moet gewoon goed zijn, met minder nemen ze geen genoegen. Je voelt je serieus genomen. Snap je? En ze behandelen iedereen, en elkaar, met zo veel respect, en aandacht. Dat is echt zeldzaam hoor. Ik heb veel groepsprocessen gecoacht, dus ik weet waar ik het over heb. Het is bijzonder als er bij de leiding een gunfactor bestaat. Geen afpakfactor. Je voelt je enorm gezien door hen. Iedereen voelt dat zo.” Ook acteertechnisch heeft ze veel geleerd, vertelt ze. „Je weet natuurlijk van tevoren wat je gaat spelen, maar het moet eruitzien alsof het idee ter plekke in je opkomt. Dat was nieuw voor me. Dat heb ik geleerd van Romain.”

Repetitie met rechts Nely Koetsier.

Foto Olivier Middendorp

Koetsier past die les onder andere toe in haar monoloog; een scène waarin haar personage haar verwarring over haar eigen spiegelbeeld onder woorden brengt. ‘Als ik mezelf bekijk, herken ik mezelf niet eens’, is de tekst. ‘Wie is dat oudje dat naar me terug staart in dat raam? Is het nog wel een mens, of is het boom geworden?’ Koetsier speelt de monoloog in het repetitielokaal met een onverzettelijke glimlach; met brede armgebaren zet ze de woorden kracht bij. „Die tekst is natuurlijk heel herkenbaar”, zegt ze. „In de spiegel kijken is niet zo leuk als je in de tachtig bent. Je voelt je nog gewoon jong. Je hebt nog steeds allerlei stoute gedachten, dat gaat gewoon door. Maar in de spiegel zie je hoe de boel afbrokkelt. Daar heb ik best moeite mee gehad.”

Praten over de dood

Het is niet het enige wat haar zwaar valt aan het ouder worden. „Ik ben op een leeftijd waarop de dood veel voorkomt, zal ik maar zeggen. Je kring wordt kleiner. Dat is allemaal niet dramatisch, het hoort erbij, maar je moet er wel mee leren omgaan, om het voor jezelf leuk te houden. Je moet zorgen dat je bezig blijft.”

Praten over de dood, een van de thema’s in de voorstelling, is niet iets wat Nely Koetsier afschrikt; als coach was ze jarenlang gespecialiseerd in rouwverwerking. „Tegenwoordig word je doodgegooid met de dood”, ze lacht, „maar eind jaren tachtig bestond er nog bijna niets op dat vlak. We waren echt pioniers. Mijn werk bestond voornamelijk uit luisteren. En vragen stellen. Als iemand een dierbare verliest, durven mensen er vaak niet naar te vragen. Terwijl je over je gevoelens moet kunnen praten, om iets te verwerken. Vaak wordt er na een halfjaar gezegd: grut, zit je daar nou nóg mee? Ik zei altijd: als mensen meer tijd en rust hadden gehad om naar elkaar te luisteren, dan was ik helemaal niet nodig geweest.”

Repetitie van Café de Verlossing.

Foto Olivier Middendorp

„Kan ik je nu alleen laten?” We zijn bij de kerk, Koetsier wordt vrolijk verwelkomd bij de ingang. Binnen, onder de enorme glas-in-loodramen, heerst bedrijvigheid. Zangeres Fanny Alofs warmt onder de houten kansel haar stem op, een groepje spelers navigeert een bootje op wielen door de middenbeuk van de kerk. Componist Akim Moïseenkov studeert met Simon, een van de senioren, een ritme in. Koetsier schiet een kamer in om zich om te kleden.

Even later komt ze weer naar buiten, in de creatie die Bart Hess voor haar personage ontwierp: een volumineuze jurk van blauw-witte plastic zakken, een strik in het haar. Ze paradeert er opgetogen in rond. „Dat is wat ik zo leuk vind aan de voorstelling”, zegt ze. „Het gaat wel over de dood, maar die kleding, het decor, de liedjes, de dansjes – het is allemaal zo absurdistisch, dat het nergens zwaar wordt. Het is gek. Het is verrassend. Ik vind het een fantastisch stuk.”

Ze voegt zich bij de andere spelers, die klaarstaan om ‘Het lied van de barman’ te repeteren. „Vier met ons het leven”, zingen de in bonte kleding gestoken senioren uit volle borst, in koor. „Laat ons lachen om de dood/ zolang er lucht is, is er adem/ zolang er drank is, is er hoop!”

„Ik rekende gisteren uit dat het over een ruime week allemaal alweer afgelopen is”, zegt Koetsier. „Dan hebben we de laatste voorstelling gespeeld. Gek, toch? Het is in zo’n korte tijd zo’n groot onderdeel van mijn leven geworden. Ik ben best een beetje bang voor het gat waar ik in ga vallen, als het straks afgelopen is.” Dus is ze zich voorzichtig aan het oriënteren, vertelt ze; misschien zijn er vergelijkbare projecten, waar ze aan mee zou kunnen doen. Uit voorzorg heeft ze ook al de nodige afspraken staan, de komende weken. Een weekend naar een thermaalbad, een weekje Oerol. Bezig blijven. Niet op de bank gaan zitten.

Koetsier: „Mijn motto is altijd geweest: een brug die je niet oversteekt, is een gemiste kans op een ander leven. Ik heb veel bruggen overgestoken. Overal ervaringen opgedaan. Dat is leven, vind ik. Nieuwe dingen leren. Ervaringen opdoen. Dát is wat blijft.” Met iets van weemoed bekijkt ze haar medespelers, wat verderop in de kerk. Romain Bischoff tikt op een microfoon. „Even allemaal centraal!”, galmt het door de kerk. Koetsier springt op en voegt zich bij de groep.

Repetitie van Café de Verlossing.

Foto Olivier Middendorp