Wat vindt u nou van ‘de vroege Verdi’? Grote kans dat het antwoord is: niet zo veel. Veel van zijn eerste opera’s worden niet zo vaak uitgevoerd. Nabucco misschien wel, of Macbeth, maar de echte klappers als Rigoletto of Aida zijn van later tijd. Wie dat niet lekker zit en graag een stoomcursus in dat vroege werk wil, kan nu terecht in operahuis De Munt in Brussel.
Uit Verdi’s eerste zestien opera’s hebben ze daar een heel nieuw werk gesmeed: een ‘pasticcio’. Maar geen angst: er wordt in de communicatie benadrukt dat er geen noot aan de muziek veranderd is. En ook het nieuwe verhaal is helemaal in de geest van de vroege Verdi. Met heldentenor en tragische sopraan, soapachtige liefdesdriehoek, dramatische familieverhoudingen en politieke onderstromen.
De eerste avond, Rivoluzione, ging over een groep Italiaanse vrienden tijdens de revolutie van 1968. Iedereen is verliefd op de radicale Laura, haar broer Giuseppe loopt over naar de autoriteiten, haar liefje Carlo wordt doodgeschoten door de politie maar blijkt toch weer te leven, het opstandige volk schreeuwt onophoudelijk op de barricades, oftewel: veel dramatische potentie.
Het is namelijk een geweldig idee om met oude elementen iets nieuws te creëren waardoor de muziek in een nieuwe context een nieuwe impuls krijgt. Maar dat is niet wat de avond in De Munt leverde.
Vermoeiend
Het resultaat was een vermoeiende, moeilijk te volgen parade van emotionele hoogtepunten en dramatische dieptepunten die drie en een half uur duurde. Dat bij een zelf samengestelde opera de makers zich qua lengte zo hebben laten gaan, is vrij onvergeeflijk.
En de vroege Verdi grossierde blijkbaar in expressieve uitbarstingen. Tegen het eind ben je als publiek lamgeslagen. Volkomen onduidelijk is het wat de staat van de revolutie nou is, wie wiens liefde precies verraden heeft, maar één ding lijdt geen twijfel: iedereen is op de toppen van zijn zenuwen. De muziekstukken werden met videobeelden met veel gesproken uitleg aan elkaar geweven, maar er kwam geen flow in.
Deels kwam dit omdat de toeschouwer vaak hard moest werken om de teksten van de aria’s en koorwerken in hun nieuwe context te laten passen. De sentimenten rond liefdesmoraal en religie van de jaren zestig zijn gewoon heel anders dan in 19de-eeuws Verdiaans Italië.
Maar als de teksten minder hadden afgeleid, en ze wel hadden gedurfd die aan te passen, waren er wel andere stoorzenders. Bijvoorbeeld de inzet van de ‘diverse groep urban dancers’ zoals ze in het programmaboekje worden genoemd, die de innerlijke roerselen van de personages ook nog dansend uitbeelden. Waarom nog meer prikkels in deze overdaad? Vooral bij de (helaas zeldzame) verstilde momenten in de aria’s, leidde de dans af. Wat voegden ze aan het toneelbeeld toe, anders dan de cynische indruk dat de regisseur ‘iets met jongeren’ wilde doen?
Contemplatie
De tweede avond, Nostalgia, bood een tweede kans. Deze avond geen actie, maar contemplatie. De vrienden van weleer komen jaren later samen in een galerie. Ze peinzen over wat er nog over is van hun idealen, nu ze zelf de welvarende, machtige, en gezapige status quo vormen. En over de dood van de revolutionaire Laura, die zich aan het eind van de vorige avond in een menigte opblies met de bom in haar vioolkoffer.
Hier klonk veel muziek uit Macbeth, die in zijn opera immers ook veel aan het peinzen is over het verleden. Alleen ontstaat hier het probleem dat het drama waar Macbeth mee kampt – schuldgevoel over een moord – van een heel andere orde is dan het schuldgevoel over het verraden van linkse idealen. Er werd in de gesproken video-intermezzo’s tussen de aria’s veel moeite gedaan de sentimenten in de muziek in het nieuwe verhaal te laten passen, maar het bleef geforceerd, en daarmee kwam het weer op het bordje van het vermoeide publiek om dit sluitend te maken.
Dit was allemaal te verteren geweest als het was gecompenseerd met muzikale brille. En er waren zeker prachtige momenten te beleven. Vooral de vrouwen leverden: de aria’s van sopraan Gabriela Legun waren twee avonden op rij absolute hoogtepunten. Sopraan Helena Dix wist in Nostalgia vocaal echt wel raad met de aria’s van Lady Macbeth, en tenor Enea Scala als revolutionaire Carlo verdient een eervolle vermelding. Maar niet alle zangers waren even indrukwekkend, het orkest was zeker de eerste avond blij vlagen flink te hard, de fluit in de hoogte onaangenaam schel. En zo kon zélfs het slotstuk – ‘Va, pensiero’ uit Nabucco, met recht de ultieme vroege-Verdi-banger – de dubbele avond niet meer redden.